Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichten (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichten
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.80 MB)

Scans (10.35 MB)

ebook (8.69 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Editeur

Gerrit Borgers



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichten

(1996)–Paul van Ostaijen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

(Verzameld werk deel 1 + 2)


Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

3aant.

 
Maar
 
Plotseling
 
Bont en klaar
 
Schijnen de lampen en stralen
 
Over de zaal
 
Hun schitterende, schetterende praal
 
Terwijl 't orkest,
 
Kranig en vast
 
Naar 't einde rennend,
 
Een razende dans inzet.
 
 
 
Zó is de verlossing
 
Uit d'onzekere stemming,
 
Gouden verlichting
 
Te allen kant.
 
Kennissen drukken elkaar de hand,
 
Damen knikken charmant,
 
Een kaalhoofdige heer groet
 
Met brede gebaren en zwaait de hoed.
 
 
 
Haastig,
 
Naarstig,
 
Bedrijvig,
 
IJverig
 
Komen de kellners gegaan,
 
Brengen verfrissingen aan.
 
Helder klinken
 
Rinkelingen
 
Der glazen.
[pagina 19]
[p. 19]
 
Dan loopt over de zaal 't bevel
 
Van een nerveuze schel,
 
Het praten geheimzinnig vlucht,
 
Langs een wachtensmoeë lucht.
 
De toneellichten schijnen,
 
d'Andre in de zaal verkwijnen.
 
Het zwijgen wordt de éne stem
 
Van dit één hart in zonderlinge klem
 
Van angstig wachten.
 
 
 
Als door een lichte zucht bewuifd
 
Rilt de gordijn en schuift
 
Terzijde in mooie,
 
Zachte plooien.
 
 
 
Tred na tred,
 
Danseresjeswet,
 
Tred na tred,
 
Voetjes zet.
 
 
 
In licht op en neer
 
Gaan, en wederkeer
 
Van haar tullenkleed,
 
Danst het danseresje,
 
Music-Hall prinsesje,
 
Dat zovele listen weet.
 
Listen in 't glinsteren der ogen,
 
Kohl bestreken, twee zwarte bogen,
 
Die omkransen geheimenis en logen.
 
Listen met de voeten,
 
Eventjes de grond beraken moeten,
 
Dan weer leven, leven
 
In het even,
 
Trillend,
 
Rillend
[pagina 20]
[p. 20]
 
Zweven
 
Van het tullenkleed.
 
 
 
Een oude heer kijkt
 
Scherp toe en ongeduldig.
 
Zijn blik wijkt
 
Van het toneel geen ogenblik.

Intermezzo van de oude heer en 't danseresje

 
De oude heer:
 
Danseresje, danseresje,
 
Zoveel honderd in de maand,
 
Word prinsesje, word prinsesje
 
Tegen zoveel in de maand.
 
 
 
Zoveel in de maand bespaard,
 
Dikwels 'n cadeautje,
 
O, m'n mooie vrouwtje,
 
Is dat niet je liefde waard?
 
 
 
En daarbij ik ben geen lastig heer,
 
In de week kom ik maar zoveel keer,
 
Nooit of nimmer meer,
 
'k Zou niet kunnen, de jaren doen me zeer.
 
Het danseresje:
 
Ouwe heer met senten,
 
'k Mag je lijen graag,
 
'k Zal nochtans u in het harte prenten
 
Dat 'k ook andere vrijers vraag.
[pagina 21]
[p. 21]
 
Nadat,
 
Vier, vijfmaal
 
Naar voren trad
 
De danseres
 
En van de zaal
 
Haar tegenkwam
 
Het handgeklap,
 
Rap, rap,
 
Dat zij ootmoedig buigend aannam,
 
Gaan de lichten weer uit
 
En de donkerte fluit
 
Over de zaal
 
Op eenmaal
 
Z'n eenvoudig lied.
 
 
 
Op het wit doek
 
Staan, handelen,
 
Gaan, wandelen
 
Broeders van ons,
 
O, broeders van mij,
 
Angstig zij aan zij
 
In de zaal
 
Die is zwart als de dodenpraal
 
Van de lui die sterven,
 
Wanneer zij nooit moesten derven,
 
Wat je met fatsoenlik geld
 
Eerlik krijgt vergeld.
 
 
 
Op het doek, o, broeders van mij,
 
Is de haat en de liefde weer zij aan zij.
 
De nijd
 
Bestrijdt
 
Handig en knap
[pagina 22]
[p. 22]
 
De vriendschap;
 
De haat
 
En heimelik verraad,
 
Zo kwaad,
 
Wil dat de liefde vergaat.
 
 
 
Maar wees gerust,
 
O, broeders van mij,
 
Op goedheid's zege belust;
 
Laat enkel gedurende een kort getij
 
Haat en nijd zegevieren,
 
Wreedheid,
 
Jaloersheid de wereld bestieren;
 
Het einde van de film bestaat
 
Niet in de zege van het kwaad.
 
Na lijden en smarten
 
En 't der kwaden tarten,
 
Zal herrijzen de goedheid hoog,
 
Hoger dan de gaaivogel, die nooit
 
Getroffen werd door 'n pijl uit Herakles' boog,
 
Steeds van hoog z'n liederloosheid strooit.
 
 
 
In 't eindeloos dagen deinen,
 
Dagen van geluk en vrede,
 
Zal naar voren treden
 
De Lente en 't goede eeuwiglik omschijnen.
 
De Lente is 'n feest van maagden,
 
Die hun vreugd' niet dragen kunnen,
 
Zich in de lucht versmoren gaan.
 
 
 
Zo eindigt alles ten leste, -
 
Op de film heeft 't goede steeds de resten, -
 
Voor elk het beste.
[pagina 23]
[p. 23]
 
'n Jongleur-ekwilibrist,
 
Vrank en vrij,
 
In zomerse kledij,
 
Verschijnt voordat iemand 't gist.
 
 
 
Bonte ballen dansen
 
In de lege lucht,
 
Bonte ballen kransen
 
In een dolle vlucht.
 
 
 
Groene hoepels komen,
 
Wederkeren lome,
 
Groene hoepels draaien
 
In der lichten laaie.
 
 
 
Rode fakkels draaien
 
In een vuurge glans,
 
Grote fakkels zwaaien
 
In fantastendans.
 
 
 
Vuurge fakkels gooien,
 
Langs 's jongleurs gezicht,
 
Vuurge fakkels strooien
 
Duisternis en licht.
 
 
 
't Lijken zoveel sterren
 
Van goedkoop allooi,
 
Maar van ver en verre,
 
Doet dat toch zo mooi.
 
 
 
Dat wat ons betrouwen
 
Aan 't toneel kan houen,
 
Al waar 't slechts een stond,
 
Is de schoonheid van dees avond.
[pagina 24]
[p. 24]
 
De lichten uitgedoofd, komt op het doek,
 
Voor het publiek
 
Nooit te vroeg, maar steeds te spa,
 
Een film-komiek
 
Uit 't verre Amerika.
 
 
 
Zo gaat in kring
 
Van wisseling,
 
Verblijdenis
 
En droefenis
 
En smart en pijn,
 
In liefde-zijn,
 
Ook treurenis
 
Om het gemis
 
Van wat niet is.
 
 
 
Maar op 't laatst van de dag
 
Knalt als 'n overwinning
 
Door de Music-Hall wijding
 
Eén grote schaterlach,
 
Die scheurt de hijgende stemming
 
Tot één groot geluk.
 
 
 
Tot één groot geluk.
 
Het geluk van de slet
 
Die haar droef bestaan
 
Voor 'n korte tijd heeft vandaan
 
Gezet.
 
Een ogenblik leeft zij buiten de zorgen,
 
Van al datgene buiten de Music-Hall ligt,
 
Zwart en hopeloos,
 
Smart, zo troosteloos.
 
Zij denkt niet op 'n slecht betaalde nacht,
 
Op 't gasthuis, dat van verre loert en wacht,
 
Gelijk de dood,
 
De dood van hare mooiheid
[pagina 25]
[p. 25]
 
En de dood van de voordeelge Lentetijd.
 
Voor een ogenblik heeft zij zich weg gedacht
 
En de zege van goedheid verwacht.
 
 
 
En zo heeft ook gedacht de jongeling,
 
De man die kwam met z'n familiekring,
 
De meisjes die in kinderlik vertrouwen
 
Hun minnaar naast zich houen.
 
 
 
Er is niet meer de ziel van deze of gene man,
 
Niet meer de ziel van deze vrouw,
 
Of géne, die haar man ontrouw
 
Werd. In de Music-Hall is er slechts één hart,
 
En één ziel. Eén kloppend hart,
 
Eén levende ziel. Elk mens is 'n ander mens,
 
En al de anderen zijn weer dees één mens,
 
Die zich gelukkig weet,
 
Omdat hij met de helden leed,
 
En in z'n ziel - de ziel van allen,
 
Hier verenigd ter Music-Hall, -
 
Voor goedheid streed,
 
En blij was, wanneer
 
Niet meer
 
Overwinnen bleef lafaardij,
 
Maar wel, niettegenstaande 'n laatste felle kneep,
 
Voor recht bezweek.
 
 
 
Maar niet enkel de mensen
 
Vormen dit éne wezen,
 
Wel alles wat in de Music-Hall
 
Aan bonte wemeling is herrezen.
 
 
 
De lelike muurschilderijen
 
Worden mooi, wijl zij bij het blije
 
Wezen hoeven. En ook daarbij
 
Moeten de goedkope glazen,
[pagina 26]
[p. 26]
 
En de koffiekoppen, de slechte koffie,
 
De karaffen met water, de stropijlen,
 
Het ratelen van de kino
 
Door het algemene zwijgen,
 
De lichten geel, groen en paars.
 
Dat alles wordt hier mooi
 
En goed, en innig, innig voor ons allen.
 
Dat alles is vergroeid
 
Met ons en één ziel bloeit
 
In de Music-Hall, één ziel
 
Die omvat het mensengekriel
 
En al de blije dingen,
 
Die van innigheid zingen
 
En draaien van innigheid, als 'n spinnewiel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken