Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die kwajongens! (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Die kwajongens!
Afbeelding van Die kwajongens!Toon afbeelding van titelpagina van Die kwajongens!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (3.24 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.G. van de Hulst jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die kwajongens!

(1970)–K. Norel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

5. Leentje hoort wat

‘Opa! Opa!’

Jochum schrikt wakker. ‘Wat... wat is er, m'n kind?’

‘Ik heb sik gehoord!’

‘Dat kan niet, Leentje.’

‘'t Is toch zo, opa. Ik heb 'r duidelijk horen mekkeren.’

‘Je hebt gedroomd, m'n kind.’

‘Nee, nee, ik droomde niet,’ houdt Leentje vol. ‘Gaat u es kijken, opa!’

 

Laurens staat in het schuurtje. Hij zoekt naar een ring of naar iets anders, waar hij de geit aan vastbinden kan. Want de deur is wrak; die wil niet sluiten. En de geit mag niet weglopen, in geen geval. Dan zou er nog geen melk voor het zieke meisje zijn.

Het is stikdonker in het schuurtje. Hij tast overal, maar hij vindt geen ring. En hij moet zich haasten. Als ouwe Jochum komt, dan zàl hij hem, heeft ie straks geroepen. En hij kan ieder ogenblik komen. De geit ging mekkeren, toen ze weer in haar schuurtje stapte. Als Jochum dat gehoord heeft, komt hij vast. Waar is nu toch een ring, een haak, een ruif, waaraan hij de geit vastbinden kan?... Hij tast tevergeefs in de duisternis.

Ha, daar voelt hij een grote spijker, in de muur geslagen. Hier kan het touw aan vast. Eén knoop, twee knopen... Klaar! Zo, sik, mekker nu maar zoveel je wilt. Dan komt die ouwe brombeer wel om je te melken. En dan krijgt het zieke meisje melk.

Hij is het schuurtje al uit. Nu langs het huisje. Daar... licht in de keuken! Hij hoort een klink. Jochum! Die zal hem grijpen! Rennen!...

[pagina 28]
[p. 28]

Laurens vliegt!...

Opeens een harde klap tegen zijn linkerbeen! Hij valt languit in het slik. Zijn been doet vreselijk zeer.

Daar komt Jochum aan. Laurens tracht overeind te krabbelen, maar hij kan niet. Kreunend laat hij zich weer vallen.

‘Rekels, bèn jullie daar weer?... Ik zàl je, hoor!... Ik zàl je!’ De schorre stem van de oude Jochum kraakt. Zijn klompen klossen over het stenen pad.

Laurens ziet hem komen. In de ene hand draagt hij een stormlantaarn. Het licht schijnt op zijn boos gezicht. In de andere hand heeft hij een dikke stok.

Laurens krimpt in elkaar, nòg meer van angst dan van de pijn, die door zijn been scheurt. Nu krijgt hij er van langs. Ouwe Jochum zàl hem... En hij kan niet vluchten. Zijn been wil niet.

Jochum blijft staan, brommend en grommend en hoestend: ‘Uche... uche... uche...’

Hij staat dicht bij Laurens. Vreemd, dat de oude man hem niet ziet. Hij kijkt de andere kant op, naar de weg. Hij houdt zijn stormlantaarn in die richting. Hoor, hij scheldt weer: ‘Rekels, dieven, rovers, ik zàl je!... Uche...’ Hij hoest, zwaar en rauw, en Laurens hoort ook hoe hij hijgt en dat het piept en kraakt in zijn borst; net een machine, die het niet goed meer doet. Dat rauwe hoesten, dat piepen en kraken, maakt Laurens ook bang, maar ànders bang.

Jochum gaat naar huis terug, sloffend en sliffend, brommend en grommend en heel erg hoestend. Laurens ziet dat hij de lantaarn in de keuken neerzet en dan door de kamerdeur verdwijnt.

Laurens probeert weg te kruipen, maar het lukt niet. Als hij zijn linkerbeen maar eventjes beweegt, kreunt hij van pijn. Hij moet blijven liggen.

Hij ligt in slik en drek. En de wind waait wild en guur, en het begint te regenen. Hij wordt steenkoud. En de pijn in zijn been wordt erger en erger. Hij wordt vast ziek; hij gaat misschien wel dood, als hij hier liggen blijft. En hij kan niemand roepen. Als hij zou roepen, zou ouwe Jochum komen met zijn knuppel.

[pagina 29]
[p. 29]


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken