Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bosken en Het theatre (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bosken en Het theatre
Afbeelding van Het bosken en Het theatreToon afbeelding van titelpagina van Het bosken en Het theatre

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.14 MB)

XML (1.97 MB)

tekstbestand






Editeur

W.A.P. Smit



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bosken en Het theatre

(1979)–Jan van der Noot–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 110]
[p. 110]

Ga naar margenoot*Al muy Mag. Generoso y Doctissimo Varon el Señor, Don Ioan vander Noot. Ga naar voetnoot*

Sonet.
 
Lo qué agorá as mostrado de reposo
 
Vander Noot, de virtud y de prudentia,
 
De consejo en la Ley, y de scientia,
 
De benigno, discreto, y de animoso:
5[regelnummer]
Quanto de tu liuaje Generoso,
 
De tu Poema diuina y alta eloquentia,
 
En lo passado vy por excellentia,
 
En nuestro conuersar dulce y sabroso.
 
Lo qué ay de nuenó en ty admirable veo,
10[regelnummer]
Es que siendo priuado del ameno
 
Schaldis, y su Ribera verdé y umbrosa,
 
Dissimulas tu absentia y tu desseo,
 
Con vn Rostro jocundo y muy sereno,
 
Mas l'alma por tu partir no esta llorosa.
 
 
 
Seruidor de V.S.
 
Luis Franco, Lusitano.
[pagina 111]
[p. 111]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Ga naar margenoot*Elegie.

 
Wat mochtmen iemant toch hier wenscen op der eerden Ga naar voetnoot1
 
Ergher dan dat hy had een wyf vol van houerden? Ga naar voetnoot2
 
Fier, dubbel en doortrapt, spytich, erch ende fell: Ga naar voetnoot3
 
Die traech waer totter deucht, en tot de boosheyt snel Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En die van smorghens vroech tot dat sy tsnachts gaet slapen,
 
Sonder redene kijft tseghen maerten en cnapen: Ga naar voetnoot6
 
En heuren goeden man voor alle deucht en goet, Ga naar voetnoot7
 
Alle onbeleeftheyt toont en alle leet aendoet. Ga naar voetnoot8
 
Twaer beter in een bosch te woonen by de beyren, Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Oft by de leeuwen fel int velt hem te gheneyren, Ga naar voetnoot10
 
Oft alleen onder tdack oft in een woest vremt lant, Ga naar voetnoot11
 
Dan by een toornich wijf, erch en sonder verstant. Ga naar voetnoot12

Elegie. Ga naar voetnoot*

 
Wat mochtmen iemant toch hier wenschen op der eerden
 
Beter dan dat hy had' een vrouwe goet vol weerden? Ga naar voetnoot2
 
Seer minnelyck en seer suet, vyant der boosheyt fel, Ga naar voetnoot3
 
Die alle ondeuchden vliet, volghende de deucht snel,
5[regelnummer]
En die van tsmorghens vroech tot dat sy tsnachts gaet slapen
 
Voorsichtelyk regeert, huys, maerten ende cnapen: Ga naar voetnoot6
 
En heuren weerden man alle ghemack aendoet, Ga naar voetnoot7
 
Alle vrientschap en vreucht, alle eere en alle goet.
 
Al waermen in een bosch daer woluen en beeren, Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Tieghers en leeuwen fel loopen en heur gheneeren, Ga naar voetnoot10
 
Oft ergens onder tdack oft in een woest vremt lant,
 
Men sou wesen gepaeyt deur heur deucht en verstant. Ga naar voetnoot12

Apodixe. Ga naar voetnoot*

 
Der hoeren mont
 
Is een seer diepe grachte, Ga naar voetnoot1-2
 
En sy deurwont
 
Der dwaser hert met crachte: Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De mensch die sneeft Ga naar voetnoot5
 
Deur veel oneerbaer voeren Ga naar voetnoot6
 
Die hem begheeft Ga naar voetnoot7
 
Tot de liefde der hoeren.

Apodixe. Ga naar voetnoot*

 
Vrouwen die sottelyck
 
Heurlieder vleesch vercoopen,
 
Cryghen bespottelyck Ga naar voetnoot3
 
Vuyl plaghen swaer met hoopen: Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Van vremde pollen fraey, Ga naar voetnoot5
[pagina 112]
[p. 112]
 
Guyten en ruffianen, Ga naar voetnoot6
 
Cryghen sy theurder schaey, Ga naar voetnoot7
 
Spaensche en Napolitanen. Ga naar voetnoot8

Viereyn. Ga naar voetnoot*

 
Ist dat te hebben langhen baert
 
Iemanden wys en cloeck doet schynen, Ga naar voetnoot2
 
Zoo mach den bock van vuylen aert Ga naar voetnoot3
 
Worden gheacht vol van doctrynen. Ga naar voetnoot4

Ga naar margenoot*Epigramme. Ga naar voetnoot*

 
Hebbende sulcken blauwen snuyt, Ga naar voetnoot1
 
Vliet de fonteynen vuylen ghuyt, Ga naar voetnoot2
 
En spieghelt v int water niet,
 
Want ist dat ghy v seluen siet
5[regelnummer]
Ghy sult als Narcissus die vloot Ga naar voetnoot5
 
Steruen, hatende v totter doot. Ga naar voetnoot6

Ronsard.

 
Si nourrir grand' barbe au menton
 
Nous fait Philosophes paroistre,
 
Vn bouc barbasse pourroit estre
 
Par ce moyen quelque Platon.
 
(Laumonier, II, pag. 56)

Ronsard.

 
Ayant tel crochet de naseaux
 
Fuy les fonteines et les eaux,
 
Et ne te mires en leur bord:
 
Si ton visage tu mirois,
 
Comme Narcisse tu mourrois,
 
Te haïssant iusqu' à la mort.
 
(Laumonier, VI, pag. 196)
[pagina 113]
[p. 113]

Probleme oft Dialogisme. Ga naar voetnoot*

 
Segt my toch deucht en eere, Ga naar voetnoot1
 
Waeraf vliet ghy soo seere? Ga naar voetnoot2
 
Seght my toch wat ghy haet,
 
En soo seer versmaet?
5[regelnummer]
Venus en Bachum mede Ga naar voetnoot5
 
Vliede ick en de slaepstede. Ga naar voetnoot5-6 Ga naar voetnoot6
 
Die deucht en deere vliet die moet tot alle tyen Ga naar voetnoot7
 
Schouwen d'oneerbaerheyt, traecheyt en brasseryen. Ga naar voetnoot7-8 Ga naar voetnoot8

Vireyn.
[Voor versregels in bedoelde volgorde: aant.] Ga naar voetnoot*

 
Sydy int eten ras en snel Ga naar voetnoot1
 
En int loopen traech int ontcnopen, Ga naar voetnoot2
 
Soo moet ghy met de voeten wel Ga naar voetnoot3
 
Eten, en met den tanden loopen. Ga naar voetnoot3-4
 
 
 
Ghelyck t'Castilliaens ver wt is d'beste Spaens,
 
Ghelyck oock het Tuscaens is dbeste Italiaens, Ga naar voetnoot2
 
Ghelyckmen te Lyons spreect het beste Francois, Ga naar voetnoot3

Ronsard.

 
Si tu es viste à souper,
 
Et à courir mal-adestre,
 
Des pieds il te faut repaistre,
 
Et des léures galoper,
 
 
 
(Laumonier, II, pag. 58)
[pagina 114]
[p. 114]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Alsoo wordt in Brabant met d'aldersuetste voys, Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ghesproken en ghebruyct het alder beste duyts. Ga naar voetnoot5

Ga naar margenoot*M.P.R.A. Mons. V. Noot. Ga naar voetnoot*

 
Le bon Esprit qui Vander Noot gouerne,
 
Combien qu'il soit encores bien moderne, Ga naar voetnoot2
 
Le faict passer en bonne Poesie, Ga naar voetnoot3
 
Les bons esprits de France & d'Italie.

Vireyn. Ga naar voetnoot*

 
Wilt ghy weten wat wech bereyt Ga naar voetnoot1
 
Den rycken mensch tot ermoy leyt? Ga naar voetnoot2
 
Groote huysen en sloten bouwen,
 
Veel knechten en banketten houwen.

Epigramme.
[Voor versregels in bedoelde volgorde: aant.] Ga naar voetnoot*

 
Niemanden niet schuldich te wesen Ga naar voetnoot1
 
Dat is het beste goet ghepresen, Ga naar voetnoot2
 
Het tweede, niet ghehout te syn, Ga naar voetnoot3
 
Sonder maeschap ist derde fyn: Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die dit verstaet en hem can wachten, Ga naar voetnoot5

Ronsard.

 
Veux-tu sçauoir quelle voye
 
L'homme à pauureté conuoye?
 
Esleuer trop de Palais,
 
Et nourrir trop de valets.
 
(Laumonier, II, pag. 55)

Ronsard.

 
Aux creanciers ne deuoir rien,
 
Est de tous biens le premier bien:
 
Le second n'estre en mariage,
 
Le tiers, de viure sans lignage.
 
Mais si vn fol se veut lier
 
Sous Hymenée, il doit prier
 
Qu'argent receu, dessous la lame
 
Le iour mesme enterre sa femme.
 
Celuy qui cognoist bien ceci,
 
Vit sagement, et n'a souci
 
Des atomes, ny s'Epicure
 
Cherche du vuide en la Nature.
 
(Laumonier, II, pag. 55)
[pagina 115]
[p. 115]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Leeft wysselyck, en mach hem achten Ga naar voetnoot6
 
Wel gheluckich daghen en nachten, Ga naar voetnoot7
 
Deur vreets verpachten. Ga naar voetnoot8

Vireyn. Ga naar voetnoot*

 
Ryckdom die moeder syt van de flatteerders quaet, Ga naar voetnoot1
 
Dochter van anxt en druck, en sorge vroech en laet: Ga naar voetnoot2
 
V te hebben maect ons groote vreese in ons herte, Ga naar voetnoot3
 
Te deruen v, maect ons benautheyt, pyn, en smerte.

Epigramme. Ga naar voetnoot*

 
Veel beter ist benyt te syne dan beclaecht,
 
Diemen beclagen hoort sietmen altijts geplaecht,
 
Ga naar margenoot*Maer diemen siet benyt, hebben voorspoet int leuen.
 
Nymmermeer O myn God en laet my syn verheuen
5[regelnummer]
Te hooghe, noch en laet my tot gheen ermoy comen: Ga naar voetnoot5
 
Den middelbaren staet heb' ic voor best ghenomen: Ga naar voetnoot6
 
Den hoogen staet vol prachts is vol vreesen en sorgen,
 
En een versmaetheyt groot comt den leegen verworgen. Ga naar voetnoot8

Probleme.
[Voor versregels in bedoelde volgorde: aant.] Ga naar voetnoot*

 
Waeromme schildertmen in de Poeterye
 
De schooné Venus, suet lachendé int aenschyn, Ga naar voetnoot2

Ronsard.

 
O mere des flateurs, Richesse,
 
Fille de soin et de tristesse,
 
T'auoir est vne grande peur
 
Et ne t'auoir grande douleur.
 
(Laumonier, VI, pag. 195)

Ronsard.

 
Trop plus que la misere est meilleure l'enuie,
 
Ceux qui sont enuiez ont vne heureuse vie:
 
On a touiours pitié de ces pauures chetifs.
 
Puisse-ie n'estre ô Dieux, des grands ni des petits,
 
‘La mediocrité fait la personne heureuse:
 
‘Le haut degré d'honneur est chose dangereuse,
 
‘Et le trop bas estat traine ordinairement
 
‘Pour sa suite vne injure et vn mesprisement.
 
(Laumonier, VI, pag. 196)
[pagina 116]
[p. 116]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Heur beelt vergult, dooge ooc aenlockende ende blye? Ga naar voetnoot3
 
Om gheen oorsaké en is daensicht lachende fyn, Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dan om der vryers hert tot liefden te berueren: Ga naar voetnoot5
 
D'oogé heeft sy seer suet, minlyck ende niet wreet, Ga naar voetnoot6
 
Om te doen branden heet, diese siet tallen uren: Ga naar voetnoot7
 
Vergult is sy want (siet) om gheluckich ghereet
 
Te syn in liefden vast, moetmen tgout met hem vueren. Ga naar voetnoot8-9 Ga naar voetnoot9

Ode.
[Voor versregels in bedoelde volgorde: aant.] Ga naar voetnoot*

 
Veel menschen draghen hier
 
Menich wreet en wilt dier Ga naar voetnoot2
 
In heur wapens ghegheuen, Ga naar voetnoot3
 
Als Tyghers, Arents snel,
5[regelnummer]
Leeuwen en Luypaerts fel, Ga naar voetnoot5
 
Deur hoochmoet voorts ghedreuen: Ga naar voetnoot6
 
Maer de Poeten vroet Ga naar voetnoot7
 
Draghen een swane goet, Ga naar voetnoot8
 
Wit, suyuer, net en pure Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Op een velt van Asure.

Alciatus.
(Insignia Poetarum. Emblema CLXXXIII)
[Voor versregels in bedoelde volgorde: aant.]



illustratie

 
Gentiles clypeos sunt qui in Iouis alite gestant,
 
Sunt quibus aut serpens, aut leo, signa ferunt:
 
Dira sed haec vatum fugiant animalia ceras,
 
Doctaque sustineat stemmata pulcher Olor.
 
Hic Phoebo sacer, & de nostrae regionis alumnus:
 
Rex, olim, veteres seruat adhuc titulos.
[pagina 117]
[p. 117]

Ga naar margenoot*Wtlegghinghe.

1Signes was hier voermaels een Coninck ende broeder van Ga naar voetnoot1 2 Phaeton, ende is nv eenen Riuier voghel seer suetelyck singhende, Ga naar voetnoot2 3 seer wit ende suyuer Phebo toeghewydt die Prince der Musen Ga naar voetnoot3 4 ende Poeten is. Die welcke nv de swane in heur wapen dragen, Ga naar voetnoot4 5 want sy syn eel, heerlyc ende worden met lauriere gecroont als Ga naar voetnoot5 6 Keysers ende Coninghen, ende ghebruycken sulcken vryicheyt Ga naar voetnoot6 7 int schryuen als de Keysers int doen ghebruycken ende maken Ga naar voetnoot7 8 orloghe met gheschriften, gelyck de Coningen met wapen: sy Ga naar voetnoot8 9 beminnen de riuiren, bemden, ende lustige plaetsen: sy syn Ga naar voetnoot9 10 suyuer ende blinkende, ende singhen seer suetelyck in heur Ga naar voetnoot10 11 welluydende verskens.

Apodixe. Ga naar voetnoot*

 
Goeden lof en goey fame, Ga naar voetnoot1
 
En eenen goeden naem,
 
Volghen na sonder blame Ga naar voetnoot3

‘......At Poëtis Olor est candidus, Phoebo sacer, quique Regi quondam nomen dedit; animi puritatem repraesentat, qualis in Poëta sacro debet esse, qui suos omnes labores ad Phoebum literarum Praesidem, &, vt loquuntur Graeci, μουσαγετήν referre debet............ Cycnus Ligurum Rex, in Gallia transpadana, Musicae laude clarus: qui cum decessisset, ab Apolline in sui nominis auem mutatus creditur, ait Pausanias in Atticis. Aliam caussam 2. Metamorph. Ouid. adfert......’

(ed. 1581 Antwerpen, pag. 635-637)

[pagina 118]
[p. 118]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
De goey menscen bequaem: Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die hier voorsichtich leuen, Ga naar voetnoot5
 
En de deucht volghen meest: Ga naar voetnoot6
 
En voorts worden ghedreuen Ga naar voetnoot7
 
Van eenen goeden gheest. Ga naar voetnoot8

Apostrophe. Ga naar voetnoot*

 
Met twee serpenten fraey, Ga naar voetnoot1
 
En met twee hoornen meé Ga naar voetnoot2
 
Van oueruloedicheyt,
 
Ga naar margenoot*Met noch twee vleughels gaey Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Op d'een en dander steé, Ga naar voetnoot5
 
Tot vlieghen wel bereyt, Ga naar voetnoot6
 
Is O Mercury goet Ga naar voetnoot7
 
Verciert v caducee: Ga naar voetnoot8
 
Waermen wt weten moet
10[regelnummer]
Dat menschen wel ter spraken
 
Die wijs syn, ouervloet
 
Cryghen van alle saken.

Alciatus.
(Virtuti fortuna comes. Emblema CXVIII)



illustratie

 
Angvibvs implicitis, geminis caduceus alis
 
Inter Amaltheae cornua rectus adest.
 
Pollentes sic mente viros, fandique peritos
 
Indicat, vt rerum copia multa beet.
 
(ed. 1581 Antwerpen, pag. 426)
[tekstkritische noot]Al muy Mag...... Varon. 9. nuenó - T nueuó

margenoot*
[G.4.ro]
voetnoot*
Prof. Dr. C.F.A. van Dam verplichtte mij door een vertaling van dit Spaanse sonnet en door mededeling van het weinige dat omtrent de dichter daarvan bekend is. Luiz Franco Corréa was een Portugees dichter, volgens zijn eigen zeggen zeer bevriend met Camôes, met wie hij omstreeks 1557 in Voor-Indië is geweest. Meer dan dertig jaar was hij bezig met de samenstelling van zijn Cancioneiro, een omvangrijke verzameling van contemporaine, grotendeels lyrische poëzie, waarvan het manuscript in de Bibliotheca Nacional te Lissabon wordt bewaard. Dat Franco, behalve in het Portugees, ook in het Spaans dichtte (zoals o.m. dit sonnet van hem bewijst), is in die tijd bij Portugese dichters geen uitzondering. - In Van der Noots' Poeticsche Werken van 1581-1585 is het bovenstaande sonnet (dat ook nog in Das Buch Extasis is opgenomen) gedagtekend: ‘De Valencia en l'año 1570’. Een tweede Spaans sonnet van Franco voor Van der Noot komt voor in de Poeticsche Werken van 1588 (het door Vermeylen, pag. 152 sub C, vermelde exemplaar is bij de brand der Leuvense bibliotheek verloren gegaan) en 1594. Op welke wijze beide dichters contact met elkaar hebben gekregen, valt uit de beschikbare gegevens niet na te gaan. Prof. van Dam acht het niet uitgesloten ‘dat Franco's literaire contact met Antwerpen zijn oorsprong vond in een commerciële post, die hij in de Schelde-stad bekleedde’, waar reeds in het begin der 16de eeuw een bloeiende Portugese factorij gevestigd was. De inhoud van het sonnet luidt als volgt:
 
Aan de zeer doorluchtige, edele en zeergeleerde heer,
 
de Heer Don Jan van der Noot.
 
Sonnet.
 
Wat Gij tot nog toe aan bezonkenheid getoond hebt,
 
Van der Noot, aan deugd en aan wijsheid,
 
Aan kennis der wet en aan wetenschap,
 
Als een beminnelijk, verstandig en voortvarend man,
 
Alles van uw edel geslacht,
 
(En) de goddelijke en verheven welsprekendheid van uw verzen,
 
Ik heb dat in het verleden bij uitstek leren kennen
 
In onze aangename en kostelijke gesprekken.
 
Het nieuwe, dat ik (thans) als iets bewonderenswaardigs in u zie,
 
Is dat, ofschoon Gij gescheiden zijt van de lieflijke
 
Schelde en haar groene en lommerrijke oever,
 
Gij uw heimwee en verlangen (naar uw land) verbergt
 
Achter een opgewekt en kalm gelaat.
 
Maar de ziel is niet bedroefd dat Gij vertrokken zijt.
Uw dienaar
Luis Franco,
Portugees.
[tekstkritische noot]Wat mochtmen.... ergher dan. 11. onder tdack - T onder t'ack
Vrouwen die sottelyck. 4. hoopen: - T hoopen,

margenoot*
[G.4.vo]
voetnoot1
mochtmen: zou men kunnen
voetnoot2
vol van houerden: hovaardig
voetnoot3
fier: wild, onhandelbaar; dubbel: dubbel-hartig, vals; spytich: nukkig, ongenaakbaar; erch: kwaadaardig; fell: opvliegend, boosaardig
voetnoot4
waer: ware, zou zijn
voetnoot6
tseghen maerten en cnapen: tegen dienstboden en knechten
voetnoot7
voor: in plaats van
voetnoot8
onbeleeftheyt: lompheid
voetnoot9
twaer: het ware; beyren: beren
voetnoot10
fel: wreed, bloeddorstig; hem te gheneyren: in zijn levensonderhoud te voorzien, te leven
voetnoot11
onder tdack: op een zolder (vgl. voor deze regels Spreuken 21:9 en 19)
voetnoot12
toornich: kwaadaardig.

voetnoot*
Voor de worden, die ook in het voorafgaande parallelgedicht voorkomen, zie aldaar
voetnoot2
vol weerden: liefdevol
voetnoot3
minnelyck: vriendelijk; suet: lief
voetnoot6
voorsichtelyck regeert: met bedachtzaamheid en wijsheid bestuurt
voetnoot7
weerden: (door haar) beminde; ghemack aendoet: verzorging schenkt
margenoot*
[G.5.ro]
voetnoot9
waermen: ware men
voetnoot10
tieghers: tijgers; fel: (behoort adjectivisch bij ‘leeuwen’); heur gheneeren: hun voedsel zoeken
voetnoot12
gepaeyt: voldaan, tevreden.

voetnoot*
Apodixe: kort gedicht, waarin een onweerlegbare waarheid wordt uitgesproken
voetnoot1-2
Vgl. Spreuken 22:14 en 23:27
voetnoot4
der dwaser hert: het hart der dwazen
voetnoot5
de mensch die sneeft: diè mens gaat ten onder
voetnoot6
voeren: gedragingen
voetnoot7
hem: zich.

voetnoot*
zie het vorige gedicht
voetnoot3
bespottelyck: zodat zij daardoor bespottelijk worden
voetnoot4
vuyl..... hoopen: ernstige vuile wonden in massa (bedoeld worden de gevolgen van geslachtsziekten)
voetnoot5
vremde pollen fraey: dartele buitenlandse minnaars
voetnoot6
guyten: schelmen; ruffianen: schandbrokken
voetnoot7
theurder schaey: tot haar ongeluk
voetnoot8
Spaensche en Napolitanen: nl. als kinderen (maar bedoeld als een op reg. 4 terugslaande woordspeling met Spaensche pocken en Italiaensche sieckte voor syphilis).

voetnoot*
Vgl. Ronsards ‘Si nourrir grand' barbe au menton’ (Traduction de quelques autres epigrammes Grecs nr. 4, in Gayetez) Titel. viereyn: kwatrijn
voetnoot2
iemanden: (accusativus van) iemand; cloeck: verstandig
voetnoot3
den bock: (nominativus!); van vuylen aert: onzindelijk, minderwaardig
voetnoot4
doctrynen: geleerdheid.

margenoot*
[G.5.vo]
voetnoot*
Vgl. Ronsards ‘Ayant tel crochet de naseaux’ (Traduction de quelques epigrammes Grecz, retranché en 1578) Titel.epigramme: kort kernachtig gedicht
voetnoot1
sulcken: zulk een; blauwen: vals, onbetrouwbaar
voetnoot2
fonteynen: bronnen (hier met zulk rustig water, dat men er zich in kan spiegelen); vuylen: (hier voor) lelijke
voetnoot5
Narcissus: Boeötische jager, voor wie de nimf Echo liefde opvatte, maar die haar liefde niet beantwoordde, zodat zij wegkwijnde aan haar verdriet. Tot straf werd Narcissus verliefd op zijn eigen beeltenis in het water van een bron, tot ook hij stierf aan de onvervulbaarheid van zijn liefdesverlangen; die vloot: die (van Echo) wegvluchtte
voetnoot6
hatende v: (dit dus in tegenstelling met wat bij Narcissus het geval was).

voetnoot*
probleme: gedicht, waarin een vraag wordt gesteld; dialogisme: ‘samenspraakvers’, waarin een vraag gesteld wordt en de aangesprokene daarop antwoord geeft
voetnoot1
deucht en eere: (hier beschouwd als één allegorische figuur, aan wie de dichter zijn vraag stelt)
voetnoot2
waeraf vliet ghy soo seere: waar vlucht gij zo snel van weg
voetnoot5
Venus en Bachum: (hier voor) ontuchtige liefde en dronkenschap
voetnoot5-6
In deze regels volgt het antwoord van ‘deucht en eere’
voetnoot6
de slaepstede: (als symbool voor) de luiheid
voetnoot7
deere: de eer; vliet: zich toelegt op, wijdt aan (van vliten, als woordspeling met vliet van vlie(de)n in reg. 2)
voetnoot7-8
Hier trekt de dichter weer zelf zijn conclusie uit het antwoord van ‘deucht en eere’
voetnoot8
schouwen: schuwen, vermijden.

voetnoot*
Vgl. Ronsards ‘Si tu es viste à souper’ (Traduction de quelques autres epigrammes Grecs nr. 11, in Gayetez) Titel. vireyn: kwatrijn
voetnoot1
sydy: zijt gij
voetnoot2
int ontcnopen: in het loskomen(?)
voetnoot3
wel: op de goede wijze.
voetnoot3-4
De bedoeling is: dan moet gij, om de juiste verhouding te herkrijgen, de zaak omkeren, door bij het eten de traagheid van uw voeten toe te passen en bij het lopen de snelheid van uw tanden
voetnoot2
Tuscaens: de taal van Toscanië (hoofdstad Florence)
voetnoot3
Francois: Frans

[tekstkritische noot]Le bon Esprit. 4. d'Italie. - T d'Italie,
voetnoot4
met d'aldersuetste voys: op de meest welluidende wijze
voetnoot5
duyts: Nederlands.

margenoot*
[G.6.ro]
voetnoot*
M.P.R.A.: M(onsieur?) P.R. à. Wie deze P.R. was, is niet bekend
voetnoot2
combien... moderne: al is hij nog heel jong
voetnoot3
passer: overtreffen.

voetnoot*
Vgl. Ronsards ‘Veux-tu sçauoir quelle voye’ (Traduction de quelques autres epigrammes Grecs nr. 1, in Gayetez) Titel. vireyn: kwatrijn
voetnoot1
wat wech bereyt: welke gebaande en gemakkelijk begaanbare weg
voetnoot2
ermoy: armoede; leyt: leidt.

voetnoot*
Vgl. Ronsards ‘Aux creanciers ne deuoir rien’ (Traduction de quelques autres epigrammes Grecs nr. 2, in Gayetez) Titel. epigramme: kort kernachtig gedicht
voetnoot1
niemanden niet: aan niemand iets
voetnoot2
dat is ghepresen: dat wordt geprezen als
voetnoot3
ghehout: gehuwd
voetnoot4
maeschap: maagschap, bloedverwantschap; fyn: (adv.) volkomen, geheel en al
voetnoot5
hem can wachten: zich (daarvoor) in acht kan nemen

[tekstkritische noot]Waeromme schildertmen. 2. int aenschyn, - T int aenschyn?
voetnoot6
hem achten: zich beschouwen als
voetnoot7
wel: zeer
voetnoot8
deur vreets verpachten: omdat hij de vrede in pacht heeft, durend bezit.

voetnoot*
Vgl. Ronsards ‘O mere des flateurs, Richesse’ (Traduction de quelques Epigrammes Grecz, retranché en 1578) Titel. vireyn: kwatrijn
voetnoot1
flatteerders: vleiers
voetnoot2
en sorge: en (dochter) van zorg
voetnoot3
maect: verwekt, veroorzaakt.

voetnoot*
Vgl. Ronsards ‘Trop plus que la misere est meilleure l'enuie’ (Traduction de quelques Epigrammes Grecz, retranché en 1578) Titel. epigramme: kort kernachtig gedicht
margenoot*
[G.6.vo]
voetnoot5
ermoy: armoede
voetnoot6
den middelbaren staet: de levensstaat die het midden houdt (tussen grote rijkdom en grote armoede)
voetnoot8
den leegen: de lage (staat).

voetnoot*
probleme: gedicht, waarin een vraag wordt gesteld
voetnoot2
suet: zoet; int aenschyn: van gelaat

[tekstkritische noot]Waeromme Schildertmen. 3. blye? - T blye. 8. want (siet) om gheluckich ghereet - T want siet om gheluckich ghereet, 9. vast, - T vast
voetnoot3
dooge: het oog
voetnoot4
lachende fyn: liefelijk lachende
voetnoot5
berueren: bewegen
voetnoot6
minlyck: vriendelijk; wreet: streng, bars
voetnoot7
om te doen... uren: om hem, die haar ziet, altijd in vurige liefde te doen branden
voetnoot8-9
om gheluckich.... vast: om met zekerheid gelukkig te zijn in standvastige liefde
voetnoot9
met hem vueren: bij zich hebben.

voetnoot*
Vgl. Emblema CLXXXIII van Andreas Alciatus (1492-1550), de grondlegger van de tijdens de Renaissance zo populair geworden emblemata-literatuur. De eerste druk van de Emblemata verscheen in 1531 te Augsburg, de eerste volledige uitgave in 1551 te Lyon. Van der Noot kan echter gebruik hebben gemaakt van een te Antwerpen (bij Plantijn) uitgegeven herdruk van 1565. De op zijn gedicht volgende ‘Wtlegginghe’ is een vrije weergave van enkele gedeelten uit de later aan Alciatus' Emblemata toegevoegde commentaar van Claudius Minos.
voetnoot2
wreet: bloeddorstig
voetnoot3
ghegheuen: (hier voor) afgebeeld, geschilderd
voetnoot5
fel: wreed, bloeddorstig
voetnoot6
voorts ghedreuen: aangedreven
voetnoot7
vroet: wijs, verstandig
voetnoot8
draghen: (nl. als hun wapenembleem); goet: edel
voetnoot9
net: rein, zuiver.

[tekstkritische noot]Veel menschen draghen hier. Wtlegginghe. 7. als de Keysers int doen ghebruycken - T als de Keysers, int doen ghebruycken

margenoot*
[G.7.ro]
voetnoot1
Signes: Cygnus, zoon van de Ligurische koning Stheneleus, werd door Apollo in een zwaan veranderd, ter bevrijding van zijn hartstochtelijk verdriet om de dood van Phaëton; hier voermaels: vroeger
voetnoot2
Phaëton: de ongelukkige bestuurder-voor-één-dag van Helios' zonnewagen, die de wereld door zijn onervarenheid dusdanig in brand zette, dat Zeus hem met zijn bliksem moest treffen; seer suetelyck (= liefelijk) singhende: volgens de klassieke voorstelling hief de zwaan kort voor zijn sterven een klaaglied aan, schoner dan de zang van alle andere vogels
voetnoot3
Phebo toeghewydt: gewijd aan Phoebus Apollo, de god der dichtkunst en der muziek; Prince: vorst, leider
voetnoot4
die welcke: welke (nl. de poëten)
voetnoot5
eel: edel; heerlyc: voornaam; met lauriere: met een krans van de aan Apollo gewijde laurier (Renaissancistische hulde voor kunstenaars en in het bijzonder voor dichters)
voetnoot6
ghebruycken: genieten; sulcken: zulk een
voetnoot7
int doen ghebruycken: genieten bij hun handelingen, daden
voetnoot8
wapen: wapenen
voetnoot9
bemden: beemden, weiden; lustige: aangename, schone
voetnoot10
suyuer ende blinckende: onbevlekt en schitterend wit (beide in figuurlijke zin).

voetnoot*
apodixe: kort gedicht, waarin een onweerlegbare waarheid wordt uitgesproken
voetnoot1
goey fame: een goede faam
voetnoot3
sonder blame: zonder schande.
[tekstkritische noot]Goeden lof en goey fame. 5. voorsichtich - T voosichtich
voetnoot4
de goey menscen bequaem: de goede en beminnelijke mensen
voetnoot5
voorsichtich: met bedachtzaamheid
voetnoot6
meest: vooral
voetnoot7
voorts worden ghedreuen: worden (aan)gedreven
voetnoot8
van: door.

voetnoot*
Vgl. Emblema CXVIII van Alciatus. Titel. apostrophe: ‘aanspraak-dicht’, gedicht waarin iemand of iets wordt toegesproken
voetnoot1
serpenten fraey: schone slangen (de Hermesstaf wordt omgeven door twee ineengestrengelde slangen en is voorzien van twee vleugels, symbool resp. voor voorzichtigheid en list, en voor snelle activiteit)
voetnoot2
meé: mede, tevens
margenoot*
[G.7.vo]
voetnoot4
gaey: lustig, schoon
voetnoot5
op d'een en dander steé: aan weerskanten
voetnoot6
wel: goed
voetnoot7
Mercury goet: edele Mercurius (= Hermes; behalve bode der goden was deze tevens onder meer de god van het handige praten)
voetnoot8
v caducee: uw staf.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Het theatre oft toon-neel

  • Het bosken en Het theatre


auteurs

  • W.A.P. Smit