Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 2 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 2
Afbeelding van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.88 MB)

Scans (4.75 MB)

ebook (5.60 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carl Storch



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 2

(1937)–A.J.F. van Ostaden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 23]
[p. 23]

21. Bij den Rus.

De eerste dagen, ja de eerste weken ging alles op wieltjes. Iwan en Jekatrien waren één-lief-al-lief.

't Was heel de dag Pukkie-lief en Mukkie-zoet. Vooral de vrouw was gek met ze.

Puk en Muk lieten zich maar goed doen. Schoten er lekkere hapjes over, en dat was bijna dagelijks, dan waren die voor Puk en Muk. Ze mochten nogal 'ns 'n keer uit met de slee. Het enige wat ze te doen hadden was, de vrouw wat helpen in huis, of meneer een en ander aangeven als hij aan 't werken was. 't Was eigenlijk geen werk. Tenminste niet voor flinke jongens, en dat waren Puk en Muk toch.

Dikwijls hadden ze helemaal niets te doen en dan konden ze praten naar hartelust.

‘Er is één ding dat ik vreemd vind hier, Muk.’

‘En dat is?’

‘Dat die rijke lui hier geen meiden hebben. Geen meid voor de keuken en geen meid voor 't werk. Dat snap ik niet.’

‘Daar heb ik zo nog niet aan gedacht, Puk. Maar nu je 't zegt, 't is gek ja. Voor de centen hoeven ze 't toch niet te laten. Ze zitten er warmpjes bij.’

Maar ze zouden gauw genoeg ondervinden, waarom Iwan en Jekatrien geen dienstmeiden hadden.

Puk en Muk begonnen zo stilletjes aan te merken, dat de twee niet zo lief meer voor hen waren. 't Was nu niet meer Pukkie en Mukkie voor en na, en ‘m'n lekkere stroopsoldaatjes’ of ‘m'n kleine appelbollekes’ of ‘m'n zoete roomhoorntjes,’ maar: ‘Puk, doe jij dit 'ns! Muk, doe jij dat 'ns!’

[pagina 24]
[p. 24]

Soms ging het er zo bars naar toe of ze 'n hond aanspraken.

Eens op 'n regenachtige dag was Iwan uit geweest. Hij had 'n grote wandeling gemaakt. Met zonneschijn was hij uitgetrokken en met regen thuisgekomen. Dat was voor hem niet zo heel erg, natte voeten kon hij toch niet krijgen. Z'n grote laarzen had hij winter en zomer aan, schoon weer of lelijk weer. Maar hij kreeg altijd kwade zin als 't regende. Dan moesten Puk en Muk maar uit de buurt blijven, dat wisten ze wel. Anders kregen ze hier 'n snauw en daar 'n douw.

Nu kwam Iwan met z'n slijklaarzen binnengestapt.

‘Puk en Muk, hier!’

‘Ja meneer. We zijn er zo.’

‘We zijn er zo? Je moest er al zijn. Wel duivekater, wat mankeren jullie tegenwoordig? Is dat gehoorzamen? Je moest vliegen.’

Daar kwamen Puk en Muk aan, heel bedremmeld. Dat zou weer kermis worden. Ze zagen 't al aan dat knorrige gezicht van hun baas.

‘Zo, ben je daar eindelijk en ten lange laatste? Je doet waarachtig net of jullie hier de bazen bent in huis. Maar dat ben ik, ik, Iwan Nicolawitsj, verstaan?? begrepen?? En jullie hebben hier niets te vertellen, sigarenpeukjes!

Daar sta je nu weer te suffen! Waarvoor heb ik je geroepen?’

‘Dat hebt U....’

‘Nog tegenspreken ook? vooruit! trek m'n laarzen uit. En 'n beetje vlug, sufferds!’

Iwan ging in de grote stoel zitten en gaf z'n rechtervoet aan.

Muk pakte de slijklaars aan en trok uit alle macht. Maar

[pagina 25]
[p. 25]

er kwam geen beweging in de laars. Hij wou maar niet schuiven. Puk zag z'n broertje tobben en daar hij bang was voor 'n uitval van Iwan, ging hij Muk gauw mee helpen. En met z'n tweeën konden ze 't nog niet.

Dat de luie man 't zelf deed! Waarom moesten die twee mannetjes zich doodtrekken en bleef hij maar lui en vadsig op z'n stoel zitten?



illustratie

‘Allo! Komt er nog iets? ja of nee? En dat zijn nou twee koorddansers! Ze kunnen nog geen laars uittrekken.’

De baas ging met z'n stoel achterover hangen, hij zou 'n beetje mee helpen. Maar 't ging nog niet.

‘Weliki-oestjoeg!’ donderde Iwan opeens.

Dat zou wel 'n Russische vloek zijn, dachten ze, en ze schrokken zich bijna dood. En trekken als ze deden, trekken als paarden die met de zweep hebben gekregen.

[pagina 26]
[p. 26]

Nu schoof de laars; het ging zelfs te goed, want Iwan schoof ook. Klets! daar lag hij achter z'n stoel.

O, o, wat ging de man te keer! Met gebalde vuist lag hij achter z'n stoel te schreeuwen en te roepen.

‘Heb ik daar 'n briefje van duizend voor betaald, om me zo te laten behandelen. Ik wou dat ik nooit 'n cent voor jullie had uitgegeven. Je bent samen nog geen rooie duit waard. Maar ik zal je, daar kun je op aan!’



illustratie

Puk en Muk wilden er stil van door trekken.

‘Nee, niet gaan, deze laars ook nog uittrekken.’

Gelukkig ging het met deze laars beter. Maar straf zouden ze toch wel krijgen. Als Iwan kwaad was, dan was er geen huis mee te houden.

Toch zei hij die avond niets. Ze kregen niet de minste straf.

Waarschijnlijk zou meneer alles weer vergeten hebben,

[pagina 27]
[p. 27]

als 'n paar dagen daarna weer niet iets was voorgevallen, wat nog veel erger was.

Jekatrien riep Puk en Muk in haar kamer.

‘Jongens! Kom 'ns helpen.’

Had mevrouw nu al hulp nodig! 't Was nog zo vroeg in de morgen. Puk en Muk gingen er naar toe.

‘Puk en Muk, je moet me van morgen 'ns flink helpen, want ik zit nog met 'n lastige karwei te houden. Ik moet m'n vlecht opnieuw opmaken. En als je me nu goed helpt, dan zal ik 't aan meneer vertellen. Hij is nog 'n klein beetje boos op jullie. Maar dan zul je wel weer goeie vrinden zijn.’

‘En wat moeten we doen, mevrouw?’

‘Kijk 'ns, nu maak ik eerst m'n vlecht los. Dat is 'n grote vlecht, hé, hij is meer dan 'n meter lang.’

‘Ja,’ knikten Puk en Muk, maar 't kon hun niets schelen al was die 'n kilometer lang geweest.

‘Nu moeten jullie die vlecht 'ns schoon uit elkaar halen dat ik hem straks weer opnieuw kan opmaken. Ik ga hier zitten met m'n handspiegel, en jullie pakken den haarborstel maar. Die vlecht zit al meer dan veertien dagen in mekaar. Ik heb zo weinig tijd om m'n haren op te doen, maar als jullie me helpt, zijn we in 'n kwartiertje klaar.’

Puk en Muk zouden het wel doen. Daar zat niets anders op. Al ze gezegd hadden, we doen het niet, dan had je de poppen weer aan 't dansen gehad. Dan was meneer zelf er bij te pas gekomen, en dan waren ze misschien nooit meer goeie vrienden geworden.

Maar dat haarvlechten was toch geen werk voor hen; daar zijn meisjeshanden voor nodig.

‘Muk, jij houdt de staart vast.’

[pagina 28]
[p. 28]

‘Foei foei, jongens, niet onbeleefd zijn. Je moet zeggen, vlecht. 'n Koe heeft 'n staart.’

‘Muk, jij houdt de vlecht vast. Goed strak houden, maar ook niet te hard trekken. 't Is geen koestaart.’

Toen stiet hij Muk even aan. Muk wou maar telkens in 'n lach schieten. Misschien wel om die koestaart waaraan hij moest trekken.



illustratie

Puk klom boven op 'n koffer. De kapperszaak kon geopend worden. Ze waren nog wel dames-kappers.

De vrouw zat maar in haar handspiegel te lachen, en zij moedigde de jongens zo nu en dan aan. De jongens deden 't buitengewoon zorgvuldig. Ze had niets geen last van trekken.

‘Muk, nog 'n beetje harder trekken, jongen, anders blijft de vlecht niet strak.’

Muk ging nog wat schuiner hangen, en o wee! daar had

[pagina 29]
[p. 29]

ej 't. De kleine man schoof uit en in heel z'n zwaarte hing hij aan de vlecht. Daar konden Jekatrien d'r haren niet tegen en opeens, daar brak de vlecht af bij 't hoofd. Ze liet 'n gil; haar handspiegel rolde over de vloer. Och och, wat was ze nu ongelukkig!

Puk stond verschrikt nog op z'n koffer. Muk lag op de

illustratie

vloer met de vlecht in z'n hand. Die keek natuurlijk wel 'n beetje sip:

‘Ik kan er niks aan doen, mevrouw,’ zuchtte Muk.

‘Niks aan doen? Waarom trek je dan zo hard? Ik heb je toch gezegd voorzichtig te zijn. Jullie kunt ook niks goed doen, akelige jongens! Maar ik zal er Iwan over spreken, die zal jullie wel anders leren.’

‘Iwan! Iwan!’ schreeuwde ze toen het hele huis door.

[pagina 30]
[p. 30]

Meneer was zich aan 't klaar maken om te gaan wandelen. Op 't geroep van de vrouw, komt hij z'n kamer uit gestormd met nog maar één laars aan.

‘Is er brand? Is er brand?’

‘Nee man, iets veel erger, kijk maar 'ns hier. Die lieve jongetjes, die je van de grote reis hebt meegebracht, hebben m'n vlecht van 't hoofd getrokken Nu. moet ik voortaan voor schandaal lopen. 't Wordt hoog tijd, dunkt me, dat ze

illustratie

'ns 'n flinke afstraffing krijgen, jou hebben ze bijna laten verongelukken, en nu dit weer. 't Wordt steeds maar schoner, 't zal nog zo lang duren dat wij beiden het leven er bij inschieten, en dan is 't te laat.’

Meneer Nicolawitsj had nog niets gezegd. Heel de tijd was de vrouw aan 't woord geweest. Maar gedacht had Iwan wel. En zich kwaad staan maken op die twee rakkers ook.

Daar had hij nu zoveel geld voor betaald en hij had ze in 't begin vertroeteld. Waren dat nu dankbare jongens?

[pagina 31]
[p. 31]

Foei! Maar hij zou ze 't ééns en voor altijd afleren. Voor zulke luitjes hadden de Russen een land dat Siberië heette. Daar werden alle mensen naar toe gestuurd die men in Rusland zelf niet kon gebruiken.

Daar dacht Iwan ook aan. Ja, ja, hij zou ze naar Siberië laten brengen. Dan was hij er voor altijd af, en ze hadden 'n geduchte straf.

‘Puk!! Muk!! jullie bent eerste vlegeltjes, meer kan ik er niet van zeggen. Maar 't is nu welletjes geweest. Wij zullen jullie morgen 'ns naar 'n verre kostschool brengen. Die kostschool heet Siberië, en daar gaan alle lui naar toe die thuis niet goed kunnen oppassen, zoals jullie. Daar is 't koud en daar moet gewerkt worden. Ik denk dat je gauw tam zult zijn. Wij willen niets meer van je weten. Kom vrouw, schrei nou niet meer om dat haar. Ik zal er wel 'n eindje aan laten maken.’

Iwan ging met Jekatrien weg, en Puk en Muk bleven alleen.

‘Daar zitten we nou!’

‘Ja, wat zou 't! Hebben wij dan iets kwaads gedaan?’

‘Jij misschien? Ik niet, dat weet ik zeker.’

‘Ik ook niet, Puk. Ik kon er niets aan doen dat ik uitschoof. Ik denk Puk, dat die staart niet echt is geweest.’

‘Dat kon wel, Muk. We gaan nu bij hen weg. En ik heb er geen spijt van. De heer is maar 'n brompot en z'n vrouw niet minder. Nu snap ik waarom ze geen dienstbode hebben. Die zullen er net mee gestaan hebben als wij. De eerste weken alles koek-en-ei, en dan ruzie dag-in dag-uit.’

‘Eerlijk gezegd, ben ik ook blij, Puk. Misschien komen we op deze manier nog ooit bij Klaas Vaak terug. Hier waren we niet meer los gekomen zonder ruzie, dat zie je nu wel.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken