Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Corrie en de kaboutertjes (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Corrie en de kaboutertjes
Afbeelding van Corrie en de kaboutertjesToon afbeelding van titelpagina van Corrie en de kaboutertjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (13.46 MB)

ebook (3.68 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Illustrator

A. Wijthoff



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Corrie en de kaboutertjes

(1923)–Bertha Elisabeth van Osselen-van Delden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 52]
[p. 52]

Hoofdstuk X. [Corrie's verjaardag. - Het suikergoed van Korikerebi]



illustratie

Den volgenden morgen, als Corrie aan het ontbijt komt, liggen er verscheiden presentjes naast haar bord, ook een groote gomelastieken bal van haar Papa en Mama. Ze heeft nog nooit zoo'n grooten bal gezien, wel zoo groot als een Edammer kaas.

Dadelijk na het ontbijt gaat zij er mee gooien in den tuin van Athlone en Jaap en Maus doen mee. Lili zit in haar wagen midden in het pad en heeft ook al een enkele maal den bal opgevangen, maar zij kan hem niet naloopen zooals de anderen.

Daar komt Oom Frits aan, en Corrie springt tegen hem op en laat zich door Oom omhelzen en gelukwenschen. Ze krijgt van Oom een mooi ver-

[pagina 53]
[p. 53]

jaardagenboekje en Oom heeft er zijn naam al ingeschreven.

Wat is Corrie daar blij mee!

‘Lili, kijk eens! wil jij er ook je naam inschrijven?’

‘O ja, geef mij maar een pen.’

‘Hier, je moogt mijn vulpen gebruiken,’ zegt Oom Frits.

Lili neemt de pen voorzichtig aan en schrijft op 26 Augustus:

‘Pauline Bantam.’

Nu Papa en Mama en Jaap en Maus.

Robbie kan het nog niet zelf, Mama schrijft zijn naam er in en als Tji en Bom komen en Iddy en verscheiden andere vriendjes en vriendinnetjes om Corrie te feliciteeren, staan er ook spoedig veel namen in het boekje.

‘Wie gaat er nu mee naar de Moshut?’ vraagt Oom Frits.

Allen willen graag meegaan, ook Mijnheer en Mevrouw Bantam en Mijnheer en Mevrouw van Dam, ter eere van Corrie's verjaardag. Het is prachtig weer; er is voortdurend een zacht gegons in de lucht, van vroolijk dansende vliegen, muggen, bijen en

[pagina 54]
[p. 54]

kevers. De kapellen flikkeren in het zonlicht en in de Middachterallee is het zoo belommerd en koel en de bouwlanden aan weerskanten zien er zoo zonnig en vriendelijk uit. Ze komen verscheiden groentekarretjes tegen en open rijtuigen met menschen en kinderen, die een dagje uit zijn. Maar vooral veel wielrijders en rijdsters, sommigen komen al ver en zien er rood en verhit uit, blootshoofds in die heerlijke schaduwrijke laan, met luchtige blouses en ze verheugen er zich zeker op, spoedig in de tentjes van Athlone te kunnen gaan zitten en heerlijke melk te drinken.

‘Papa en Mama zijn van morgen al vroeg uit geweest met Oom Frits,’ zegt Bom: ‘en nu zijn ze alwéer uitgegaan, de Diepe Steeg in. Misschien komen wij hen wel tegen in het bosch.’

Als zij de Moshut naderen, zien ze er Mijnheer en Mevrouw Stevens al zitten en ze hebben een mand met heerlijke gele pruimen tusschen zich in.

‘Hè pruimen!’ roepen Tji en Pi, ‘waar haalt u die van daan?’

‘Die hebben we onderweg in de Diepe Steeg gekocht, proef jullie maar.’

[pagina 55]
[p. 55]

Dat behoeft geen tweemaal gezegd te worden en allen verdringen zich om de mand en de pitten vliegen rechts en links.

‘Ik bewaar er een voor de kaboutertjes,’ zegt Corrie.

‘Dat is goed,’ zegt Oom Frits, ‘dan moet je hem daar achter in het boschje brengen en bij een holletje neerleggen.’

Corrie loopt er heen, gevolgd door Iddy.

Oom Frits staat op en kijkt de beide meisjes na. Als zij door de struiken dringen, ziet Oom, dat Corrie haar zakdoek uit den zak haalt en tegelijkertijd valt het jaardagenboekje op den grond, zonder dat zij het bemerkt. Oom loopt er stilletjes heen, raapt het boekje op en schrijft er gauw wat in en legt het dan weer op het zand.

‘Iddy, Iddy!’ hoort hij Corrie roepen, ‘kijk eens gauw, kijk eens, kijk eens, wat is dat?’

Oom Frits lacht in zich zelf en keert naar de Moshut terug.

Daar komen Corrie en Iddy met roode gezichten aanhollen en zij roepen niets dan: ‘De kaboutertjes! de kaboutertjes!’

[pagina 56]
[p. 56]

‘Wat is er? wat? wat?’

Allen springen op en Corrie zegt:

‘We hebben allerlei lekkers gevonden, zeker van de kaboutertjes, het is zoo snoezig klein en fijn!’

Allen loopen mee en dringen door de struiken, tot ze op een open plek komen en, wat zien ze daar? twaalf potscherven, netjes in het rond geplaatst en op elke scherf ligt een heel klein zakje van gekleurd bloemenpapier en bij elke scherf staat een heel klein glaasje en in het midden een klein karafje, met water gevuld. Ook staat er een klein mandje met boschbessen.

Corrie durft er niet aan te raken maar Jaap maakt een rose papieren zakje open en ziet dat er kleine rose muisjes in zijn. In de andere zakjes zijn kleine flikjes en zuurtjes en pepermuntjes en zilveren pilletjes. Nu raapt Corrie een klein papiertje op en leest:

 
‘Lieve Corrie, menschenkindje,
 
Van je klein kaboutervrindje.’

‘O Mama,’ zegt ze bevend tegen Mevrouw van Dam, ‘zijn er dan toch heusch kaboutertjes?’

Haar Mama lacht een beetje ongeloovig en nu

[pagina 57]
[p. 57]

roept Lili, die door haar Papa door de struiken heen gedragen is en op den grond zit:

‘Kijk eens in die takken Corrie!’

Allen kijken naar boven en daar zien ze een menigte ulevellen aan draadjes hangen, in roode, blauwe, gele en paarse papiertjes en zilver papier en goudpapier, het flikkert en flakkert in het zonnelicht.

De kinderen juichen en dansen in het rond, maar Corrie is stil en houdt haar Mama aan de hand vast.

‘Wat is er, mijn kindje? vindt je het niet aardig?’

‘Ja, maar Maatje, zijn er dan kaboutertjes?’

Daar komt kleine Robbie aanloopen, hij heeft het jaardagenboekje gevonden en geeft het aan zijn Mama. Het valt van zelf open op 15 Augustus en daar staat met fijne lettertjes geschreven: ‘Korikerebi.’

‘Kijk eens Corrie? wie heeft dat gedaan? dat lijkt wel een kaboutertjesnaam.’

Corrie wordt nu heusch bang, haar kleur verdwijnt en als haar Mama dat ziet, fluistert zij haar gauw in:

[pagina 58]
[p. 58]

‘Ik geloof dat Oom Frits je kaboutervrindje is.’

Verheugd kijkt Corrie op; met een zucht van verlichting ziet zij rond en vraagt:

‘Zou Oom dat allemaal klaar gemaakt hebben?’

‘Ja, ik denk met Oom en Tante Stevens.’

‘Hoe snoezig! hoe aardig!’ juicht Cor en ze holt naar Oom Frits en pakt hem om den hals, zeggende:

‘Wat bent u toch een aardige Oom! wat ben ik blij, dat u het gedaan heeft en niet de kaboutertjes.’

‘Maar Corrielief - ik ben het niet alleen, Oom en Tante Stevens hebben mij geholpen en bedank hen maar eens gauw voor de glaasjes en het karafje.’

Ze gaan samen naar de anderen toe en Corrie bedankt haar Oom en Tante en ze helpen elkaar om alles in de leege pruimenmand te pakken.

‘Hoe kwam je toch op het denkbeeld, Frits? vraagt Mevrouw van Dam.

‘Ik hoorde gisteren, dat Corrie aan kaboutertjes geloofde en ik had juist die kleine glaasjes moeten meebrengen op verzoek van Henriette Stevens en toen zijn we er gisteren avond wel tot twaalf uur

[pagina 59]
[p. 59]

mee bezig geweest; we hebben samen zakjes geplakt en de draadjes om de ulevellen gebonden; ik kreeg bijna de kramp in mijn vingers van dat gepeuter.’

‘Oom,’ vraagt Corrie, terwijl Oom haar vinger tegen zijn opgeblazen wang drukt en allerlei geluiden maakt, ‘waarom hebt u zelf geen kindertjes? u moest er tien of wel twaalf hebben.’

‘Omdat ik veel liever vijfentwintig neefjes en nichtjes heb.’

‘Waarom?’

‘Nu heb ik er veel meer plezier van en ik behoef ze niet te straffen als ze ondeugend zijn; als ik jullie vader was, moest ik je zoo nu en dan wel eens straffen of beknorren, niet waar? en dat zou een groot verdriet voor mij zijn, daar zou ik niet tegen kunnen.’

De kinderen kijken elkaar aan en ze worden er allemaal een beetje stil van, maar Oom zegt:

‘Ziezoo jongens, welk spelletje moeten we doen?’

‘Jan Plakan en de Moshut is honk.’

‘Goed zoo, laten we dan maar gauw beginnen.’

Zoo spelen ze heerlijk met dien goeden Oom, die

[pagina 60]
[p. 60]

eindelijk lang uit in de boschbesstruiken gaat liggen, hijgend en puffend van de warmte.

Al de kinderen liggen en zitten om hem heen en ze gooien elkaar met sparappeltjes en daarom zet Oom zijn grooten stroohoed midden op zijn gezicht, dan mogen ze gerust op hem mikken.

Tegen koffietijd gaan ze naar de Steeg terug en maken al weer plannetjes voor andere wandelingen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken