Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hans van Tongen en De wanhébbelyke liefde (2014)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hans van Tongen en De wanhébbelyke liefde
Afbeelding van Hans van Tongen en De wanhébbelyke liefdeToon afbeelding van titelpagina van Hans van Tongen en De wanhébbelyke liefde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

Scans (2.82 MB)

ebook (13.58 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. van Leuvensteijn



Genre

drama

Subgenre

klucht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hans van Tongen en De wanhébbelyke liefde

(2014)–Jillis Noozeman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

Ga naar margenoot+ De wanhébbelykeGa naar voetnoot54 liefde.
Kluchtspél.
Eerste bedryf,

Eerste tooneel.

JOOST, HENDRIK.
 
JOOST
 
IK zég nóch éénsGa naar voetnoot55, 'tzyn grillen al dat verliefd weezen.
 
HENDRIK
 
'tIs waar Vader; maar jy waartGa naar voetnoot56 ook verliefd voor dézen;
 
Want zonder dat hadje jou eigen’ meidGa naar voetnoot57 niet getrouwd,
 
Daarje my gewonnen hébtGa naar voetnoot58.
 
JOOST
 
't Heeft me genoeg berouwd.
005[regelnummer]
Daarom spiegelje aan my, en stél jou hart te vrédenGa naar voetnoot59.
 
HENDRIK
 
Zo myn liefde niet gegronder was, dan hadje réden;
 
Maar de dóchter is myns gelyk, zy heeft veel goedGa naar voetnoot60;
 
Z'is schoon, zy mag me wel lijen; én ik héb moed,Ga naar voetnoot61
 
Zoje de moeder ééns over 't huuwelyk aan wilt spreeken;
010[regelnummer]
Al de kwéstie wordt in een ommezien vergeleekenGa naar voetnoot62.
[pagina 144]
[p. 144]
 
JOOST
 
Ga naar margenoot+Wat kwestie is 'er, Héndrik?
 
HENDRIK
 
Geen andere, vader, als 't géld,
 
Daar scheidtzeGa naar voetnoot63 niet graâg van, zo 't schynt, en dat stélt
 
De zaak alleenigGa naar voetnoot64 uit. Want ziet, waar zouden we van leeven?
 
Ik héb geen styl van doenGa naar voetnoot65.
 
JOOST
 
Maar hébj'er al te verstaan gegeeven,
015[regelnummer]
Dat ik jou vyf én twintig duizend gulden mêe geven zou?
 
HENDRIK
 
Ja, dat weet ze wélGa naar voetnoot66, vader; maar ik weet niet, wat de vrouwGa naar voetnoot67
 
Schorten mag; z'onthaaltme wél, énGa naar voetnoot68 ze wil niet toelaaten,
 
Dat ik haar dóchter héb; doch dat ik by heur kom praaten,
 
Daar bidtze my altyd om, én dat mét sulken genegenheid,
020[regelnummer]
Dat ik niet bedénken kan, hoe 't wérk geleegen leitGa naar voetnoot69.
 
JOOST
 
't Vaders goed kanz'erGa naar voetnoot70 dóchter ommers niet onthouwen.
 
HENDRIK
 
Zo is 't Vader; maar zo we anders niet hébben zouwen,
 
Zou 't sober omkomenGa naar voetnoot71; want haar man was eerst haar knécht
 
Die ze daar na trouwde.
 
JOOST
 
Is 't de waarheid, datje me zégt?
 
HENDRIK
025[regelnummer]
Ja Vader, en in 't huuwelyks kontrakt wierd beslooten
 
Geen goederen noch winst gemeenGa naar voetnoot72, én dat hy voor zyn kotenGa naar voetnoot73
[pagina 145]
[p. 145]
 
Maar vyf honderd pondtGa naar voetnoot74 in gebrógt had, niet meêr
 
Is nu haar Vaders goed.
 
JOOST
 
Wél Hendrik, hébje geen eer
 
In je lyf? jy na de dóchter van een knécht te kyken,
030[regelnummer]
Een kaale schóft, én licht een knoet, een poepGa naar voetnoot75, óf zyns gelyken?
 
Dénkje niet omje vrinden, én jou kóstelyk geslachtGa naar voetnoot76?
 
En hébje geen schaamt, dat jy dat zo weinig acht?
 
Een kaalvinks dóchter!Ga naar voetnoot77 een kaalvinks dóchter! 'k stop myn
 
ooren.
 
Ga naar margenoot+Neen, dat's ófGa naar voetnoot78, dat's óf, zwyg, zwyg; ik wil'er niet na horen.
 
HENDRIK
035[regelnummer]
Laat me tóch nóch een woord spreeken.
 
JOOST
 
Wél nou, wél nou;
 
Wat wouje zeggen?
 
HENDRIK
 
Wat was tóch jou zalige vrouwGa naar voetnoot79?
 
JOOST
 
Dat was jou moeder.
 
HENDRIK
 
Mét rédenGa naar voetnoot80; maar van waar gekomen?
[pagina 146]
[p. 146]
 
JOOST
 
Wat weet ik hetGa naar voetnoot81, 'k héb 'er myn leeven niet na vernómenGa naar voetnoot82.
 
HENDRIK
 
Van WéstfalenGa naar voetnoot83, Vader, zo heeft ze me dikwils zélf vertéld.
 
JOOST
040[regelnummer]
Wat wouje daar méê zeggen?
 
HENDRIK
 
Hadze niet meê veel geld?Ga naar voetnoot84
 
JOOST
 
Al haar goed was haar eigen.
 
HENDRIK
 
Maar hoe kwam jy bijerGa naar voetnoot85,
 
Of mét haar te trouwen?
 
JOOST
 
Zy was vrysterGa naar voetnoot86, en ik was vrijer.
 
HENDRIK
 
Dat is de vraag niet, maar was zy te vooren niet jou meid?
 
JOOST
 
Wél wat óf déze béngel, dénk ik, daar aan geleegen leitGa naar voetnoot87?
 
HENDRIK
045[regelnummer]
'k Wil zéggen, wy hébben malkander nietGa naar voetnoot88 te verwyten,
 
Nóch ons geslacht hoog op te haalen, óf heel wég te smyten;
 
Ga naar margenoot+Nóch haar dóchter, nóch jou zoon, nóch myn vaar, nóch haar
 
moêr.
 
't Is loot om oud yzer, huij is karremélks broêrGa naar voetnoot89.
[pagina 147]
[p. 147]
 
Men maakt hier zulken staat niet meêrGa naar voetnoot90 van oude geslachten.
050[regelnummer]
't Is waar, die der van óf komenGa naar voetnoot91, willen zich doen achten,
 
Maar wanneer men het te deeg mét een bril beziet,
 
Myn lieve Vader, 't is 'em dat eijereeten nietGa naar voetnoot92,
 
Om zich wéderom met diergelyke stammen te paaren,
 
O neen, maar 't is om met die kwinkslagGa naar voetnoot93 schatten te vergâren:
055[regelnummer]
Want komt 'er een boerenrékel, én heeft hy goed,
 
Of een dóchter van schoorsteen- óf stillevegers bloedGa naar voetnoot94,
 
Zo de vaâr maar goude kluiten nalaat, én dat mét hoopen,
 
Zo kunnen zy zich gemakkelik in een tréffelyk huis verkoopenGa naar voetnoot95.
 
Vader, vader, 't géld is de leus hier te Amsterdam,
060[regelnummer]
Die dat heeft, verziertmen haast wapensGa naar voetnoot96, én een oude stam.
 
Als by éksempel, haar Vaders naam was Hans VlégelGa naar voetnoot97;
 
Een oude vlégel op een azure véld, mét déze régel,
 
'k Scheij 't koren van 't kaf, óf een diergelyke zin,
 
Is straksGa naar voetnoot98 een goed wapen; én zo raakt 'er de Edelman in.
 
JOOST
065[regelnummer]
Maar jy zégt, dat haar moeder niets van 't hare wil schénken?
 
HENDRIK
 
Als jy haar aanspreekt, Vader, zal zy zich wélGa naar voetnoot99 bedénken;
 
Zy staat lichtGa naar voetnoot100 op haar reputatie, én begeert misschien
[pagina 148]
[p. 148]
 
Een behoorlyk verzoekGa naar voetnoot101, dat jy myn aan komt biên.
 
JOOST
 
Maar zo dat miste, én wierd ik ook eens afgeslagen.
 
HENDRIK
070[regelnummer]
Dan was 't maar, als 't nu is.
 
JOOST
 
Ik myn reputasieGa naar voetnoot102 waagen
 
Aan een kaale knechts dóchter, én bot vangen, heel niet;
 
'k Moest eerst verzékerd weezen, dat ‘et gaan zouGa naar voetnoot103.daarom ziet,
 
p.9, A5[r ]
 
Dat j'et zo vérr’ bréngt, danGa naar voetnoot104 zal ik me laaten beweegen;
 
Anders zal ‘er niet van vallenGa naar voetnoot105. En spreek me daar niet in teegen.
 
HENDRIK
075[regelnummer]
Ik héb 't zo vérr’ gebragt, als ik het immerGa naar voetnoot106 bréngen kan.
 
JOOST
 
Wél zo laat het 'er by steeken, én spreekt 'er geenGa naar voetnoot107 meer van.
 
HENDRIK
 
Aij, vader, gaat 'er tóch; kozynGa naar voetnoot108 Adriaan zal 'er ook weezen,
 
Met zyn vrysterGa naar voetnoot109 heurluij nicht, om haar daar toe te beleezenGa naar voetnoot110,
 
Zy hébben 't my beloofd. Aij vader, doet 'er tóch 't uwe toe,
080[regelnummer]
En héb médelyden met myn liefde.
 
JOOST
 
Hendrik, maak me 't hoofd niet moê,
 
'k Zég, dat ik myn rippetasie zo niet in gevaar wil stéllen.
[pagina 149]
[p. 149]
 
HENDRIK
 
En jou zoons leeven wél? want het zal my zo kwéllen,
 
Dat ik niet langer begeer te leeven, zo ik af moet staanGa naar voetnoot111;
 
Maar ik zal daadlik in den oorlog tégen den Fransman gaan,Ga naar voetnoot112
085[regelnummer]
En een eerelykeGa naar voetnoot113 dood zoeken, in plaats van een kwynend'
 
leeven,
 
Want myn liefde, weet ik wél, zal my tóch nooit begeven.Ga naar voetnoot114
 
JOOST
 
Ia wél, die liefde leit jou béngels altyd wél in 't hoofd,
 
Nóchtans is 't een krankzinnigheidGa naar voetnoot115, die jou de zinnenGa naar voetnoot116
 
berooft.
 
DatGa naar voetnoot117 jy je niet inbeeldde, dat je verliefd moest weezenGa naar voetnoot118,
090[regelnummer]
Ie zoudt van geen liefde weeten, nóch veur geen liefde vreezenGa naar voetnoot119,
 
Maar wees verliefd, én blyf verliefd, zo 't zo wezen moet;
 
Dóch zie na een andere dóchter, én na meêr goedGa naar voetnoot120.
 
HENDRIK
 
Och, z'is te schoon, haar oogen zouden 't wreedste hart verleijen;
 
En daar is goed genoeg, wou 'er de moeder maar van scheijen.
095[regelnummer]
Haar schoonheid...
 
p.10, [A5v]
 
JOOST
 
Nou schoonheid, straksGa naar voetnoot121 liefde; ja wél, ja wél!
 
Iy jonge béngels bént zót, ik spring schier uit myn vél.
 
Nou 'k moet dat schoontje eens zien, én ik ga de moêr spreeken.
[pagina 150]
[p. 150]
 
Maar Héndrik jy zélt me daar na 't hooft niet meêr breeken,
 
Zo ik van de lavuit krygGa naar voetnoot122; dat gaat 'er zo na toeGa naar voetnoot123;
100[regelnummer]
Hoor je wélGa naar voetnoot124, Hendrik, maak me daar na 't hoofd niet moe
 
Mét al dat liefde én schoonheid, en al zulke zótte grillen,
 
Want jy zult daar na willen moeten, dat ik zal willen.
 
Versta je dat?
 
HENDRIK
 
Ia vader, ik zal 't doen; en ik beloof 't,
 
Maar doe haar het verzoek tóch mét geen onbezadigt hoofdGa naar voetnoot125,
105[regelnummer]
En geef de moeder geen réden van u af te zéttenGa naar voetnoot126.
 
JOOST
 
Ia, dat beloof ik je, 'k zal myn bést doen, én op myn woorden
 
létten.
 
Dat 's gangGa naar voetnoot127. kom jy hier over een half uurtje weêrom,
 
En wacht me hier dan zo lang, tót dat ik weêr uit den huize kom.
 
HENDRIK
 
Aij vader, houd myn liefde tóch geduurig in de zinnen.
 
JOOST
110[regelnummer]
Ia, 'k zal. dat liefde ...liefde...dat schoonheid...dat beminnen...
 
Die béngels! die lékkersGa naar voetnoot128! schoonheid...liefde...wat een
 
dolligheid!
 
Nou 'k mag gaan klóppen, dewyl 't tóch zo geschapen leit.
[pagina 151]
[p. 151]

II. Toneel

JOOST, LUCIA
 
Ga naar margenoot+JOOST
 
GOeden dag, dóchter, kan ik Juffrou Geertruij niet spreeken?
 
LUCIA
 
Neen, moeder is niet in.
 
JOOST
 
‘Hendrik heeft wél uitgekeeken.
115[regelnummer]
‘Wat brust me die jongen!Ga naar voetnoot129 Wat zeg je, is moeder niet in.
 
LUCIA
 
Neen, maar zy zal straks weêr t'huis zyn.
 
JOOST
 
Ia wél, na myn zin
 
Is 'er geen mooijer Engeltjen op de waereld geborenGa naar voetnoot130.
 
LUCIA
 
Wat praat je by jou zélf, bén je moeijelikGa naar voetnoot131, dat je een verlooren
 
Gang gedaan hebt? wacht maar een oogenblik, myn heer,
120[regelnummer]
Zy kan niet uitblyven; binnen een kwartier is ze hier weêr.
 
JOOST
 
Dat 's een middeltje! dat 's een montje! dat zyn oogen!Ga naar voetnoot132
 
LUCIA
 
Wat schort 'er, myn heer?
 
JOOST
 
Och, die dat meisjen eens zou moogen?
 
Ia wél, was 't myn zoons liefste niet.Ga naar voetnoot133
[pagina 152]
[p. 152]
 
LUCIA
 
Wat praat je by jou zélven alGa naar voetnoot134?
 
JOOST
 
Ik zég, dat ik wat by jou praaten, én jou moeder wachten zal.
125[regelnummer]
Heb jy geen kénnis aan my?Ga naar voetnoot135
 
LUCIA
 
Neen, na myn béste weeten.
 
JOOST
 
Maar myn zoon die kén je wél?
 
LUCIA
 
Hoe is die tóch geheeten?
 
JOOST
 
't Is Héndrik, die jou vryt, spélt hy me geen leugens op de mouw.
 
p.12, [A6v]
 
LUCIA
 
'k Had niet gedacht, dat ik van daag 't geluk ontmoeten zou
 
Van zyn vaders byzynGa naar voetnoot136, én blyf hem veel dank daar voor
 
schuldig,
130[regelnummer]
Dat hy my die eer doet aandoen.
 
JOOST
 
Hy is zeer onverduldig
 
Om u te bezitten, én heeft my gebéden uit al zyn ziel,
 
Dat ik jou moeder ééns aanspreeken zou, óf 't haar geviel
 
Een eind van dit vrijen te maaken, én dat kwam ik 'er vraagen
 
LUCIA
 
Dan is uw boodschap al gedaan, én uw zoon afgeslagenGa naar voetnoot137.
 
JOOST
135[regelnummer]
Hoe dat zo?
 
LUCIA
 
Ik zég, indien 't aan myn moeder mogt staanGa naar voetnoot138,
 
Want zy heeft deze morgen zeer tégen my aangegaanGa naar voetnoot139,
[pagina 153]
[p. 153]
 
Hoog gezeidGa naar voetnoot140, én gezwooren, zy zou me niet een speldGa naar voetnoot141 meê
 
geeven
 
Zo ik met Hendrik trouwen wou, ja zy zou 't haar leeven
 
Niet toelaatenGa naar voetnoot142, zo lang zy het maar belétten kon,
140[regelnummer]
En ze gaf geen réden ter waereld, als haar wilGa naar voetnoot143; 'k begon
 
MoeijelikGa naar voetnoot144 te worden, én sei, dat uw soon my zeer vereerde
 
Met zyn aanzoek, én vraagde, waarom zy 't niet begeerde?
 
Maar zy gebood me kórtGa naar voetnoot145 te zwygen, én zwoer met éénGa naar voetnoot146,
 
Dat zy eêr stérven zou, als my met hém in 't huuwelik te zien
 
treên.
 
JOOST
145[regelnummer]
Maar behaagt hy jou wél?
 
LUCIA
 
Zou hy me niet behaagen?
 
Geen braaverGa naar voetnoot147 jongman, als hém, zag ik van al myn daagen.
 
Wou jy hem maar tien duizend pond meê geeven, myn heer,
 
Dat we met gemak leeven kondenGa naar voetnoot148, geen geluk begeerde ik
 
meêr,
 
Ga naar margenoot+Als dat ik zyn vrouw tégen of mét moeders wil mogt raakenGa naar voetnoot149.
150[regelnummer]
'k Bén d'eenigste dóchter, én moeder kan my geen basterd
 
maakenGa naar voetnoot150.
 
Maar zy kan nóch lang leeven, al is ze schier séventig jaaren oud,
 
Want zy is 't leeven gewend. daarom, myn heer, zo gy woud,
 
Gy hébt jou zoon maar tien duizend pond meê ten huuwelik te
 
geeven
 
Voor hém, én voor my, dan konnen we saamen leeven:
[pagina 154]
[p. 154]
155[regelnummer]
En 't goed van myn kant moet éndlikGa naar voetnoot151 kómen, dat's gewis.
 
Zo dat het kontant geld maar de eenige schórtingGa naar voetnoot152 is.
 
Met tien duizend pond heeft hy myn in behouden haven.
 
JOOST
 
Maar dat heetGa naar voetnoot153 zich zélf by zyn leevendig lyfGa naar voetnoot154 begraaven.
 
Meest al zyn goed wég te geeven, zo lang men leeft.Ga naar voetnoot155
160[regelnummer]
Hy doet al veel, die vyf én twintig duizend gulden geeft,
 
En maar gemeene middelenGa naar voetnoot156 heeft; want je moet weeten,
 
Ik heb geen goudmyn, al heet ik ryk, en wél gezeeten.
 
Alle kwae schulden afgerékendGa naar voetnoot157; en 't land, als 't nu geldt,
 
Zou 't styfGa naar voetnoot158 hondert duizend haalen, en hy is al wél gestéld,
165[regelnummer]
Die dat zuiver heeft.
 
LUCIA
 
't Kan dan geen tien duizend pond weezen?
 
JOOST
 
Dat weet je wél béter.
 
LUCIA
 
Ik ben dan ook niet te beleezenGa naar voetnoot159,
 
En ik verzoek u, zo wél, myn heer, als uw zoon, noit meer
 
Na my om te kyken, want het is schaadelik aan iemands eer,
 
Zo wél jongman, als juffrou, malkander op te houwen
170[regelnummer]
Heele jaren lang, sonder hoop van malkander te trouwen;
 
En myn geneegenheid tot hém is alreê al te groot.
 
Verschoon my danGa naar voetnoot160, dat ik hem afsla, 't geschied uit nood.
[pagina 155]
[p. 155]
 
JOOST
 
Maar wist ik jou een vrijer mét een tonnetje op te speurenGa naar voetnoot161,
 
Zou jy 'em wél hébben willen?
 
Ga naar margenoot+LUCIA
 
Dat kon lichtelik gebeurenGa naar voetnoot162,
175[regelnummer]
Want nu moeder my aan uw zoon Héndrik niet geeven wil,
 
Zal zy my haar leven niet besteedenGa naar voetnoot163; en dat wékt een gril
 
In myn zinnenGa naar voetnoot164, dat ik veelen kan, nóch verdraagen.
 
JOOST
 
Maar hy heeft wat jaaren, dat zou jou misschien mishaagen;
 
En dewyl ik hoor, dat jy vreest niet haastGa naar voetnoot165 getrouwd te zyn,
180[regelnummer]
Zou jou een jonge hékspringerGa naar voetnoot166 béter behaagen,
 
als een ouwe grynGa naar voetnoot167.
 
LUCIA
 
O neen, ik zoek alleen van moeders dwang verlóst te weezen,
 
En hoe oud dat myn man ook was, hy hoefde niet te vreezen
 
Voor ontrouw, óf onéénigheid; want ik zie alleen
 
Op iemandGa naar voetnoot168, daar ik eerlykGa naar voetnoot169 meê leeven kan, en
 
op anders geenGa naar voetnoot170.
 
JOOST
185[regelnummer]
Daar héb ik je liever om; maar mag ik je al vertrouwenGa naar voetnoot171?
 
LUCIA
 
Ik bén gewénd te spreeken, alsGa naar voetnoot172 ik 't meen, én myn woord
 
te houwen.
[pagina 156]
[p. 156]
 
JOOST
 
Och! dorst ik... maar is 'tfatsoen, de liefste van myn zoon?Ga naar voetnoot173
 
LUCIA
 
Wat praat je weêr by je zélf.
 
JOOST
 
Ia wél, wat is ze schoon!Ga naar voetnoot174
 
LUCIA
 
Wat réveljeGa naar voetnoot175?
 
JOOST
 
Ik zég, 't zyn ongeloovfelykeGa naar voetnoot176 zaaken,
190[regelnummer]
Dat zulk' een jong ménsch zich met een oud man zou
 
vermaaken.
 
LUCIA
 
Och, ik zou heel wél, indien hy geen partenGa naar voetnoot177 over hem had.
 
JOOST
 
Geef me daar de hand op, zo je 't meent, én beloof me dat.
 
Ga naar margenoot+LUCIA
 
'k Moest hém ten minstenGa naar voetnoot178 eerst zien.
 
JOOST
 
Wél, zie my eens in myn oogen.
 
LUCIA
 
Wél wat is 't nu?
 
JOOST
 
Hy lykt my op, end opGa naar voetnoot179.
 
LUCIA
 
Zonder logen?
 
JOOST
195[regelnummer]
In der daad, én hy is van de zélve jaaren, als ik.
 
LUCIA
 
't Is vry oud, maar datGa naar voetnoot180 hy me sléchts één oogenblik
[pagina 157]
[p. 157]
 
In zulken zinnenGa naar voetnoot181 aantrof, als nu, 'k zou hém 't jawoord geeven.
 
JOOST
 
Heb jy een ring by jou?
 
LUCIA
 
Ia tóch, myn Heer, 'k bén myn leeven
 
Niet zonder ring, en 'k wénste wél, dat 'et myn trouwring was.
 
JOOST
200[regelnummer]
Zie daar, uit de naam van die vrijer, komt het jou te pas,Ga naar voetnoot182
 
Bied ik je déze ring op trouGa naar voetnoot183 aan, en wil de jouwe ontfangen.
 
LUCIA
 
Neen, 'k moest de man eerst zien, 'k zal me zo niet verhangenGa naar voetnoot184.
 
JOOST
 
Zie my aan; ik bén de man zélf.
 
LUCIA
 
Gy, myn Heer, en meentGa naar voetnoot185 gy 't al?
 
JOOST
 
Ja, hou jy me je woord, 'k zweer, dat ik 't myne houwen zal.
 
Ga naar margenoot+LUCIA
205[regelnummer]
Maar uw zoon?
 
JOOST
 
Die heeft ommers geen hoop van jou te krygen.
 
Ik wil al myn goed niet wég geeven: én om hém te doen zwygen
 
Weet ik raad, want hy heeft my beloofd óf te staanGa naar voetnoot186,
 
Als ik van de lavuit kreegGa naar voetnoot187; en ik héb myn bést gedaan,
 
Als jy weet. Ook is hy geschiktGa naar voetnoot188, én wil hy 't niet weezen,
210[regelnummer]
Ik zal 't hém maaken; want zeit hy wat, hy mag vreezen,
 
Ik zal hem dreigen te ontérven.
[pagina 158]
[p. 158]
 
LUCIA
 
Maar 't voegt nietGa naar voetnoot189; in der daad.
 
JOOST
 
Wat voegen, neem de ring maar; nou neem an, wat een praat;
 
Is hy vrijer, ik bén weêuwenaar; én het trouwen
 
Staat my zo vry, als hém: neem an maar, 't zalje niet rouwen;
215[regelnummer]
Want de som, die ik hém meê ten huuwelik had beloofd,
 
Zal ik jou tót duwaryGa naar voetnoot190 maaken.
 
LUCIA
 
Maar...
 
JOOST
 
Rust jou hoofdGa naar voetnoot191,
 
Zég ik nóch ééns. Ik zal jou ook zoo fraije juweelen koopen,
 
Dat jy van myn zoon, nóch niemand zoo veel zoudt
 
durven hoopenGa naar voetnoot192.
 
Boven dat héb je me je woord gegeeven; andersins
220[regelnummer]
Had ik me zo niet geopenbaardGa naar voetnoot193. Neem an, bénje kindschGa naar voetnoot194?
 
LUCIA
 
Geef dan, én neem de myne; maar ik doe 't, als gedwongenGa naar voetnoot195.
 
JOOST
 
Dat dan bezégeld mét een kusje. Liefste, je zult sprongen
 
Van me zien, die je niet vermoed had! 'k ga zo na de barbier.
 
Ga naar margenoot+Jy zult zien, wat een man dat ik nóch bén, al lyk ik schier
225[regelnummer]
Een bestevaârGa naar voetnoot196. 'k Heb weinig meer als séstig jaaren,
 
En ik vind me zo vreemd gestéldGa naar voetnoot197, 'kZalje dat wérkje
 
wél klaarenGa naar voetnoot198.
[pagina 159]
[p. 159]
 
LUCIA
 
Maar stéllen wy een wys op onse zaakenGa naar voetnoot199, om Héndrik
 
Te bevrédigenGa naar voetnoot200, én myn moeder te doen toestaan, dat ik
 
Jou vrouw met haar wilGa naar voetnoot201 weezen mag.
 
JOOST
 
'k Zal dat wél maaken,
230[regelnummer]
Want zy zal bly zyn jou zonder duimkruidGa naar voetnoot202 kwyt te raaken.
 
Evenwél, om 't behoorlyk réspéktGa naar voetnoot203 zal ik myn neef
 
Adriaan bidden, dat hy 't wérkje te kénnen geef,
 
En 't huuwelik verzoek.
 
LUCIA
 
Neen, liefste, 't zal béter weezen,
 
Dat Adriaan, door Agniet zyn vryster, moeder doe beleezenGa naar voetnoot204;
235[regelnummer]
't Is onze Nicht, én dieGa naar voetnoot205 veel op 't hart van moeder vermag.
 
JOOST
 
Wysselyk geradenGa naar voetnoot206, 'k zal 't hém verzoeken van deezen dag;
 
En met één, dat hy Héndrik zoekGa naar voetnoot207 te vréden te stéllen,
 
Om dat het een gedaane zaak is, én jy hém tóch vergeefs
 
zou kwéllen.
 
Nou een adieu kus, dat gaat 'er na toeGa naar voetnoot208, maar daar komt hy aan,
240[regelnummer]
Stél jou gerust, én laat op my alle dingen maar staanGa naar voetnoot209.
[pagina 160]
[p. 160]

III. Tooneel

ADRIAAN, JOOST.
 
ADRIAAN
 
WEl Kozyn, dat's me zeker liefGa naar voetnoot210, dat Héndriks dingen
 
Zo wél staanGa naar voetnoot211, 'k wéd wél, de knécht zal van vreugd
 
uit zyn vél springen,
 
Om dat jy zyn vryster zo bemindt, dat jy ze kust.
 
Is zyn huuwelik klaarGa naar voetnoot212?
 
Ga naar margenoot+JOOST
 
Ha, ha, ha!
 
ADRIAAN
 
Zo vrolyk?
 
JOOST
 
Ziet me de lust
245[regelnummer]
Niet ten oogen uit?Ga naar voetnoot213
 
ADRIAAN
 
Ja dóch, héb je 't mét Geertruij konnen stéllenGa naar voetnoot214?
 
Zal ze goed meê geeven?
 
JOOST
 
Neen,'k moetje heel wat anders vertéllen.
 
Praat een uurtje mét mé, 'k hébje noodig, kozyn Adriaan.
 
ADRIAAN
 
'k Bén tót uw dienst. Maar 'k moet zo tót GeertruidenGa naar voetnoot215 gaan,
 
ByGa naar voetnoot216 haar nicht Agniet, myn vryster, die hier moet weezen,
250[regelnummer]
Om jou zoons zaaken voort te zéttenGa naar voetnoot217, én ik zou vreezen
 
Die geleegenheid te verzuimen, want 'k moet mét haar
[pagina 161]
[p. 161]
 
Geertruij zien te perswaderenGa naar voetnoot218, zo wordt het huuwlyk klaarGa naar voetnoot219.
 
JOOST
 
Geertruij is niet t'huis.
 
ADRIAAN
 
Ja, zy kon daadlik komen.
 
JOOST
 
Gaan we maar een burgwalletjen omGa naar voetnoot220; onder de boomen
255[regelnummer]
Zal ik 't je zéggen. Houwen wy haarGa naar voetnoot221 terwyl in 't oog,
 
Of ze kwamen. Want dat je 't weetGa naar voetnoot222, daar is myn hoog
 
AangeleegenGa naar voetnoot223, myn zoon...
 
ADRIAAN
 
Daar komt Agniet uit het straatje
 
Met Geertruij. Adieu Kozyn, 'k zie se houwen een praatje,
 
En 'k zal 't zo allerbést mét een slingerslagGa naar voetnoot224
 
Te pas brengen.
 
JOOST
260[regelnummer]
Je mogt doen, dat ik niet zéggen mag;
 
Ik moet jou eerst wat zéggen,Ga naar voetnoot225 anders zou je 't heel verknóllen.
 
Ga naar margenoot+'k Heb zulke vrémde tydingenGa naar voetnoot226, ô 't zal je zo bóllenGa naar voetnoot227!
 
Je zoudt een verkeerde boodschap gedaan hébbenGa naar voetnoot228, in der daad.
 
Ook mog j'er steurenGa naar voetnoot229, want zy zyn vry drók in haar praat,
265[regelnummer]
En, na 't lykt, zullen zy zo haast niet uitscheijen.
[pagina 162]
[p. 162]
 
ADRIAAN
 
Wel al wat u belieft Kozyn, ik laat me van u leijen.
 
JOOST
 
Zy zyn ons schier op 't lyfGa naar voetnoot230. Kom Kozyn, déze weg in,
 
Myn zoon Héndriks vrysterGa naar voetnoot231, én ik hébben in 't zinGa naar voetnoot232...

IV. Tooneel

AGNIET, GEERTRUIJ.
 
AGNIET
 
WAarom wilt gy Héndrik dan belétten mét uw kindt
 
te leeven,
270[regelnummer]
Als gy geen goede rédenen daar van weet te geeven?
 
GEERTRUIJ
 
Bén ik het gehouwenGa naar voetnoot233?
 
AGNIET
 
Neen, maar 't zou wel voegenGa naar voetnoot234, nicht.
 
GEERTRUIJ
 
Zie, zy zel hém niet hébben, én 't bénnen zaaken van gewicht,
 
Die 't me belétten, én die ik kan, nóch mag, nóch wil zéggen.
 
AGNIET
 
LichtGa naar voetnoot235 dat 'er oude kwéstiejen tusschen Joost, én u léggen?
 
GEERTRUIJ
275[regelnummer]
Neen, Joost roertGa naar voetnoot236 me niet.
 
AGNIET
 
Schórt 'et dan an Hénderik?Ga naar voetnoot237
[pagina 163]
[p. 163]
 
GEERTRUIJ
 
Ja daar schort 'et meGa naar voetnoot238, én die maalt me in 't hooft
 
élken oogenblik.
 
AGNIET
 
Heeft hy u belédigd?
 
GEERTRUIJ
 
O neen, 't bénnen hiel andere zaaken.
 
Ga naar margenoot+AGNIET
 
Hébbenz’ ‘em licht een kind t'huis gebrogt?Ga naar voetnoot239
 
GEERTRUIJ
 
Wat zou myn dat raaken?
 
AGNIET
 
Is hy ook érgens verloofd?
 
GEERTRUIJ
 
Niet dat ik weet.
 
AGNIET
280[regelnummer]
Is 't een dronkerd?
 
GEERTRUIJ
 
Neen, gansch niet.
 
AGNIET
 
Stinkt hy somers ookGa naar voetnoot240 na zweet?
 
Heeft hy ook een stinkenden aasemGa naar voetnoot241, óf and're
 
verhoolen kwaalen?
 
GEERTRUIJ
 
Hy stinken! wat meugje tóch al uit jou harssens haalen?Ga naar voetnoot242
 
Wat ziekte, wat stinken, wat zweet? zyn vél is ekleurd,
 
Zo koel, zo zacht, én van geur als een parzik; 't is wel ebeurd,
[pagina 164]
[p. 164]
285[regelnummer]
Dat hy me ezoend hét; maar 't is niet uit te spreeken,
 
Zulken lucht als hy over hem hét.
 
AGNIET
 
Wat mag hem dan gebreeken?
 
GEERTRUIJ
 
Niet een zierGa naar voetnoot243 gebreekt 'ém; hy is récht als een kaers, hy is lang,
 
MarellenGa naar voetnoot244 ziet men in zyn oogen, karsen op zyn wang,
 
En parlen op zyn tanden, zyn haer mag men gelyken
290[regelnummer]
By gekruld gouddraed. Men zou géld an de knécht verkyken.Ga naar voetnoot245
 
AGNIET
 
'k Merk waar 't schortGa naar voetnoot246; jy misgunt hém jou dóchter tot bruid,
 
En bemint hém zelf.
 
GEERTRUIJ
 
Wat héb ik ezeid? Maar 't is 'er uit.
 
'k Héb me daer lélik verklaptGa naar voetnoot247, ik beken 't; maar zonder logen,
 
Ga naar margenoot+Ik was daar al heel buiten myn zélven op etoogenGa naar voetnoot248.
295[regelnummer]
't Is waar, ik bémin hém, én kén 't niet gebéteren ookGa naar voetnoot249;
 
Hiele nachten waartGa naar voetnoot250 hy veur myn oogen, als een spook.
 
Dan dénk ik, dat hy myn hier vatten wil, én daarGa naar voetnoot251 spreeken;
 
En word ik wakker, dan zie 'k, héb ik lélik mis ekeekenGa naar voetnoot252.
 
AGNIET
 
Maar nicht, dénkje wél op 't geen je zégt, én 't geenje doet?
300[regelnummer]
Dénkje wél om jou ouderdom?
[pagina 165]
[p. 165]
 
GEERTRUIJ
 
O ja, 'k heb nóch zo jongen bloed
 
In myn lyf, als jy, of iemand.Ga naar voetnoot253
 
AGNIET
 
Wél nicht, jy maakt me verwonderd.
 
Jy verliefd, én hébt zo veul jaaren?Ga naar voetnoot254
 
GEERTRUIJ
 
Wél, nóch geên honderd.
 
AGNIET
 
Hoe veel minder?
 
GEERTRUIJ
 
Vierendartig.
 
AGNIET
 
Ja, zo veel min?
 
Dat 's zésénséstig. Maar hoe komt u die dolheid in 't zin?Ga naar voetnoot255
 
GEERTRUIJ
305[regelnummer]
Dat weet ik niet, Agnietje. Maar hy lykt van lyf, én léden
 
Zo nae men man zaligerGa naar voetnoot256, die ook zo mooij, én besneeden
 
Van tronieGa naar voetnoot257 was, dat Héndrik myn altyd an hém dénken doet.
 
Want al was die maar een droogscheerders knécht, én
 
een knoetGa naar voetnoot258,
 
Hy had lichchaams, én verstands genoeg om een vrouw
 
te behaagen.Ga naar voetnoot259
 
AGNIET
310[regelnummer]
Maar geloof jy, dat jou die malle liefde wél zal slaagen?Ga naar voetnoot260
[pagina 166]
[p. 166]
 
GEERTRUIJ
 
Wél ja, toen ik myn man kreeg, was ik vyfénveertig jaar,
 
En hy pas twintig, sintGa naar voetnoot261 ben ik weinig veranderd.
 
Ga naar margenoot+AGNIET
 
Maar
 
Dat is nu twintig jaar geleeden, én daarenboven
 
Was die maar je knécht; jy moet van
 
een rykmans zoon geloovenGa naar voetnoot262
315[regelnummer]
Dat die andere gedachten heeft, én wat jongs begeert.
 
GEERTRUIJ
 
Maar myn goed is sédert wél de hiele hélft vermeerdt.
 
Laet zien, myn Kapitaal, oferékend de kwae schulden,
 
Is nou wél ruim hondert én séstig duizend gulden.Ga naar voetnoot263
 
Daar uit ken veur hém vallenGa naar voetnoot264, wanneer hy me trouwt,
320[regelnummer]
En ik te stérven kom, ten naesten by een TonnegoudGa naar voetnoot265.
 
Want 'k zou hém 't huuweliks kontrakt nae zyn zin
 
laeten maaken,
 
En in zulken geleegenheid valt ‘er wél wat te raaken.Ga naar voetnoot266
 
AGNIET
 
Ik hoor je aan mét een open’ mond. Jy oude liêGa naar voetnoot267 gelooft,
 
Dat de jonge luij zyn, als jyluijGa naar voetnoot268; én dat haar 't hoofd
325[regelnummer]
Niet hangt, als over schatten te zamelen, én te vergaarenGa naar voetnoot269;
[pagina 167]
[p. 167]
 
Maar gy mistGa naar voetnoot270; laat hém liever métje dóchter paaren,
 
En geeft haar behoorlikGa naar voetnoot271 goed meê, indienje hem wél bemint;
 
Want jy maakt kwade gissing, dat hy zo ontzind
 
Weezen zou, én een vrouw van zésénséstig jaaren trouwen.Ga naar voetnoot272
330[regelnummer]
Behalven dat moet jy jou reputasie in achting houwenGa naar voetnoot273.
 
Wat zouden de luiden niet zéggen, én al jou geslachtGa naar voetnoot274?
 
Hébt wat schaamt, én maak niet, dat élk een mét je lachtGa naar voetnoot275.
 
GEERTRUIJ
 
Ze moogen lachchen, die willen, ik zal altyd wél belétten,
 
Dat hy myn dóchter niet krygt.Ga naar voetnoot276
 
AGNIET
 
Zo zyt gy dan niet om te zéttenGa naar voetnoot277?
 
GEERTRUIJ
335[regelnummer]
Neen nicht, al heel niet, 't zy jy 't goed vindt, óf kwaedGa naar voetnoot278.
 
AGNIET
 
'k Zou je évenwél raadenGa naar voetnoot279...
 
Ga naar margenoot+GEERTRUIJ
 
Hoor nicht, loop heen mét jou raed,
 
Daer ze die van doen hébbenGa naar voetnoot280, én daer ze die begeeren.
 
Bén ik niet oud genoeg, dénk ikGa naar voetnoot281? óf zou ik van jou
 
moeten leeren,
 
Wat ik doen, óf laeten zel? hoor nicht, ik hébje gezeid,
[pagina 168]
[p. 168]
340[regelnummer]
Hoe ik het gaerenGa naar voetnoot282 had, waer 't me zit, én waer 't me leitGa naar voetnoot283.
 
Wil je me hélpen, hiel wél; wil je niet, pasjénsieGa naar voetnoot284;
 
Maer wil je me tégenstaenGa naar voetnoot285, zo houdje vry uit myn prezénsiGa naar voetnoot286;
 
Anders bén je me wéllekom; zie, dat's daer meê uitGa naar voetnoot287.
 
Daar komt jou vrijer an, jy waert ook gaeren de bruid,
345[regelnummer]
En 't staet myn zo vry, als jou. Nou 'k magGa naar voetnoot288 van je scheijen,
 
Je weet, wat ik je gezeid héb, lég 'et overGa naar voetnoot289 mét je beijen.

V. Tooneel

ADRIAANGa naar voetnoot290, AGNIET.
 
ADRIAAN
 
GOeden dag, myn Engel, wat schort u nicht, is ze kwaad?
 
Me dunkt schierGa naar voetnoot291, datze u mét een boos hoofd verlaat.
 
AGNIET
 
O; 'k moetje zo wat zéggen!
 
ADRIAAN
 
Maar laat my eerst eens spreeken,
350[regelnummer]
Je zult zo ophooren. Daar zal sulken bommel uitbreeken.Ga naar voetnoot292
 
AGNIET
 
Met myn niet minder, maar daar komt Héndrik gaanGa naar voetnoot293.
[pagina 169]
[p. 169]
 
Hy komt wél te pas; 't gaat hém voor alle and'ren aan.Ga naar voetnoot294

VI. Tooneel

HENDRIK, ADRIAAN, AGNIET.
 
HENDRIK
 
KBEn uw dienaar, Juffrouw Agniet. d'Uwe van gelyken
 
Kozyn Adriaan.Ga naar voetnoot295 Hoe sta je me beij zo aan te kyken?Ga naar voetnoot296
355[regelnummer]
Ga naar margenoot+Is 't aan, óf af?Ga naar voetnoot297
 
ADRIAAN
 
SlimmerGa naar voetnoot298, als af.
 
HENDRIK
 
Waarom? hoe dat?
 
ADRIAAN
 
Jy hébt jou leeven geen wonderlyker tydingGa naar voetnoot299 gehad?
 
AGNIET
 
De myne is ongeloovfelik.
 
ADRIAAN
 
De myne buiten gedachten.
 
HENDRIK
 
Jy geeftGa naar voetnoot300 me duizend doodsteeken. Aij, doet me tóch
 
niet wachten.
[pagina 170]
[p. 170]
 
AGNIET
 
Wél jou liefstesGa naar voetnoot301 moeder is op jou verliefd.
 
HENDRIK
 
Die TotebélGa naar voetnoot302
360[regelnummer]
Op my verlieft! wat komt my over?Ga naar voetnoot303 óch, 'k dócht het wél,
 
Dat 'er iets schuilen moest, dat ik niet kon begrypen.
 
O hémel, wat raad?
 
ADRIAAN
 
Myn tyding zal je nóch wel anders nypenGa naar voetnoot304.
 
HENDRIK
 
Kan my grooter ramp overkomen, kozyn Adriaan?
 
Ik weet, dat ze me nu haar dóchter nooit toe zal staan.
 
ADRIAAN
365[regelnummer]
Al stond ze jou haar dóchter toe, 'tzou je niet baaten.
 
HENDRIK
 
Ik verzoék niet meer; wou ze me dat maar toelaaten,
 
Ze mogt me beminnen, zo lang ze wilde.Ga naar voetnoot305
 
ADRIAAN
 
Met één woord,
 
Haar dóchter heeft zich verloofd.
 
HENDRIK
 
Zwyg Kozyn, óch jy vermoordt,
 
p.25, B5[r]
 
Jy vermoordt me. Verloofd! maar aan wie doch?
 
doet het me weetenGa naar voetnoot306.
370[regelnummer]
Kén ik hém?
 
ADRIAAN
 
Ja, zo wél, als u zélf.
[pagina 171]
[p. 171]
 
HENDRIK
 
Hoe is hy geheeten?
 
ADRIAAN
 
Jy noemt hém Vader.
HENDRIK
 
Myn Vader aan Lucia verloofd?
 
Hémel, én hél, staat by.Ga naar voetnoot307
 
ADRIAAN
 
Sus, sus, Héndrik, stélje hoofd
 
Wat gerusterGa naar voetnoot308, jy zoudt dol worden; en 't zyn zaaken
 
Die gedaan zynGa naar voetnoot309, én die men dus niet anders kan maaken.
 
AGNIET
375[regelnummer]
'k Weet nóch eenige raad.
 
HENDRIK
 
Wat raad? z'is verloofd, zo je zégt,
 
En dat aan myn vader. Och, ik ongelukkige knechtGa naar voetnoot310!
 
Was 't myn vader niet, 'k zou hém hals, én beenen breeken.
 
AGNIET
 
'k Zég, dat ik eenige raad weet, maar laat me
 
met vreên spreekenGa naar voetnoot311.
 
HENDRIK
 
Och, hébje raad, zo geef ze me. 'k Val om vér, uit ontstéltenisGa naar voetnoot312.
 
AGNIET
380[regelnummer]
Jy moet weeten dat Geertruij zo op jou verslingerd is,
 
Als geen jong ménsch weezen kan, ga jy haar vrijenGa naar voetnoot313.
 
HENDRIK
 
Is dat die goede raad? héb ik niet genoeg aan dat ééne lijenGa naar voetnoot314
[pagina 172]
[p. 172]
 
Van myn liefste te missen? zou ik nóch met die heete teef,
 
Dat oude stinkende vélGa naar voetnoot315 trouwen?
 
Ga naar margenoot+ADRIAAN
 
Neen, Héndrik neef,
385[regelnummer]
Ik zie wélGa naar voetnoot316, wat myn Engel zéggen wil.
 
HENDRIK
 
Wat wilze zéggen?
 
ADRIAAN
 
Zy hoopt daar door jou Vaders huuwelik t'ontléggenGa naar voetnoot317.
 
AGNIET
 
Zo is 't. Want men zal niet toelaaten, dat een vader 't kind
 
Van zyn zoons vrouw trouwt; men is niet ontzind,
 
Of dolGa naar voetnoot318 in dit land, om dat te dulden: én veel minder
390[regelnummer]
Dat een moeder haar schoonzoons zoon trouwt. Wat hinder
 
Is 'er te vreezen?
 
HENDRIK
 
Je hébt gelyk, 'k bedankje voor die raad.
 
Ik kan dat wél vattenGa naar voetnoot319. Maar Juffrouw Agniet, mag ik staat
 
Maaken op jou woordenGa naar voetnoot320, is 't met Geertruij zo geleegen
 
Als jy me zégt, én zou ik haar haastGa naar voetnoot321 daar toe
 
konnen beweegen?
 
AGNIET
395[regelnummer]
In een oogenblik Héndrik, gaat 'er maar zo daadlyk byGa naar voetnoot322.
 
HENDRIK
 
Hoe, zo daadlyk op een sprong?Ga naar voetnoot323
[pagina 173]
[p. 173]
 
AGNIET
 
Ja, zég ik, én boodschap vryGa naar voetnoot324
 
Uit myn naam, hoe dat zy der my zélf heeft om gebédenGa naar voetnoot325
 
Jou daar vanGa naar voetnoot326 aan te spreeken, én was 't mooglik t'overreeden.
 
Wy zullen jou hier wachten. Loop, maakt 'et maar klaar, wél hoe?
400[regelnummer]
Hoe staje nu, 't is mét een snap beschikt.Ga naar voetnoot327
 
HENDRIK
 
Dat gaat 'er dan na toe.Ga naar voetnoot328

VII. Tooneel

HENDRIK, GEERTRUIJ
 
HENDRIK
 
Goeden dag, Juffrouw Geertruij.
 
GEERTRUIJ
 
Goeden dag, Héndrik. Myn aâren
 
Gaen openGa naar voetnoot329, als ik je zie. Komje niet inGa naar voetnoot330?
 
HENDRIK
 
'k Zou je garen
 
Een woordje spreeken.
 
GEERTRUIJ
 
Wilje niet afterGa naar voetnoot331 by jou vryster gaen? zég.
 
HENDRIK
 
Wat vryster?
 
GEERTRUIJ
 
Lucytje, myn dóchter.
[pagina 174]
[p. 174]
 
HENDRIK
 
Neen, die liefde is alGa naar voetnoot332 wég;
405[regelnummer]
'k Hébje wat anders te zéggen. Lucytje is myn vryster
 
Niet meer. Zy heeft zich aan een ander verloofd.
 
GEERTRUIJ
 
'tIs te byster,Ga naar voetnoot333
 
Zy haar verloofd! én buiten myn weeten! én niet met jou!
 
HENDRIK
 
Neen, maar aan myn Vader.
 
GEERTRUIJ
 
Wat doet zy wysselyk!Ga naar voetnoot334 ik zou
 
Dat nooit op 'er vermoedGa naar voetnoot335 hébben, zo wél te kiezen.
 
HENDRIK
410[regelnummer]
Ik dacht, dat u die tyding uw geduld zou doen verliezenGa naar voetnoot336.
 
GEERTRUIJ
 
Wél wat praat is dat? zy het 'er zélf béter besteedGa naar voetnoot337
 
Als ik doen ken, zy zel daar warm zittenGa naar voetnoot338, lykje weet.
 
Ga naar margenoot+Jou vader is ryk, én oud, én wys. Zulke voetstappen
 
Diende jy ook te volgen. Men mag praaten, én klappenGa naar voetnoot339,
 
Zo menGa naar voetnoot340 wil, twee jongeluij dienen malkander nietGa naar voetnoot341,
 
Zo wat getémperdGa naar voetnoot342 is béter. Myn lieve Héndrik, ziet,
 
Daarom had ik jou te lief, om aan myn dóchter te geeven.
[pagina 175]
[p. 175]
 
Maar heeft jou jou Vader daar jou lés niet fray
 
veur eschreeven?Ga naar voetnoot343
 
Dat jy ook nae een fraije bejaarde huismoeder zóchtGa naar voetnoot344,
420[regelnummer]
Zou jy alzo kwaelyk doen?Ga naar voetnoot345
 
HENDRIK
 
Neen, 't was, daar ik om dócht,
 
En daarom kom ik éxsprés uit om u te vrijenGa naar voetnoot346;
 
Want een jong lóshoofd lang op te passenGa naar voetnoot347, is een lijen,
 
Dat my al sedert anderhalf, of twee jaaren verdriet.
 
Behalven dat heeft my zo daadelyk jou nicht Agniet
425[regelnummer]
VertrokkenGa naar voetnoot348, dat ik in u grasieGa naar voetnoot349 stond, én zo ik 't waagde,
 
Dat ik 't jawoord krygen zou, door dienGa naar voetnoot350 ik je behaagde.
 
GEERTRUIJ
 
Och ja, zo doeje; én nou te meêr, om datje wysselyk
 
Na een vrou ziet, die bezadigdGa naar voetnoot351 is, staatigGa naar voetnoot352, én ryk;
 
Daar je meê behouwen kent blyven, en een man met eerenGa naar voetnoot353.
430[regelnummer]
En behalven dat alles, óch wist je 't karésseren,
 
Dat een bedaagde vrouw an een jong man doetGa naar voetnoot354, óch heer!
[pagina 176]
[p. 176]
 
'k Ben verzékerd, jy wenschten op der aerde niet meêrGa naar voetnoot355.
 
Ook zul je alles hébben, watje maar wilt bedingen
 
In 't huwelyks kontrakt; want jy zult 'er meê omspringen
435[regelnummer]
Na jou lust, én zinnelykheidGa naar voetnoot356, daarom zieGa naar voetnoot357, wat je begeert.
 
HENDRIK
 
Niet, alsdat je déze ring neemt, én my d'uwe vereert,Ga naar voetnoot358
 
Wél verstaande op trouwGa naar voetnoot359; én om 't kontrakt
 
te doen beschryven.
 
Zal ik dan voort gaan, en pas een ommezien uitblyven.Ga naar voetnoot360
 
GEERTRUIJ
 
Daar is myn ring, geef my de jouwe nou, én een zoentje toe.
 
HENDRIK
440[regelnummer]
Neen, daar, neemze maar zonder die sirkomstantienGa naar voetnoot361.
 
Ga naar margenoot+GEERTRUIJ
 
Wél hoe,
 
Als men malkanderen trouw geeftGa naar voetnoot362, zoumen dan
 
niet iensGa naar voetnoot363 kussen?
 
HENDRIK
 
't Zal daer nae béter val hébbenGa naar voetnoot364.
 
GEERTRUIJ
 
Jy wilt zéggen tusschen
 
De witte lakens. Jy hébt gelyk ook.
[pagina 177]
[p. 177]
 
HENDRIK
 
Nu Juffrouw, 'k ga
 
't Kontrakt laaten maaken.
 
GEERTRUIJ
 
Zég ten minsten liefsteGa naar voetnoot365.
 
HENDRIK
 
Ia, ja.
445[regelnummer]
Liefste wilGa naar voetnoot366 ik zéggen.
 
GEERTRUIJ
 
Nou liefste, laet me tóch niet wachten,
 
Of ik zou van opréchte ongeveinsde liefde versmachtenGa naar voetnoot367.
 
Wat hangt me al vreugd boven 't hooft. Myn longen, én
 
ingewand
 
Luiken opGa naar voetnoot368, als een roos, én staan in lichte klare brand.
 
Wél Héndrik, ik gae dan in huis, én zel me zo wat opkwikkenGa naar voetnoot369;
450[regelnummer]
[Ik bin al mooijer as ik lyk.]Ga naar voetnoot370
 
HENDRIK
 
Ik ga myn boodtschap beschikkenGa naar voetnoot371.

VIII. Tooneel

HENDRIK, ADRIAAN.
 
HENDRIK
 
TOe is de deur. Kozyn, Kozyn, waar is Juffrouw Agniet?
[pagina 178]
[p. 178]
 
ADRIAAN
 
Door dienzeGa naar voetnoot372 uw vader ginder zag, was 't, dat ze me
 
zoGa naar voetnoot373 verliet,
 
Ga naar margenoot+Om my by hem alleen te laaten, óf ik hem
 
kost beleezenGa naar voetnoot374;
 
Doch zy heeft gezeid, dat zy hier daadlyk weêrGa naar voetnoot375 zal wezen.
455[regelnummer]
Maar Kozyn, hoe staje mét Geertruij?
 
HENDRIK
 
Zie Kozyn, déze ring
 
Héb ik op trouw van haar.
 
ADRIAAN
 
Dat behaagt me zonderlingGa naar voetnoot376.
 
Maar je vader is dichte by. Kom, je moet me verlaaten;
 
'k Zal zien, over wat boeg ik 't wénd', om hém te bepraaten.
 
HENDRIK
 
Vaar wél dan, Kozyn, veur een oogenblik, want ik kom
460[regelnummer]
Zo daadlyk weêr, óf 't nood deêGa naar voetnoot377, én ga maar een straatjen om.

IX. Tooneel

JOOST, ADRIAAN.
 
JOOST
 
Goeden dag, Kozyn Adriaan.
 
ADRIAAN
 
Wél, dus uitgestreekenGa naar voetnoot378,
 
Kozyn, jy bént heel verjongd.
[pagina 179]
[p. 179]
 
JOOST
 
Zo doe ikGa naar voetnoot379, Kozyn. EleweekenGa naar voetnoot380
 
Ik beloof myn allerliefste zulken dageraadGa naar voetnoot381.
 
Maar zég me tóch, hoe dat 'et met Héndrik staat?
465[regelnummer]
Ik zie, hy verlaatje. Gaat hy hem lichtGa naar voetnoot382 voor
 
zyn vader verschuilen,
 
Om zyn kwaad hooft niet te toonen, gaat hy daarom zo
 
heen pruilenGa naar voetnoot383?
 
't Is een groote wysheidGa naar voetnoot384 van hem.
 
ADRIAAN
 
Och Kozyn, zou Héndrik
 
Kwaat zyn, neen, gantsch niet, hy is wonderlyk wél in zyn schik.
 
JOOST
 
Is 't wél moogelyk!Ga naar voetnoot385 dat is me zéker lief te hooren.Ga naar voetnoot386
470[regelnummer]
Ga naar margenoot+O, 't is een vroomGa naar voetnoot387 kind! nooit heeft hy me gezócht
 
te verstooren.
 
Ia geen vader op de waereld heeft sulk een geschikte zoonGa naar voetnoot388.
 
ADRIAAN
 
Ik bekén hetGa naar voetnoot389. Maar hy wénschte wél, dat jy tot loon
 
Van zyn geschiktheid hém toe woud laaten te trouwen
 
Die hy wilde; want hy is 'er door zyn woordGa naar voetnoot390 aangehouwen.
[pagina 180]
[p. 180]
 
Hy heeft zich zo straksGa naar voetnoot391 verloofd, én badGa naar voetnoot392 me,
 
dat ik 't je bidden zou.
 
En daarom ging hy wég.
 
JOOST
 
Verloofd! maar is 't ook een ryke vrouw?
 
ADRIAAN
 
Zy heeft wél anderhalve tonnegoudsGa naar voetnoot393.
 
JOOST
 
Wélk een wysheid
 
In een jonge bloem! ja wél, hy beschaamt myn oude grysheidGa naar voetnoot394.
 
ADRIAAN
 
Maar 't is een wéduw mét een kind.
 
JOOST
 
Wat schaadt dat?
480[regelnummer]
't Géld maakt 'et goed.
 
ADRIAAN
 
Ook is ze al vryGa naar voetnoot395 bejaard.
 
JOOST
 
Wat, wat,Ga naar voetnoot396
 
Te meêr weet ze van huishouwen. Ik mérk de kneepen.Ga naar voetnoot397
 
Ik wist niet, waarom jy me by zyn liefstes moeder wou sleepen,
 
Hy wou licht aan, óf af wezen,Ga naar voetnoot398 om dat hy op
 
dit verlooven stond,
 
Na ik nu zie. Wél, wat doet hy alles op een goede grond!
485[regelnummer]
'k Verblyme zulk een kind te hébben; want ik had geen vreezen,
[pagina 181]
[p. 181]
 
Als dat hy d'eenige sporling in myn huwelyk zou wezen:Ga naar voetnoot399
 
Maar zo ik het wénsch, én begeer, valt alle dingenGa naar voetnoot400 uit.
 
Zéker, 't is een vroom jongmanGa naar voetnoot401. Maar wie is doch zyn bruid?
 
Ga naar margenoot+ADRIAAN
 
Uw bruids moeder.
 
JOOST
 
Die fielt, wat heeft hy daar begonnen?Ga naar voetnoot402
 
ADRIAAN
490[regelnummer]
't Was straksGa naar voetnoot403 zulk een vroom jongman.
 
JOOST
 
'k Héb me niet wél bezonnen,
 
Want wie zou denken, dat hy zulke dingen
 
aanvangen zou?
 
ADRIAAN
 
Hy neemt een éksémpelGa naar voetnoot404 aan uw toekomende vrouw.
 
JOOST
 
Wat éksémpel? neem ik myn vaders toekomende moeder?Ga naar voetnoot405
 
Wat gelykenis is dat? én bén ik zyn vader niet? jy bént vroeder
495[regelnummer]
Als jy praatGa naar voetnoot406 Kozyn.
 
ADRIAAN
 
O ja, 'k weet wélGa naar voetnoot407, dat 'et gansch niet past.Ga naar voetnoot408
 
JOOST
 
Wél, dat dénk ik wél.Ga naar voetnoot409
[pagina 182]
[p. 182]
 
ADRIAAN
 
Maar Kozyn, zie, 't gaat meê vast,Ga naar voetnoot410
 
Dat het u niet past na uws zoons liefste te kyken.
 
Daarom zo 't hém niet past, past het u ook niet van gelykenGa naar voetnoot411.
 
Dés zoud' ik u raden van uw vryster af te staanGa naar voetnoot412,
500[regelnummer]
Dan was hy met goede rédenen van de zyne ook af te raân.Ga naar voetnoot413
 
JOOST
 
Goê rédenen, óf kwâ rédenen, 'k zég, ik zal niet lijenGa naar voetnoot414,
 
Dat hy me dat affrontGa naar voetnoot415 doen, én myn liefstes moeder zou vryen.
 
ADRIAAN
 
Wat vrijen, Kozyn? hy heeft 'er al trouwbelóften van.
 
JOOST
 
Heel wélGa naar voetnoot416, maar 'k moet zien, óf ik dat niet belétten kan.
 
ADRIAAN
505[regelnummer]
Zo jy 't belétten kunt, zal hy u ook licht konnen belétten
 
Uw vryster te trouwen.
 
Ga naar margenoot+JOOST
 
Zo hy hém daar tégen wil zétten,
 
Zal hy zyn légitime pórsie maar hébbenGa naar voetnoot417, Kozyn,
 
Of pér denasie intervivesGa naar voetnoot418 (want het myn is het myn)
[pagina 183]
[p. 183]
 
Zal ik 't aan een kant maakenGa naar voetnoot419; én évenwélGa naar voetnoot420 zal hy
 
me niet weerenGa naar voetnoot421
510[regelnummer]
Lusij te trouwen.
 
ADRIAAN
 
Dan zal hy ook licht, tégen jou begeerenGa naar voetnoot422,
 
Lusys moeder trouwen; én zy heeft wél zoo veel goedGa naar voetnoot423,
 
Dat, indien zy dan de zélve wég ingaat, als jy doet,Ga naar voetnoot424
 
Zo zal hy meêr op u, als gy op hém, konnen winnen.
 
Maar geloof me, bedaarje, én dénk mét bezadigde zinnenGa naar voetnoot425,
515[regelnummer]
Of 't niet béter waar, dat gy u alle beide raaden liet,Ga naar voetnoot426
 
En mét malkanderen ruilde.
 
JOOST
 
Kozyn, zie daar, dat doe ik niet,
 
Al zou stad, en land, hól over bólGa naar voetnoot427, en 't onderst boven raaken.
 
ADRIAAN
 
Zyt gy dan niet te raaden?
 
JOOST
 
Al te maal vergeefsche zaaken.
 
ADRIAAN
 
Wél Kozyn, hoor dan toe mét wat minder ongeduld.
520[regelnummer]
Als men 't al zéggen zal,Ga naar voetnoot428 uw zoon heeft wél
 
de minste schuld;
 
Dat oude vél heeft hém die poppen in 't hoofd gesteekenGa naar voetnoot429,
 
Want zy heeft hém lang bemind, én dése kans afgekeeken,
 
Door dien datGa naar voetnoot430 haar dóchter zich aan u had ondertrouwd.
[pagina 184]
[p. 184]
 
Die oude donderhéks heeft u al deze verwárring gebrouwd.
 
JOOST
525[regelnummer]
Kozyn, ik geloof wél, dat het waar is.
 
ADRIAAN
 
Wél te weeten;Ga naar voetnoot431
 
Want uw zoon is immers niet krankzinnig, óf bezeeten;
 
Zy heeft hém liefdekruid ingegeevenGa naar voetnoot432, dat is gewis.
 
DatGa naar voetnoot433 die jongman zo op dat verzoorde vélGa naar voetnoot434 verslingerd is.
 
Ga naar margenoot+Daarom zou ik ér zo voort gaan overhaalen, én doorstryken,
530[regelnummer]
Dat zy vreezen zou, én schrikken na jou zoon om te kyken.Ga naar voetnoot435
 
JOOST
 
Dat had ik ook in 't zinGa naar voetnoot436; zy zal wél afstaan, als 't naauwt,
 
En ik haar zo aan boord lég.Ga naar voetnoot437
 
ADRIAAN
 
Wakker danGa naar voetnoot438, eer uw yver verflaauwt.

X. Tooneel

JOOST, GEERTRUIJ.
 
GEERTRUIJ
 
GOeden dag, myn Heer, wat is jou vraagenGa naar voetnoot439?
[pagina 185]
[p. 185]
 
JOOST
 
Myn vraagen,
 
Oude Tovenaarster, dat is, wat voor drommelsche laagen
535[regelnummer]
Jy op myn zoon geleid hébtGa naar voetnoot440, dat hy krankzinnig, én mal
 
Geworden is?
 
GEERTRUIJ
 
Wat zoon?
 
JOOST
 
Héndrik, die jou trouwen zal,
 
Zo ik 't niet belét; want hy moet dol, én krankzinnig weezen,
 
Dat hy hém van zo een stinkende karonje laat beleezen.Ga naar voetnoot441
 
Kyk, hoez' 'er opgehémeldGa naar voetnoot442 heeft! dat 's een staaltje!
 
dat 's een beeld!
540[regelnummer]
Foeij, schaamje, dat je zo de vroome luij haar kinderenGa naar voetnoot443
 
ontsteelt.
 
GEERTRUIJ
 
Zo bén jy dan Joost, de vader van Héndrik, myn vryer?
 
Wél, jy hébtje meê niet lelijkGa naar voetnoot444 toeëtakeld, als een snijerGa naar voetnoot445,
 
Of kwakzalver. Jy bént een fatsoentjeGa naar voetnoot446, récht uit ezeid;
 
Al bénje geschraaptGa naar voetnoot447, jy lykt ér wél ien, om een fluksche meid,
545[regelnummer]
Als myn dóchter, op te passenGa naar voetnoot448. Wie my niet durft schelden!Ga naar voetnoot449
 
Kom jy noch veur myn oogen, én durf jy jou anméldenGa naar voetnoot450?
[pagina 186]
[p. 186]
 
Ga naar margenoot+Jy oude SuzannesboefGa naar voetnoot451 hébt myn dóchter verleid,
 
En verwyt myn, dat jou zoon my vryt, wél dat 's
 
een schoon bescheidGa naar voetnoot452!

XI. Tooneel.

LUCIA, JOOST, GEERTRUIJ.
 
LUCIA
 
HY heeft me niet verleid, ik héb hém begeerd,
 
moet gy weeten;
550[regelnummer]
Daarom schéld myn bruigom niet, óf ik zou licht vergeeten,
 
Dat ik u dóchter bén; want dat hém raakt, gaat my meê aan,
 
En ik bén min een moeder, als een man, gehouden
 
voor te staan.Ga naar voetnoot453

XII. Tooneel.

HENDRIK, JOOST, GEERTRUIJ, LUCIA.
 
HENDRIK
 
WEl, zo bén ik ook gehouden myn vrouw
 
voor te spreekenGa naar voetnoot454.
 
JOOST
 
Hou den bék, béngel. Kyk, waar hém déze jongen
 
in wil steeken!Ga naar voetnoot455
 
Dénk, dat jy myn zoon bént.
 
HENDRIK
555[regelnummer]
Dénk, dat jy de myne haast weezen zult.
 
LUCIA
 
Maar dan zal ik uw moeder weezen.
[pagina 187]
[p. 187]
 
GEERTRUIJ
 
Wacht jeGa naar voetnoot456 myn geduld
 
Te térgen, kladdegatGa naar voetnoot457, ofGa naar voetnoot458 ik zweer, ik zalje doen voelen
 
Met déze vuisten, dat ik jou moêr bin, én myn moetGa naar voetnoot459 zo koelen
 
Dat je weeten zélt gekastytGa naar voetnoot460 te weezen, daarom houdje mond.
 
JOOST
560[regelnummer]
Begin niet ééns, heete teef.Ga naar voetnoot461
 
Ga naar margenoot+GEERTRUIJ
 
WélGa naar voetnoot462 lamlénden, schieven hondGa naar voetnoot463.

XIII. Tooneel.

ADRIAAN, AGNIET, JOOST, GEERTRUIJ, LUCIA, HENDRIK.
 
ADRIAAN
 
FOeij, schaamt u wat, malkander zo op de straat
 
uit te luchtenGa naar voetnoot464.
 
AGNIET
 
't Geeft me wonderGa naar voetnoot465, dat 'er noch geen volk vergaârt.
 
GEERTRUIJ
 
Zulke kluchten
 
Récht me die onverstandige ouwe rammelaar uit.Ga naar voetnoot466
 
Hy komt me veur myn deur uitfunsenGa naar voetnoot467. Is dat niet een schavuit?
[pagina 188]
[p. 188]
 
JOOST
565[regelnummer]
Verdien je 't niet, mét myn eenige zoon te onthouwenGa naar voetnoot468?
 
HENDRIK
 
Jy hébt ongelyk, ik zal haar uit myn eigen vrije wil trouwen.
 
JOOST
 
Déze béngel valt myn altyd in myn woordenGa naar voetnoot469.
 
HENDRIK
 
Wel hoe,
 
Wat beelt gy u in, denk ikGa naar voetnoot470, komt my de eer zo wél niet toe
 
Als u, van eerst te spreeken? zal ik uw vader niet haast heeten?Ga naar voetnoot471
 
JOOST
570[regelnummer]
Dat zal ik wél belétten; én buiten dat moet je weeten,
 
Al had jy myn vrouws moeder; én ik de dóchter van jou vrouw,Ga naar voetnoot472
 
Dat ik jou ouder bén, én 't eerst spreeken my passen zou.Ga naar voetnoot473
 
GEERTRUIJ
 
Wel dan zou 't myn veur jou allegaâr te zaamenGa naar voetnoot474 passen.
 
JOOST
 
Maar ik ben een man.
 
Ga naar margenoot+GEERTRUIJ
 
Dit varken zullen wy jou ook wél wassen.Ga naar voetnoot475
575[regelnummer]
Waer zie je myn liefste veur an?Ga naar voetnoot476 'k wed hy zyn vaâr beschaamt
 
Van manheids halvenGa naar voetnoot477: én dewyl het betaamt,
[pagina 189]
[p. 189]
 
Dat de mannen 't woord voeren, zo laat ik hém
 
voor myn spreeken.
 
LUCIA
 
Wel zoGa naar voetnoot478 aan de jaaren van myn liefste iets mogt ontbreeken,
 
De twintig jaaren, die ik oud bén, voeg ik 'er dan by.
 
JOOST
580[regelnummer]
WelGa naar voetnoot479 bedócht, die by myn séstig maakt tachtig.
 
LUCIA
 
En jyGa naar voetnoot480
 
Hébt maar zésenséstig, dus schiet 'er éffen veertig overGa naar voetnoot481.
 
JOOST
 
Daar heeft myn liefste gelyk in.
 
HENDRIK
 
Zy kan haar niet gróver
 
VerzinnenGa naar voetnoot482, want zo zy haar jaaren by de uwe zétGa naar voetnoot483,
 
Zét ik myn vierentwintig by myn liefstens, dat 's négenGa naar voetnoot484 bét
585[regelnummer]
Als jy mét je beijen.
 
GEERTRUIJ
 
Daar valt niet tégen te kediezen,Ga naar voetnoot485
 
Dat 's uit, wy moeten eerst spreeken. Bekénje 't te verliezen?Ga naar voetnoot486
 
JOOST
 
Wel ja, ik bekén 't. Spreek eerst dan, wat is je wil?
 
ADRIAAN
 
Met verlófGa naar voetnoot487, vrinden, zwyg allebeij eerst een weinig stil,
[pagina 190]
[p. 190]
 
En zét jou verschil aan onsGa naar voetnoot488, wy hoopen het by te léggen.
 
HENDRIK
590[regelnummer]
Ik bén 'er meê te vréden.
 
JOOST
 
Ik hou my ook aan jou zéggen,
 
Kozyn Adriaan.
 
Ga naar margenoot+GEERTRUIJ
 
Ik ook Agnietje nicht.
 
LUCIA
 
En ik meê.
 
ADRIAAN
 
Hoort eens vrinden, ik zie in der eeuwigheid geen vrêe
 
Tusschen u lieden, indien één van déze huuwelyken
 
Voortgang namGa naar voetnoot489, want het schynt van de réden te wykenGa naar voetnoot490,
595[regelnummer]
Dat men u alle vier aan malkander trouwen zou,
 
En dat een zoon zyn vaders schoonvader,
 
óf een dóchter de vrouw
 
Van haar moeders schoonvader zou zyn. 't Is tégen de wétten:
 
En om u de een tégen des anders huuwelyk te zéttenGa naar voetnoot491,
 
Hebt gy allebei éven groote réden. DésGa naar voetnoot492 zult gy zien,
600[regelnummer]
Dat men u alle vier uw malle huuwelyken zal verbiên.
 
Te meêr, om dat uw kinderen gelyk, als gedwongen
 
Door uwe Wanhébbelyke liefde, die krullen, én sprongen
 
In 't hoofd kreegen.Ga naar voetnoot493 En dus word gy aan al de
 
waereldGa naar voetnoot494 tót een spót.
 
Behalven datGa naar voetnoot495 is 't by u-lieden vrinden gewéldig verbródGa naar voetnoot496;
[pagina 191]
[p. 191]
605[regelnummer]
Ik komze mét Agnietje daar zoo daadelyk te spreekenGa naar voetnoot497.
 
Wy vertélden haar uw toekomend huuwelyk. Hoe ze opkeeken,
 
Is niet uit te drukken; zy scholden zeer, én zwoeren met één,
 
Dat zy 't niet lydenGa naar voetnoot498 zouden, én dreigden met uw tweenGa naar voetnoot499,
 
Dat zy 'er zich in steekenGa naar voetnoot500 zouden, én de zaak zo betwistenGa naar voetnoot501,
610[regelnummer]
Dat jy alle vier steêkindGa naar voetnoot502 raakte, daar ze gemakkelyk raad
 
toe wisten,
 
Zo zy zeiden; maar ook, wie van u vieren af zou staanGa naar voetnoot503,
 
Die zouden ze hélpen, om tégen d'onwillige aan te gaanGa naar voetnoot504.
 
Daarom verklaar gy, Héndrik, door dien gy eerst moet spreeken,
 
Na Joostneefs bekéntenisGa naar voetnoot505, wilt gy 't huuwelyk laaten steeken?
 
HENDRIK
615[regelnummer]
Ja, liever, als van myn vrinden steêkind gemaakt te zyn.
 
Ga naar margenoot+GEERTRUIJ
 
Dénk wat je zégt, liefste; kanje myn dat hérteleed, die pyn
 
Aandoen?
 
HENDRIK
 
'k Doe 't gedwongen.
 
ADRIAAN
 
En jy, Lucytje?
 
LUCIA
 
Ik van gelyken.
 
ADRIAAN
 
En jy Joost neef, wat zegt gy?
[pagina 192]
[p. 192]
 
JOOST
 
Ik sta vreemd toe te kyken.
 
Maar zoudenze myn steêkind maaken kunnen?
 
ADRIAAN
 
Dat 's gewis.
 
JOOST
620[regelnummer]
Wél Kozyn, dan sta ik ook ófGa naar voetnoot506, zo dat zo jou meening is.
 
ADRIAAN
 
En jy, Juffrouw Geertruij.
 
GEERTRUIJ
 
Moet ik niet wél, al woud ik niet willen?
 
Maar wat raed is'er nou om die brand te koelen, én te stillen,Ga naar voetnoot507
 
Die die échte opréchte liefde ontsteeken heeft in myn bloed?
 
JOOST
 
En hoe maak ik het tóch, ik bén ook al vry heet gebroedGa naar voetnoot508.
 
ADRIAAN
625[regelnummer]
Hoor Juffrouw, wyl jy nóch moed hébt
 
zo een jong kwant te behaagen,Ga naar voetnoot509
 
En Kozyn, gy 't ook mét een meisje van twintig jaaren
 
durft waagen,
 
Zo zoudt gy malkanderen wél passen, én gy kondt uw
 
vuur van stroo
 
Eens hélder doen op branden.Ga naar voetnoot510 Daarom, vrinden,
 
verstaat gy 't zo,
 
Trouwt gy luiden malkander, én laat Héndrik
 
mét Lucytje paarenGa naar voetnoot511.
[pagina 193]
[p. 193]
 
Ga naar margenoot+JOOST
630[regelnummer]
Wél zie daar, ik bén te vréden, zo 't Geertruij doen wil.
 
GEERTRUIJ
 
Garen;
 
Want ik zie wél, dat ér veur myn anders niet van vallen zel?Ga naar voetnoot512
 
ADRIAAN
 
En gy Lucytje?
 
LUCIA
 
'k Ben te vréden.
 
ADRIAAN
 
Hoe gy Héndrik?
 
HENDRIK
 
Wonder wél.
 
AGNIET
 
Wél Adriaan, jy kunt mét huuwelyk maaken omspringen.
 
ADRIAAN
 
Dat wy 't dérde paar maakten, én meê voor de Roôdeur
 
gingen?Ga naar voetnoot513
 
Wy zouden malkanders getuigen weezen, én 't zou met een
 
Kósten, én moeiten deurgaanGa naar voetnoot514.
 
AGNIET
 
Daar is myn hánd, ik ben ér meê te vreên.
 
EINDE
margenoot+
p.5, A3[r]
voetnoot54
afwijkend van de maatschappelijke normen, ongepaste
voetnoot55
één keer
voetnoot56
jy waart: jij was; waart is de vorm die bij gy hoort.
voetnoot57
dienstmeid
voetnoot58
Daarje ... hebt: bij wie je mij verkregen hebt
voetnoot59
stél ... te vréden: breng je hart (liefdesverlangen) tot bedaren
voetnoot60
veel bezittingen
voetnoot61
ik héb moed,: ik heb hoop [op een goede uitslag]., ik heb [er] vertrouwen [in].
voetnoot62
Al ... vergeleeken: [Dan] wordt het hele probleem in een mum van tijd opgelost
margenoot+
p.6, [A3v]
voetnoot63
Opm.: -ze - de moeder, Geertruij
voetnoot64
alleen maar
voetnoot65
geen styl van doen: geen beroep; WNT stijl (II), 9
voetnoot66
goed
voetnoot67
Opm.: de moeder
voetnoot68
maar
voetnoot69
hoe ... leit: hoe de zaak in elkaar steekt
voetnoot70
kanz'er: kan zij haar (bez. vnw.)
voetnoot71
Zou ... omkomen: vrij: zou het een karige bedoening worden
voetnoot72
Geen ... gemeen [te zyn]: dat goederen noch winst gemeenschappelijk zouden zijn; Geertruij en haar man waren dus op huwelijkse voorwaarden getrouwd
voetnoot73
gevrij, (liefdes-)spel; kennelijk had hij Geertruij zwanger gemaakt, waardoor het huwelijk in wezen al geldig was
voetnoot74
Opm.: één pond Hollands (40 groten) had de waarde van één gulden [H. Enno van Gelder, De Nederlandse munten, register]. Dit was grofweg het dagloon van een arbeider. A. Pol, conservator aan het Geldmuseum te Utrecht, wees me er op, dat pond een laat-middeleeuwse rekeneenheid was, zodat hier mogelijk archaïserend woordgebruik in het spel is.
voetnoot75
Opm.: een knoet, een poep - hier scheldnamen voor mensen, vooral arbeiders, uit Noord-Duitsland (Westfalen en dergelijke), later een algemeen scheldwoord voor mensen van lage afkomst
voetnoot76
jouw hoge afkomst
voetnoot77
de dochter van een armoedzaaier!
margenoot+
p.7, A4[r]
voetnoot78
dat's óf: dat (nl. jouw vrijerij met de dochter van Geertruij) is afgelopen!
voetnoot79
jouw vrouw zaliger
voetnoot80
inderdaad
voetnoot81
Wat weet ik het: bet.: Hoe zou ik dat weten?
voetnoot82
gevraagd
voetnoot83
Opm.: het hertogdom met Münster als belangrijkste stad
voetnoot84
Hadze ... geld?: Had ze eveneens niet veel geld?, vrij: Bezat zij niet ook [d.i. evenals de vader van Hendriks geliefde] weinig geld?
voetnoot85
bijer: bij haar
voetnoot86
een ongehuwde jonge vrouw
voetnoot87
Wel ... leit?: bet.: Wel, ik vraag me af, waarom hecht deze brutale jongen daar zo'n belang aan?; vrij: Wel, ik vraag me af, waar bemoeit deze brutale knul zich mee!
voetnoot88
niets
margenoot+
p.8, [A4v]
voetnoot89
huij ... broêr: bet.: het maakt geen verschil; lett.: wei is het broertje van karnemelk; variant van ‘wei is karnemelks borg’; wei of hui is de zoete vloeistof die na de afscheiding van de kaasstof van de melk overblijft.
voetnoot90
Men ... meêr: men maakt niet meer zo'n ophef van; men beroemt zich niet meer op
voetnoot91
die ...óf komen: die daarvan afstammen
voetnoot92
't is ... niet: bet. van de uitdrukking: dat is voor hem de ware reden niet (Stoett 1943, nr. 541)
voetnoot93
met dat aardigheidje, trucje
voetnoot94
van ... bloed: vrij: van zeer lage geboorte; stilleveger - schoonmaker en ruimer van (buiten het huis gelegen) toiletten met beerput, vgl. Oudemans Middel- en Oudnederlandsch woordenboek onder stillevaeghen en stillevaegher
voetnoot95
Zo ... verkoopen: vrij: Dan kunnen zij zich gemakkelijk vergalopperen (te buiten gaan) door een kapitaal huis te kopen; vgl. WNT ver- (V) III, 11 en 12
voetnoot96
Die ... wapens: Voor wie dat heeft, bedenkt men zo maar familiewapens
voetnoot97
Opm.: hier spelen twee betekenissen gelijktijdig: ‘lomperik’ en ‘dorsvlegel’
voetnoot98
meteen
voetnoot99
vast
voetnoot100
waarschijnlijk
voetnoot101
een [huwelijks-]aanzoek volgens de regels, [namelijk]...
voetnoot102
míjn reputatie; contrasterend met haar reputatie in vs. 67
voetnoot103
dat ... zou: dat het zou lukken
voetnoot104
dan, op die voorwaarde
voetnoot105
Anders ... vallen: anders zal het niet gebeuren, vrijer: anders komt daar niets van in
voetnoot106
ooit
voetnoot107
niemand; WNT geen I, 2
voetnoot108
neef; opm.: kind van broer of zus (Fr. neveu), ofwel kind van oom of tante (Fr. cousin), hier het laatste
voetnoot109
geliefde, vaste vriendein
voetnoot110
om ... beleezen: om haar (t.w. Geertruij) daartoe over te halen (nl. tot het huwelijk van Hendrik en Lucia)
voetnoot111
zo ... staan: als ik moet opgeven; vrij: als ik [met haar] niet verder mag gaan
voetnoot112
Maar ... gaan: Wel, ik zal meteen in de oorlog tegen de Fransen gaan; bedoeld is de strijd tegen Lodewijk XIV in de periode 1672 tot 1678, het jaar waarin de Vrede van Nijmegen werd getekend
voetnoot113
eervolle
voetnoot114
Want ... begeven: Want ik weet zeker, mijn liefde zal mij toch nooit verlaten; zinsvervlechting van hoofdzin en lijd.vw.zin (hier met hoofdzinsvolgorde)
voetnoot115
verdwazing
voetnoot116
[van] het verstand
voetnoot117
Als; Dat is op te vatten als verkorting uit Als dat, zie WNT dat (II) 12
voetnoot118
dat ... weezen: vrij: dat je gedrongen werd verliefd te wezen
voetnoot119
nóch ... vreezen: vrij: en je evenmin zorgen maken om de liefde; de twee ontkenningen heffen elkaar niet op
voetnoot120
naar meer bezit, naar grotere rijkdom
voetnoot121
zojuist, daarnet
voetnoot122
Zo ... kryg: Als ik bedrogen uitkom, Als ik voor de gek word gehouden, vgl. Stoett 1943, nr 629 en WNT lavuit
voetnoot123
dat ... toe: vrij: zo is het gesteld, zo wil ik het hebben; vgl. WNT gaan II, 7 (kol. 90)
voetnoot124
Hoor je wél: Luister goed
voetnoot125
mét ... hoofd: met een kálm gemoed; litotes (door dubbele ontkenning het tegendeel benadrukken)
voetnoot126
van ... zétten: u af te wimpelen; van (expletief) heeft een bereik over de hele inf.-constr.
voetnoot127
Bet.: Daar ga ik; WNT gang I, A, II, 2 (XVIIe E.)
voetnoot128
kwajongens
margenoot+
p.11, [A6r]
voetnoot129
Hendrik ... jongen!: een terzijde; Hendrik heeft goed uit zijn ogen gekeken. Wat kwelt me die jongen!; opm.: Joost voelt zich hier al aangetrokken door de schoonheid van Lucia, maar moet zich inhouden omdat zijn zoon haar wenst
voetnoot130
Ia wél ... geboren: een terzijde; Jawel, naar mijn mening is er geen schoner engeltje op aarde geboren
voetnoot131
ontstemd
voetnoot132
Dat 's ... oogen!: een terzijde; middeltje - taille
voetnoot133
Och ... niet: een terzijde; verzuchtend: Och, degene die dat meisje eens zou mogen beminnen ... jawel! als het niet het liefje van mijn zoon zou zijn, [dan ...]; Vrij: Och, mocht ik dat meisje eens beminnen ... jawel! Als zij nog vrij zou zijn, [dan...]
voetnoot134
Wat [...] al: Wat allemaal
voetnoot135
Heb .. my?: Ken je mij niet?
voetnoot136
dat ... byzyn: bet.: dat vandaag het geluk mij ten deel zou vallen zijn vader te ontmoeten
voetnoot137
afgewezen
voetnoot138
indien ... staan: als het van mijn moeder zou afhangen
voetnoot139
zeer ... aangegaan: zeer tegen mij tekeer gegaan
voetnoot140
hoog gezeid: (heeft) heftig gesproken
voetnoot141
niet een speld: niet het geringste; lett.: niet (de waarde van) een speld
voetnoot142
haar leeven niet toelaten: haar leven lang niet toestaan; dus: nooit toestaan
voetnoot143
geen ... wil: geen enkel argument dan haar wil
voetnoot144
boos
voetnoot145
gebood me kórt: beval me kortaf
voetnoot146
onmiddellijk daarop
voetnoot147
deugdzamer
voetnoot148
Wou ... konden: Als u maar aan hem [in het huwelijk] 10.000 pond zou willen meegeven, zodat wij zonder zorgen zouden kunnen leven; een pond - zie vs. 027
margenoot+
p.13, [A7r]
voetnoot149
geraken, worden
voetnoot150
geen basterd maaken: niet onterven
voetnoot151
uiteindelijk
voetnoot152
het enige waar het aan mankeert
voetnoot153
betekent
voetnoot154
tijdens zijn leven
voetnoot155
Meest ... leeft: nadere invulling van dat, het onderwerp bij heet (vs. 158); Meest al zyn goed - Bijna je gehele bezit
voetnoot156
een gewone grootte aan vermogen; opm.: het WNT geeft ook in het citatenbestand voor gemeene middelen uitsluitend betekenissen als 'gelden voor de staatskas'
voetnoot157
Als alle openstaande schulden (van anderen aan mij) betaald zijn; zie WNT kwaad (I) A, 3, b kwaade betaling
voetnoot158
ruim
voetnoot159
Ik ... beleezen: Ik ben dan ook niet van mijn mening af te brengen, Ik houd dan ook mijn standpunt staande
voetnoot160
Verschoon my dan: Vergeef mij dan, Neem mij dan niet kwalijk
voetnoot161
op te sporen
margenoot+
p.14, [A7v]
voetnoot162
Dat ... gebeuren: Dat kon gemakkelijk het geval zijn
voetnoot163
uithuwelijken
voetnoot164
dat ... zinnen: dat roept een huivering in mijn gemoed op; vgl. WNT gril (III)
voetnoot165
spoedig
voetnoot166
een jonge spring-in-het-veld
voetnoot167
een oude brompot
voetnoot168
want ... iemand: want ik heb alleen het oog op iemand, want ik kijk alleen uit naar iemand
voetnoot169
op eerbare wijze, fatsoenlijk
voetnoot170
op anders geen: op niets anders
voetnoot171
mag ... vertrouwen: kan ik je helemaal vertrouwen
voetnoot172
zoals
voetnoot173
Och ...zoon?: opm.: een terzijde
voetnoot174
Ia ... schoon!: opm.: een terzijde
voetnoot175
Wat révelje?: Wat bazel je?
voetnoot176
ongeloofwaardige
voetnoot177
streken
margenoot+
p.15, [A8r]
voetnoot178
op zijn minst
voetnoot179
my op, end op: geheel en al op mij, op en top op mij
voetnoot180
[in geval] dat, als
voetnoot181
in zo'n stemming
voetnoot182
komt ... pas: - als jij het wenst -
voetnoot183
op huwelijkse trouw
voetnoot184
vergooien
voetnoot185
De tekst heeft mengt; mede op grond van de druk uit 1704 vermeld ik hier meent
margenoot+
p.16, [A8v]
voetnoot186
óf te staan: [van het huwelijk] af te zien
voetnoot187
Als ... kreeg: Als ik bedrogen uitkom; zie vs. 99
voetnoot188
inschikkelijk
voetnoot189
't voegt niet: het heeft geen pas, het is niet netjes
voetnoot190
tot huwelijksgeschenk, WNT douarie I
voetnoot191
Rust jou hoofd: bet.: Maak je geen zorgen
voetnoot192
Dat ... hoopen: Wat (Hetgeen) je van mijn zoon, noch van iemand anders in zo'n groot aantal zou durven hopen [te ontvangen]
voetnoot193
openlijk uitgesproken
voetnoot194
bénje kindsch: bet.: [of] ben je zwak van begrip
voetnoot195
als gedwongen: bet.: omdat ik gedwongen wordt, onder dwang
margenoot+
p.17, B[1r]
voetnoot196
opa
voetnoot197
ik ... gestéld: ik voel me zo eigenaardig
voetnoot198
'kZalje ... klaaren: ik zal voor jou dat zaakje (de voorbereidingen om tot een aanvaardbaar huwelijk te komen) wel regelen; vgl vs. 233
voetnoot199
stellen ... zaaken: bet.: laten wij onze zaken [gunstig] inrichten (ev. voorstellen); WNT wijze (I) I, 7, b
voetnoot200
tevreden te stellen
voetnoot201
toestemming
voetnoot202
Opm.: schertsende benaming voor geld
voetnoot203
omwille van het vereiste respect
voetnoot204
doe beleezen: laat overhalen
voetnoot205
de persoon die, degene die
voetnoot206
Wysselyk geraden: vrij: Een goed advies
voetnoot207
zal proberen
voetnoot208
dat ... toe: 1. dat [t.w. die weg, eventueel met armgebaar aangeduid] leidt erheen; 2. dat [m.b.t. het kussen of de voortgang tot het huwelijk?] gaat de goede kant op
voetnoot209
laat ... staan: laat alles maar aan mij over
voetnoot210
dat's ... lief: dat bevalt me heel goed; dat - doelt op Joosts kussen
voetnoot211
dat ... staan: dat Hendriks zaken er zo goed voor staan
voetnoot212
geregeld
margenoot+
p.18, [B1v]
voetnoot213
Ziet ... uit: straalt de vreugde mij niet uit de ogen?, lett.: door de ogen naar buiten
voetnoot214
konnen stéllen: eens kunnen worden
voetnoot215
naar [het huis van] Geertruij; opm.: de buigingsuitgang -en bij de nom. Geertruijde is afhankelijk van tót
voetnoot216
Naar
voetnoot217
voort te zétten: te bevorderen
voetnoot218
zien te perswaderen: proberen te overreden, proberen over te halen
voetnoot219
zo ... klaar: bet.: dan wordt [aan de voorwaarden voor] het huwelijk [van Adriaan en Agniet] voldaan
voetnoot220
Gaan ... om: vrij: Laten we maar een ommetje maken langs de burgwal
voetnoot221
hun [Geertruij en Agniet]
voetnoot222
dat ... weet: - bedenk dat goed -
voetnoot223
daar ... Aangelegen: daar is mij veel aan gelegen
voetnoot224
handigheidje
voetnoot225
Je ...zéggen: Opm: Joost houdt Adriaan waarschijnlijk tegen en zegt dan (vrij weergegeven): Om te voorkomen dat jij misschien zou zeggen wat ik niet gezegd wil hebben, moet ik jou eerst wat meedelen
margenoot+
p.19, B2[r]
voetnoot226
nieuwtjes
voetnoot227
doen lachen
voetnoot228
Je ... hebben: Je zou een verkeerd bericht overgebracht hebben
voetnoot229
Ook ... steuren: Bovendien zou je ze kunnen storen
voetnoot230
Zy ... lyf: bet.: Zij zijn vlak bij ons
voetnoot231
Myn zoon Héndriks vryster: Het liefje van mijn zoon Héndrik; Myn zoon Héndriks - bevat een genitief-s uit groepflexie
voetnoot232
hébben in 't zin: zijn van plan

voetnoot233
verplicht
voetnoot234
't zou wel voegen: het zou zeker gepast zijn
voetnoot235
[Is het] wellicht [zo]
voetnoot236
raakt
voetnoot237
Schórt'et ...Hénderik: 1. Ben je dan door Hendrik ontstemd?, 2. Ligt het dan aan Hendrik?; WNT schorten (II) 2
voetnoot238
daar ... me: bet.: daar is het bij mij niet in orde
margenoot+
p.20, [B2v]
voetnoot239
Hébbenz’ ... gebrogt?: Hebben ze hem wellicht een kind voor de deur gelegd?; vrij: Heeft hij misschien iemand zwanger gemaakt?. Opm.: Als een vrouw een onwettig kind voor de deur van een man legde, wilde ze daarmee duidelijk maken dat ze van hem zwanger was geraakt. Hiermee oefende de vrouw dwang op de man uit om haar te trouwen. Zo niet, dan was door deze publieke daad zijn eer aangetast
voetnoot240
misschien
voetnoot241
adem
voetnoot242
wat ... haalen?: wat kun jij toch allemaal bedenken (fantaseren)?
voetnoot243
Niet een zier: Niet het geringste, Totaal niets
voetnoot244
Morellen (een donkerrode soort kersen)
voetnoot245
Men ... verkyken: bet.: Men zou geld besteden om zo'n jongen te kunnen zien
voetnoot246
waar 't schort: waar het aan ontbreekt, vrij: waar het knelt
voetnoot247
de mond voorbij gepraat
margenoot+
p.21, B3[r]
voetnoot248
buiten ... op etogen: buiten mijzelf van verrukking
voetnoot249
én ... ook: en ik kan er ook niets aan doen
voetnoot250
zweeft
voetnoot251
hier [...] daar: Opm.: Geertruij wijst eigen lichaamsdelen aan
voetnoot252
dan ... ekeeken: dan - merk ik - heb ik me lelijk vergist
voetnoot253
'k heb ... iemand: ik heb minstens zo (eventueel: nog net zo) jeugdig bloed in mijn lichaam als jij of wie ook; jongen - jong + een
voetnoot254
én ... jaaren: bet.: terwijl je zoveel jaren telt
voetnoot255
hoe ... zin?: hoe komt die zotheid in je geest?
voetnoot256
Zo ... zaliger: Zo precies op mijn overleden man
voetnoot257
besneeden van tronie: fijn van gelaat
voetnoot258
een droogscheerders knécht, én een knoet: een droogscheerders knecht en een mof [m.n. voor arbeiders uit Westfalen]; droogscheerder - arbeider, werkzaam in de lakenindustrie
voetnoot259
Hy ... behaagen: bet.: Hij kon naar lichaam en geest een vrouw behagen; lichchaams en verstands - de genitief -s afhankelijk van genoeg
voetnoot260
dat ... slaagen?: dat jou die dwaze liefde wel zal lukken? (vrij: een succes zal worden?)
voetnoot261
sindsdien
margenoot+
p.22, [B3v]
voetnoot262
aannemen, veronderstellen
voetnoot263
Laet ... gulden: Laten we eens kijken. Als de openstaande schulden zijn verrekend, bedraagt mijn kapitaal nu wel minstens 160.000 gulden
voetnoot264
veur hém vallen: hem (ten deel) vallen
voetnoot265
Oorspr. de waarde van 100.000 gulden in goudgeld, later wat die waarde vertegenwoordigt; WNT ton (I) 4
voetnoot266
in ... raaken: in zo'n situatie valt er zeker iets te verkrijgen (vrij: voordeel te behalen)
voetnoot267
Jy oude liê: Jullie, oude mensen,; Jy heeft hier de plaats ingenomen van Gy (meervoud)
voetnoot268
als jyluij: zoals jullie
voetnoot269
dat ... vergaaren: bet.: dat zij op niets anders gericht zijn dan op het bijeenbrengen en verwerven van bezit
voetnoot270
gy mist:1. jullie vergissen zich; 2. u (enk.) vergist zich
voetnoot271
naar het behoort, vrij: overeenkomstig de regels
voetnoot272
Want ... trouwen: vrij: Want jij vergist je, dat hij zo van zijn verstand beroofd zou zijn, dat hij een vrouw van 66 jaar zou trouwen
voetnoot273
in achting houwen: hoog houden
voetnoot274
al jou geslacht: je gehele familie
voetnoot275
maak ... lacht: voorkom, dat iedereen om je lacht
voetnoot276
ik ... krygt: bet.: ik zal altijd met kracht beletten, dat hij mijn dochter krijgt; de negatie in 334a is taalkundig overbodig en zelfs misleidend, maar zou daardoor een komisch effect kunnen hebben
voetnoot277
op andere gedachten te brengen
voetnoot278
't zy ... kwaed: bet.: of jij het goed vindt of niet
voetnoot279
Opm.: de tekst vermeldt met zetfout raaaden
margenoot+
p. 23, B4[r]
voetnoot280
Daer ... hebben: Naar waar ze die nodig hebben
voetnoot281
dénk ik?: zou ik denken?
voetnoot282
graag
voetnoot283
waer ... leit: vrij: waar de oorzaak zich bevindt; leit - Hollandse variant voor legt 'ligt'
voetnoot284
Bet.: geen probleem; verbastering van het Franse patience
voetnoot285
tegenwerken
voetnoot286
zo houdje ... prezénsi: vrij: Blijf dan verdomme uit mijn buurt!; vry - WNT vrij VII, 39 ('Om de realiteit van een uitspraak (...) kracht bij te zetten'); prezénsi - verbastering van het Franse presence
voetnoot287
dat's daer meê uit: bet.: met deze woorden is deze kwestie afgesloten
voetnoot288
Opm.: omschrijvend hulpwerkwoord
voetnoot289
lég 'et over: overleg het

voetnoot290
De tekst heeft met zetfout 'ARDIAAN'
voetnoot291
Me dunckt schier: Het komt me bijna voor, vrij: Ik zou bijna denken
voetnoot292
Daar ... uitbreeken: Er zal zo'n hilariteit losbarsten; bommel - een stop, die bij te grote gisting in het vat uit het bomgat kan springen; WNT bommel (III)
voetnoot293
aanlopen
voetnoot294
Hy ... aan: Hij komt op het goede moment, het betreft hem boven alle anderen (vrij: in de eerste plaats)

voetnoot295
'k ... Adriaan: Opm.: Plechtige formele begroeting; Juffrouw - aanspreking voor ongetrouwde - zoals hier - of getrouwde vrouw van aanzienlijke stand onder de rang van mevrouw
voetnoot296
Hoe ... kyken?: Waarom staan jullie mij beiden zo aan te kijken?
margenoot+
p.24, [B4v]
voetnoot297
Is ...af?: vrij: Is het gelukt of niet?; opm.: aan respectievelijk af duiden op het naderen resp. het verwijderen van het doel (het huwelijk)
voetnoot298
erger
voetnoot299
jou ... tyding: nooit curieuzer bericht
voetnoot300
Jy geeft: jullie geven; Jy - hier wisselvorm van Ghy
voetnoot301
Opm.: jou liefstes - groepflexie met genitief -s op het kernwoord van de voorbepaling
voetnoot302
Bet.: Dat oude wijf
voetnoot303
wat ... over?: wat overkomt mij?
voetnoot304
nóch ... nypen: bet.: nog veel erger benauwen
voetnoot305
wou ... wilde: vrij: Als ze mij het huwelijk maar wilde toestaan, dan zou ze me mogen beminnen, ... zo lang ze wilde
voetnoot306
doet ... weeten: bet.: zeg het mij
voetnoot307
Hémel ... by: krachtige uitroep: God en duivel, sta mij bij!
voetnoot308
Stélje... geruster: breng je geest tot meer kalmte
voetnoot309
't zyn ... zyn: bet.: het zijn voldongen feiten; gedaan - bijv. gebruik van volt. dlw.
voetnoot310
ongelukkig jongmens
voetnoot311
laat ... spreeken: laat me ongestoord uitspreken
voetnoot312
verbijstering
voetnoot313
ga ... vrijen: ga jij háár het hof maken!
voetnoot314
dat ene verdriet
voetnoot315
dat oude stinkende wijf; vel - dit woord is hier metonymisch gebruikt om op pejoratieve wijze een vrouw aan te duiden
margenoot+
p.26, [B5v]
voetnoot316
Ik zie wél: Ik begrijp heel goed
voetnoot317
te beletten; WNT ontleggen II, 6
voetnoot318
ontzind, Of dol: van zijn zinnen beroofd of waanzinnig
voetnoot319
wél vatten: goed begrijpen
voetnoot320
mag ... woorden: kan ik van je woorden op aan?
voetnoot321
spoedig
voetnoot322
'er [...] by: er [...] heen
voetnoot323
Hoe ... sprong?: Wat? Nu meteen, op staande voet?
voetnoot324
boodschap vry: bericht vrijuit
voetnoot325
dringend verzocht
voetnoot326
daar van: daarover
voetnoot327
Loop ... beschikt: Vooruit, regel het maar. Wat nu, wat sta je [daar] nu? Het is in een ommezien geregeld.
voetnoot328
Dat ... toe: Die kant gaat het dan uit; Dat - mogelijk vergezeld van een armbeweging die de richting aanduidt; vrij: Ik ga er heen

voetnoot329
Myn ... open: vrij: Het hart klopt me in de keel
voetnoot330
binnen
voetnoot331
achter; in het achterhuis
voetnoot332
helemaal
voetnoot333
't ... byster: Opm.: uiting van grote verbazing; vrij: Ongelooflijk!
voetnoot334
Wat ... wysselyk!: Wat handelt zij verstandig!
voetnoot335
op 'er vermoed: van haar gedacht
voetnoot336
dat ... verliezen: Opm.: variant van possessieve datief-constructie - u [...] uw geduld in plaats van u [...] het geduld
voetnoot337
zy ... besteed: zij heeft zichzelf in een betere positie (hier: huwelijk) gebracht
voetnoot338
zy ... zitten: bet.: zij zal het daar financieel ruim hebben
margenoot+
p.28, [B6v]
voetnoot339
babbelen
voetnoot340
men: de tekst vermeldt met zetfout mel; in de versie uit 1704 is deze fout hersteld
voetnoot341
dienen malkander niet: passen niet bij elkaar
voetnoot342
wat getémperd: een beetje gematigd; hier door de combinatie van jong en oud
voetnoot343
Maar ... veur eschreven?: bet.: Maar, heeft je vader je daarmee niet voortreffelijk onderwezen (een voorbeeld gegeven)?
voetnoot344
Dat ... zocht: Als jij ook naar een flinke, bejaarde huisvrouw (bestierster van het huishouden) zou zoeken
voetnoot345
Zou ... doen: bet.: Zou jij dan verkeerd handelen?; vrijer: Zou jij je dan tegendraads gedragen?
voetnoot346
daarom ... vryen: daarom kom ik expres hierheen om u het hof te maken
voetnoot347
Want ... op te passen: 1. Want lange tijd een jonge losbol (negatief m.b.t. Lucia) naar de hand te dingen; zie WNT oppassen II, B, 1, c; 2. Want een jonge losbol (doelend op Hendrik zelf) lange tijd in toom te houden, vgl. WNT oppassen II, A, 5
voetnoot348
verteld
voetnoot349
gunst
voetnoot350
door dien: doordat
voetnoot351
bedaard
voetnoot352
eerbiedwaardig
voetnoot353
Daar ... eeren: Met wie je een onbezorgde toekomst kunt hebben en een eervol man blijven; een zeugma
voetnoot354
wist ... doet: als je het minnekozen (ev. vertroetelen) kende, dat een bejaarde vrouw een jonge kerel bewijst; bijw. bz. bij Ben verzékerd; WNT caresseeren 1 en 4
voetnoot355
niet meêr: niets beters, niets heerlijkers
voetnoot356
lust, én zinnelykheid: wens en goeddunken
voetnoot357
denk na over
voetnoot358
Niet, als ... vereert: Niets [anders] dan dat u deze ring aanvaardt en mij de uwekorte tijd wegblijven; de punt achter ten geschenke geeft
voetnoot359
op trouw: op (belofte van huwelijks-) trouw
voetnoot360
om ... uitblyven: om het (huwelijks-)contract te laten opmaken zal ik dan vertrekken en maar korte tijd wegblijven; de punt achter beschryven is misleidend
voetnoot361
neemze ... sirkomstantien: neem haar (d.i. de ring) maar zonder die poespas; Hendrik probeert een kus van Geertruij te ontwijken
margenoot+
p.29, [B7r]
voetnoot362
belooft
voetnoot363
één keer
voetnoot364
béter val hebben: beter bevallen, aangenamer zijn
voetnoot365
Opm.: liefste staat in zelfnoemfunctie
voetnoot366
zal
voetnoot367
Of ... versmachten: Of anders zou ik verteerd worden door oprechte, ongeveinsde liefde
voetnoot368
Luiken op: Ontluiken
voetnoot369
opfrissen
voetnoot370
Deze halve versregel is ontleend aan de tweede druk. Zie de inleiding tot deze klucht onder ‘De editie van 1678 en die van 1704’. al mooijer as ik lyk: heel wat mooier dan ik (nu) lijk.
voetnoot371
uitvoeren

voetnoot372
Door dienze: Omdat ze
voetnoot373
net
margenoot+
p.30, [B7v]
voetnoot374
óf ... beleezen: vrij: zodat ik hem misschien kon ompraten
voetnoot375
terug
voetnoot376
buitengewoon
voetnoot377
óf ... deê: indien het gewenst is

voetnoot378
dus uitgestreeken: zo opgedoft?
voetnoot379
Zo doe ik: vrij: Inderdaad; doe - vervangt voorafgaand gezegde bent verjongd
voetnoot380
Opm.: krachtterm uit heilige weke
voetnoot381
Ik ... dageraad: Ik stel mijn allerliefste een heerlijke toekomst in het vooruitzicht; opm.: namelijk net zo stralend als Joost er zelf uitziet; met zulken kan Joost op zijn verjongde zelf wijzen
voetnoot382
wellicht
voetnoot383
gaat ... pruilen: gaat hij daarom mopperend weg; vervlechting van gaat heen en gaat pruilen
voetnoot384
een groote wysheid: bet.: heel verstandig
voetnoot385
Is ... moogelyk!: Hoe is het mogelijk?!
voetnoot386
dat ... hooren: bet.: het doet me deugd dat te horen
margenoot+
p.31, [B8r]
voetnoot387
braaf, gehoorzaam
voetnoot388
inschikkelijke, bescheiden
voetnoot389
Ik ... het: Ik geef het toe, Ik stem ermee in
voetnoot390
door zijn belofte
voetnoot391
zo straks: zojuist, daarnet
voetnoot392
verzocht dringend
voetnoot393
wél anderhalve tonnegouds: minstens anderhalve ton; tonnegouds - oorspr. een bedrag van fl. 100.000 in goudgeld, later wat die waarde vertegenwoordigt
voetnoot394
hy ... grysheid: vrij: hij beschaamt mij, terwijl ik oud ben; opm.: Joost heeft zich immers niet verloofd met een welgesteld meisje
voetnoot395
tamelijk (mogelijk: zeer)
voetnoot396
Wat, wat: bet.: Ach wat
voetnoot397
Ik ... kneepen: Ik doorzie de truc (list)
voetnoot398
Hy ... wezen: vrij: Hij wilde allicht gebonden of vrij zijn; Hij wilde allicht dat de verbinding aan of verbroken was
voetnoot399
want ... wezen: want ik had geen andere vrees, dan dat hij de enige hindernis voor mijn huwelijk zou zijn
voetnoot400
valt alle dingen uit: valt alles uit; opm.: incongruentie in getal tussen onderwerp en persoonsvorm
voetnoot401
een voortreffelijke jongen
margenoot+
p.32, [B8v]
voetnoot402
Die ... begonnen?: Die bedrieger, wat heeft hij daar uitgehaald?
voetnoot403
zojuist
voetnoot404
voorbeeld
voetnoot405
neem ... moeder: neem ik [-zoals Hendrik - soms als echtgenote] mijn vaders toekomstige schoonmoeder, t.w. Geertruij?
voetnoot406
jy ... praat: vrij: jij zou beter moeten weten, jij kraamt onzin uit
voetnoot407
zeker
voetnoot408
dat ... past: dat het geheel ongepast is
voetnoot409
Wél ... wél: bet.: Wel, ik denk dat het wel gepast is
voetnoot410
't ... vast: het geldt net zo zeer
voetnoot411
niet van gelyken: evenmin
voetnoot412
van ... staan: te breken met uw geliefde
voetnoot413
Dan ... raan: bet.: Dan was het mogelijk hem met goede argumenten eveneens [de verbintenis met] zijn geliefde te ontraden
voetnoot414
toestaan
voetnoot415
die belediging
voetnoot416
Heel wél: Accoord
margenoot+
p.33, C[1r]
voetnoot417
Zal ... hébben: Zal hij slechts zijn wettelijk erfdeel krijgen
voetnoot418
pér denasie intervives: bedoeld is per donatie inter vivos - een rechtsgeldige schenking van geld of goed tijdens het leven, waarop niemand anders aanspraak kan maken dan de ontvanger; WNT donatie 1, a, eerste schrapje [in Aanvullingen deel 1]
voetnoot419
't aan ... maaken: de kwestie uit de weg ruimen
voetnoot420
én évenwel: bet.: want toch
voetnoot421
tegenhouden
voetnoot422
tegen jouw wens
voetnoot423
wél zoo veel goed: minstens zoveel bezit
voetnoot424
indien ... doet: bet.: indien zij op gelijke wijze handelt als jij
voetnoot425
met een kalm gemoed
voetnoot426
dat ... liet: vrij: dat jullie allebei naar advies zouden luisteren
voetnoot427
hól over ból: over de kop
voetnoot428
Als ... zal,: Als iedereen het zeggen zal:
voetnoot429
Dat ... gesteeken: Dat oude wijf heeft hem die hersenschimmen in het hoofd gestopt; WNT pop (II) Aanm. 2
voetnoot430
Door dien dat: Doordat
voetnoot431
Wél te weeten: bet.: Zeker weten!, Weet dat zeker!
voetnoot432
toegediend
voetnoot433
Zodat
voetnoot434
dat vervloekte oude wijf; versoorde - lett. ‘verdorde’, in 17de en 18de-eeuwse kluchtentaal verzwakt tot een versterkend epiteton
margenoot+
p.34, [C1v]
voetnoot435
Daarom ... kyken: Daarom zou ik haar direkt gaan berispen en onder handen nemen, Zodat zij bang zou worden en ervoor zou terugschrikken aandacht aan jouw zoon te schenken
voetnoot436
had [...] in 't zin: was van plan; 't - uit de door regressieve assimilatie uit oorspr. sin
voetnoot437
als ... lég: bet.: als het haar beklemt en ik haar zo aanpak; vgl. aan boord komen - ‘een schip op zijde komen’ met of zonder vijandelijke bedoelingen (Stoett 1943, nr. 316)
voetnoot438
Opm.: een aanmoedigingskreet

voetnoot439
uw verzoek
voetnoot440
wat voor ... hébt: wat voor duivelse valstrikken jij voor mijn zoon gelegd hebt
voetnoot441
Dat ... beleezen: Dat hij zich door zo'n stinkend kreng laat overhalen; karonje - oorspr. in staat van ontbinding verkerend dierlijk lijk, vanaf 17de eeuw ook scheldwoord voor een vrouw
voetnoot442
opgesmukt
voetnoot443
de vroome luij haar kinderen: 1. de kinderen van de fatsoenlijke mensen; 2. de fatsoenlijke mensen (indirect object) hun kinderen (direct object)
voetnoot444
niet lelijk: bet.: bijzonder fraai; litotes
voetnoot445
kleermaker
voetnoot446
een verschijning
voetnoot447
geschoren
voetnoot448
het hof te maken
voetnoot449
Wie ... schelden!: vrij: Wat voor een verachtelijk mens durft mij hier te beledigen!
voetnoot450
durf ... anmélden: bet.: durf jij een onderhoud te verzoeken
margenoot+
p.35, C2[r]
voetnoot451
wellustige, oude vent; zie voor het verhaal van de badende Suzanna en de twee haar bespiedende oude rechters Dani?l 13: 1 - 64 in De apocriefe boeken
voetnoot452
redenering

voetnoot453
En ... staan: En ik ben minder verplicht het voor een moeder dan voor een (toekomstige) echtgenoot op te nemen

voetnoot454
te verdedigen
voetnoot455
waar ... steeken!: bet.: waar wil deze jongen zich toch in begeven?!; in de tekst een elliptische zin
voetnoot456
Wacht je: Wacht je ervoor, Waag het niet
voetnoot457
Opm.: oorspr.: smeerpoets, hier een scheldnaam voor een vrouw
voetnoot458
of anders
voetnoot459
mijn woede
voetnoot460
geslagen, aan den lijve bestraft
voetnoot461
Begin ... teef: vrij: Geef niet één klap, verwoed wijf!
margenoot+
p.36, [C2v]
voetnoot462
Wél: [Ik doe het ] wel
voetnoot463
Opm.: denigrerende krachttermen m.b.t. Joost; lamlénden en ook schieven kan op beperkte lichamelijke vermogens duiden

voetnoot464
uit te schelden
voetnoot465
't ... wonder: Het verbaast me
voetnoot466
Zulke ... uit: Zulke fratsen haalt me die dwaze oude rokkenjager uit.
voetnoot467
smerige verwijten maken
voetnoot468
mét ... onthouwen: door [mij] mijn enige zoon af te nemen
voetnoot469
in myn woorden: in de rede
voetnoot470
denk ik: - vraag ik me af -
voetnoot471
zal ... heeten?: zal ik niet spoedig uw vader genoemd worden?
voetnoot472
al ... vrouw: Opm.: een tussenzin
voetnoot473
Dat ... zou: Dat ik ouder ben dan jij en dat het als eerste spreeken mij behoort toe te komen
voetnoot474
veur ... te zaamen: boven jullie allemaal samen
margenoot+
p.37, C3[r]
voetnoot475
Dit ... wassen: bet.: Dit lastige probleem zullen wij voor jou ook geheel oplossen; vrijer, gelet op de situatie hier: Dit sterke argument zullen wij voor jou ook geheel ontkrachten
voetnoot476
Waer ... an?: Wat denk je dat mijn liefste is?; opm.: Hendrik is immers ook een man
voetnoot477
'k ... halven: vrij: ik wed dat hij als man zijn vader overtreft (beschaamd doet staan); manheids - gen. afhankelijk van van ... halven, vgl. van ... wege
voetnoot478
Wel zo: Wel, indien
voetnoot479
Goed
voetnoot480
Opm.: jy heeft betrekking op Geertruij
voetnoot481
dus ... over: Opm.: De rekensom klopt niet: Joost heeft weinig meer als séstig jaaren (vs. 225) en Lucia twintig, dus samen tachtig jaren, Geertruij is 66 jaar oud. Het verschil bedraagt dus veertien en niet veertig jaar!
voetnoot482
vergissen
voetnoot483
plaatst, optelt
voetnoot484
Opm.: Het verschil tussen de leeftijden van Joost en Lucia enerzijds en Geertruij en Hendrik anderzijds bedraagt tien en niet negen jaar
voetnoot485
Daar ... kediezen: Daar valt niets tegen in te brengen
voetnoot486
Bekénje ... verliezen?: Geef je je verlies toe?
voetnoot487
Met vérlof: Met uw welnemen
voetnoot488
zét ... ons: draag jullie geschil aan ons over
margenoot+
p.38, [C3v]
voetnoot489
Voortgang nam: Doorgang zou vinden
voetnoot490
van ... wyken: bet.: verre van redelijk, vrijer: in strijd met de rede
voetnoot491
om u de een ... zétten: om u tegen elkaars huwelijk te keren
voetnoot492
Daarom
voetnoot493
Te meer ... kreegen: [Dit] des te meer, omdat jullie kinderen eveneens, als noodzakelijk gevolg van jullie onfatsoenlijke liefde die grillen in het hoofd zouden krijgen
voetnoot494
aan ... waereld: voor iedereen
voetnoot495
Behalven dat: Buitendien, Daarenboven
voetnoot496
verbruid, verprutst
voetnoot497
Ik ... te spreeken: Daar kom ik met Agnietje hen zojuist te spreken; opm.: in de tekst treffen we in plaats van een verleden tijd een tegenwoordige tijd aan om een beeldende voorstelling van zaken te bereiken
voetnoot498
toestaan
voetnoot499
met uw tween: bet.: met betrekking tot beide paren
voetnoot500
'er zich in steeken: zich erin mengen
voetnoot501
aanvechten
voetnoot502
Dat ... raakte: Dat jullie alle vier onder curatele zouden worden gesteld; opm.: steêkind - een persoon die vanwege wangedrag onder stedelijke curatele is gesteld
voetnoot503
af zou staan: bet.: [het voorgenomen huwelijk] zou weigeren, zou opgeven
voetnoot504
504 om ... gaan: om de onwillige (van het paar) te bestrijden
voetnoot505
verklaring
margenoot+
p.39, [C4r]
voetnoot506
dan ... óf: dan geef ik [het voorgenomen huwelijk] ook op
voetnoot507
Maar ... stillen: bet.: Maar hoe moet ik nu die brand (d.i. de sexuele begeerte) blussen en doven
voetnoot508
vry heet gebroed: behoorlijk hitsig
voetnoot509
wyl ... behaagen: omdat jij nog zin hebt om zo'n jonge knaap te beminnen
voetnoot510
én ... op branden: en u beiden zou uw snel brandend vuur eens fel kunnen laten branden
voetnoot511
een paar vormen
margenoot+
p.40, [C4v]
voetnoot512
dat ... zel?: dat er voor mij anders niets van zal komen
voetnoot513
:Dat ... gingen?: bet.: Laten wij het derde paar vormen en ook in ondertrouw gaan; opm.: in de Oude Kerk te Amsterdam bood een rode deur in een zijbeuk toegang tot de kamer waar de commissarissen van huwelijkszaken vergaderden (vgl. Stoett 1943, nr. 413)
voetnoot514
't ... deurgaan: en het zou met enkelvoudige kosten en moeiten doorgang vinden (plaats hebben)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken