Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De sproke van Beatrys (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van De sproke van Beatrys
Afbeelding van De sproke van BeatrysToon afbeelding van titelpagina van De sproke van Beatrys

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (4.50 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
marialegende


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De sproke van Beatrys

(1941)–Francine Schregel-Onstein–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

[X]

DE ABDESSE SLOEG LANGZAAM HET GROOTE, VAN goudsmeêwerk overtrokken Missaal open en streek de blankperkamenten bladen ruischend omlaag. Purperen vonken vielen door de vensters op zuster Magdalene's arbeidzame handen en naakte cherubijnen vleugelden op lichten wiekslag om de zoete Moeder op het hoog-altaar. Het Kind aan haar borst krulde de lipjes tot een stralenden glimlach en strekte de armpjes uit naar het klaaglijk schreiend wichtje, dat Beatrijs met trillende handen koesterend omklemde.

Een diepe stem opende het responsorie:

‘Breek mijn eigen wil, o Heer!’

De abdesse blikte omhoog en hief de handen om het kruis der zegening over het schreiend kindeke te teekenen.

Doch plots stokten haar vingers hun schrift in diepen schrik, want Maria bedekte den glimlach van haar Kind met de tippen van haar sorkoet en een dreigend duister vulde de kapel, waar het lied der koorzusteren een schril roepen gewerd, dat aanzwol tot een demonisch gillen...

‘Beatrijs!’

Een koele mond beroerde haar voorhoofd.

Beatrijs sloeg moede de oogleden op en sidderde. Dan brak de lach in Egidius' stem den ban van haar droom.

‘Ge stelt u heden zoo moeilijk in op den dag, mijn lief!’ zeide hij. ‘Het is bereids de negende ure en uw man en zoon verbeiden met smart uw morgengroet!’

De waan van den nacht vervaagde en versmolt met het oude, veel doorledene.

‘Ik droomde,...’ stamelde Beatrijs.

Over het gelaat van den man daagde en vlood een matte schijn.

‘Zaagt ge ons wellicht reeds in den reidans, mijn vrouwe

[pagina 43]
[p. 43]

Beatrijs?’ vroeg hij teeder, terwijl hij de sterke armen om haar leest spande en haar ter sponde uitbeurde.

‘Het is immers Meiendag, mijn verkorene! Zijt ge niet ontwaakt van het luide gezang der poorters, die langs ons huis togen?’

‘Neen,’ antwoordde Beatrijs.

Doch de openbaring der nachtelijke vizioenen, welke hun geboortekiem reeds des daags in haar ziele vonden, verstierf op haar lippen. Een ijle, kleine stem riep beurtelings om hen beiden en daar kwam de dienstmaagd met monter gelaat het jongske aan Beatrijs' hart dragen.

‘Ach, mijn kleine zoon!’

Beatrijs kuste het goudlokkig kind, dat het hoofdje wendde en keerde en de handjes naar Egidius strekte, die beiden met koesterenden blik omvatte. Hoog hief hij het kind van Beatrijs' schoot.

‘Kleed u in uw schoonst gewaad, mijn vrouw!’ riep hij met blijder stemme. ‘Wij zullen den Meiendag vieren en om den lenteboom dansen en gij... gij zult van allen de schoonste bruid zijn! Kom Walram, mijn zoon!’

Buiten het vertrek overklonk zijn manlijk geluid het zwak gestamel der zoete kinderstem.

Allerwegen toonde de nog ingehouden verheugenis der stadslieden op in stegen en straten.

Hoe spoedt het leven voort in de rassche wenteling der getijden! Uit de gorgeltjes der duizenden vogelen pijpten de vreugden van dat leven weder in Beatrijs' gemoed.

‘Marije! Ave, gij hemelsche gebiedster!’

Het beeldeke boven den vuurhouten schrijn naast de legerstede baadde in een helderen, breeden zonnestraal. Toevend, schikte Beatrijs de versch geplukte bloemekens er onder. Dan hulde zij zich met zorg in haar edelst gewaad, nam de glanzende huve uit den schrijn en drukte haar na kort dralen over het welig haar. Het rood van den robijn fonkelde onder de plooien van haar fijn-zijden wiele en over haar schoon gelaat gleed een innige lach, welke zich in haar oogen bleef nestelen.

En die aanzaten aan het uchtendmaal gevoelden den diepen gloed dier oogen als een belofte voor het komend festival, zoodat een vroolijk gespannen haast hunne kwinkslagen door den jongen

[pagina 44]
[p. 44]

morgen deed spatten en hun het noodige dagwerk in verwachtingsvol gebaren verrichten.

Nadat het noodigste was gedaan, gaf Beatrijs haar laatste bevelen en vermaningen aan de achterblijvende dienstmaagd, welke gewillig de hoede over den kleinen Walram op zich nam.

En met lichtend gelaat togen heer en vrouwe naar de herberg, welke even buiten de stadspoort gelegen was.

 



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken