Het bosken en Het theatre

[p. 122]

^*Tot sijn muse. ^*

Veel herder dan in stael, in coper of pourphier, ¹

Heb ick dit werck volbrocht so dat de loop der Iaeren,

Den reghen noch den wint, noch ooc Mulsibersscharen, ³

Dat selfde nymmermeer en sullen schenden fier: ⁴

Als mynen lesten dach my sal doen slapen schier, ⁵

Dan en sal Vander Noot niet al gaen inde baren: ⁶

Want synen boeck sal dan synen naem bet verclaren ⁷

Dan Marmer of Pourphier, al en ist maer pampier,

Den welcken ouer all ieuchdich tot allen tyen ⁹

Sal vliegen (wiet benyt) om dat ick my geueucht ¹⁰

Hebbe tot d'eerlyck werc dat den musen geneucht. ¹¹

Musa wel aen, vliecht op en bootschapt met verblyen

Inden hemel, dat ick al ree heb' ouerwonnen, ¹³

Deur ulie ionste goet, deur dwerck met v begonnen. ¹⁴

* [G.8.v^o]

* Vgl. Ronsards ‘A Sa Muse’ (Odes V, 36), dat weer aansluit bij Horatius (Carmina III, 30)

1 herder: harder, (hier) duurzamer; pourphier: porfier

3 Mulsibers scharen: de Cyclopen, gezellen van Mulciber of Vulcanus, God van het vuur en wapensmid der goden (De uitdrukking is hier een omschrijving voor: het vuur)

4 dat selfde: dit; nymmermeer: (n)ooit; fier: woest, hooghartig

5 mynen lesten dach: (nominativus); schier: eerlang

6 al: helemaal; inde baren: in de lijkbaar

7 synen boeck: (nominativus); bet verclaren: meer verheerlijken

9 den welcken: welke (slaat terug op synen naem in reg. 7); ieuchdich tot allen tyen: in eeuwige jeugd

10 wiet benyt: wie daar ook afgunstig op moge zijn; geueucht: gevoegd, gezet

11 eerlyck: eervol, edel; geneucht: behaagt

13 inden hemel: d.w.z. bij de goden; ouerwonnen: nl. in de strijd om een eeuwig voortleven van mijn naam

14 ulie ionste: uw (meerv., nl. der Muzen) genegenheid (voor mij).

Ronsard.
A sa muse.

Plus dur que fer i'ay finy cest ouurage,

Que l'an dispos à demener les pas,
Que l'eau rongearde, ou des freres la rage,
Qui rompent tout, ne ru'ront point à bas.
Le mesme iour que le dernier trespas
M'assoupira d'vn somme dar, à l'heure
Sous le tombeau tout Ronsard n'ira pas,
Restant de luy la part qui est meilleure.

Tousiours tousiours, sans que iamais ie meure,

Ie voleray tout vif par l'Vniuers,
Eternisant les champs où ie demeure
De mes Lauriers honorez et couuers:
Pour auoir ioint les deux Harpeurs diuers
Au doux babil de ma lyre d'yuoire,
Qui se sont faits Vandomois par mes vers.

Sus donque, Muse, emporte au ciel la gloire

Que i'ay gaignée, annonçant la victoire
Dont à bon droit ie me voy iouyssant:
Et de Ronsard consacre la memoire,
Ornant son front d'vn Laurier verdissant.

(Laumonier, II, pag. 462)

Tot sijn Muse. 7. dan - T aan 8. pampier, - T pampier