Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1
Afbeelding van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.84 MB)

Scans (5.30 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carl Storch



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

(1937)–A.J.F. van Ostaden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

3. In luilekkerland.

Het was werken voor Puk en Muk!

‘Wat zijn die bergen dik!’ zuchtte Muk!

‘Ja, jongenlief, het zijn bergen en geen molshopen. Maar werken is gezond. Vooruit met de schuit! Daar gaat ie weer voor niks!’

Dan werkten ze weer 'n poosje ijverig door.

Maar opeens hield Muk weer op.

‘Zeg Puk!’

‘Ja, wat is er nu weer?’

‘Zouden er nergens oude gaten zijn, waar andere gasten zijn doorgekropen. Als die er door kunnen, dan kunnen wij er zeker door! Willen we 'ns gaan zoeken. Dan hoeven w'ons tenminste niet dood te werken.’

‘Nee Muk. Dat is hier het leukste: ieder moet zijn eigen tunnel graven. Die groeit vanzelf weer dicht.’

‘Ooh! zit dat zo!’

En Muk werkte weer door.

Toen ze al 'n heel eind in de berg zaten, konden ze mekaar natuurlijk niet meer zien. Als dan Muk iets wist te vertellen of iets had te vragen, moest hij er helemaal uitkomen en dan in de tunnel van Puk gaan.

De lastige broer kwam wel wat al te dikwijls naar Puk z'n zin. Daarom zei Puk:

‘Zeg Muk, we zullen 'ns zien wie er het eerst door is, jij met je riek of ik met m'n schop.’

En dat hielp goed. Muk bleef nu ijverig doorwerken. Hij wilde proberen het van z'n broertje te winnen.

Maar dat lukte hem toch niet.

[pagina 18]
[p. 18]

Heel toevallig kwamen ze beiden tegelijkertijd door de berg gepiept.

En gezichten als ze opzetten!

Geen wonder ook. Want wat ze daar te zien kregen, hadden ze in 't minst niet verwacht.

‘'n Verkeers-agent, kijk toch, Puk!’



illustratie

‘En nog wel 'n lekkere verkeersagent! Zie toch 'ns! Die kun je opeten.’

Puk wees aan: taarten, druiven, appels, peren, worsten, en 'n reuze-krakeling als hoofd. Hier in Luilekkerland wisten ze pas hoe het moest.

De twee kleine bazen waren zo verwonderd, dat ze vergaten uit hun holletje te komen.

Toen ze wat van hun verbazing bekomen waren, zetten ze hun eerste stappen in Luilekkerland. 't Was net of ze

[pagina 19]
[p. 19]

over 'n dik tapijt liepen. En dat deden ze ook, ze liepen over 'n dik tapijt van peperkoek. Ze gingen hun verkeersagent 'ns wat nauwkeuriger bekijken.

Op z'n buik had die 'n plaat, waar met vette letters op stond:

Het vasten is hier streng verboden!

‘Daar zijn we ook niet voor naar hier gekomen om te vasten, hé Puk.’

Muk wou al zo meteen de verkeersagent gaan proeven. Maar Puk hield hem tegen.

‘Niet doen Muk. Laat die kerel nu zo staan. Er zijn hier nog spullen genoeg te vinden. En misschien nog wel dingen die veel lekkerder zijn.’

Muk liet zich alles maar gezeggen, hoe graag hij er ook aangetrokken was. Later had hij er geen spijt van.

‘Kijk toch! Kijk toch, Muk!’

Puk wees met z'n paraplu in de lucht. Daar kwam 'n hele vlucht vogels aanvliegen. Maar 't waren zo'n rare. Ze slingerden door de lucht.

‘Die schijnen het in d'r bol te hebben, Puk. Wat 'n gekke vertoning!’

‘Ze hebben helemaal geen kop. Daarom zwenken ze zo raar door mekaar.’

‘Dat zijn zeker dan de gebraden haantjes waar Klaas Vaak van vertelde?’

‘Dat weet ik niet, Muk. Misschien zijn 't wel duiven. Ze houden zo lang vol met vliegen. Ze komen naar onze kant op aan. Ze schijnen pas uit de pan gevlogen te zijn. De wasem slaat er nog af.’

Wat hadden de luitjes pret!

Maar 't was jammer. De vogels vlogen te hoog. Bij gewone

[pagina 20]
[p. 20]

bezoekers van Luilekkerland, zouden ze zo maar recht in de mond gevlogen zijn, maar bij Puk en Muk vlogen ze gladweg over de hoofden heen.

Ze moesten en zouden toch van dat heerlijke gebraad proeven.

Toen de vogels vlak boven waren, sloeg Puk z'n paraplu in de hoogte. En pardoes, daar haakte hij 'n kanjer aan de kruk van z'n paraplu. De gebakken vogel wist ook niet wat 'm overkwam, en die kletste op de grond neer. Dat was niet

illustratie

heel erg, want die grond was toch van peperkoek, die elke morgen gedweild werd met suikerwater.

Muk had de gevallen vogel dadelijk te pakken. En zonder te zeggen: ‘Dank je wel, Puk,’ sloeg hij maar dadelijk aan 't eten. Hij had ook zo'n vreselijke honger.

Puk ving toen voor zich zelf ook nog 'n duifje, 'n echt vet kluifje.

Samen zaten ze heerlijk te peuzelen.

‘Van bakken hebben ze hier toch verstand.’ zei Puk, ‘wat zijn die beestjes goed gaar.’

[pagina 21]
[p. 21]

Muk lachte zo nu en dan 'ns. Voor praten had hij geen tijd.

Toen ze met hun maaltje klaar waren, stapten ze weer op. Ze zagen nog zoveel heerlijks. Mooie slootjes en vijvertjes, waar chocoladen vissen zwommen in melk en wijn. Bomen vol heerlijk fruit, alles glimmend rijp. Bomen met speelgoed, och, je kon niets uitdenken, 't was er allemaal, al was 't nog zo gek.

Puk en Muk hadden geen ogen genoeg om te kijken. Nu en dan aten ze taartjes, die hier of daar op de grond groeiden.

Muk liet weer zien, net als bij vrouw Holle, dat hij 'n echte smuller was. Hij at wel twee keer zo veel als Puk.

Die nacht sliepen Puk en Muk lui en lekker in Luilekkerland.

's Anderendaags werden ze wakker van het gekakel van de kippen die suikereieren hadden gelegd.

Het zonnetje was al aardig warm, toen de twee reizigers opstapten.

‘En wat doen we vandaag, Puk?’

‘Vandaag? Wel jongen verder reizen. We zijn niet in Luilekkerland om er te blijven. We moeten er dóór.’

Daar dacht Muk waarachtig niet meer aan. Zo goed beviel het hem hier.

‘Kom maar mee, Muk. Onderweg zal er nog genoeg te bikken zijn.’

En dat was waar. Het lekkers was er maar voor het grijpen.

Toen ze bij 'n chocoladen huis 'n andere weg wilden inslaan, schrokken ze zich bijna dood. Ze hadden wel 'n raar leven gehoord van ‘knorreknorreknor.’ Ze dachten, dat zal 'n fordje zijn, en dan stappen we in.

Maar dat was tegenvallen. 'n Gebraden zwijntje botste

[pagina 22]
[p. 22]

tegen hen op. Puk lag op de grond voor hij er erg in had. En Muk schreeuwde moord en brand. Want 't varken keek net of het hem moest hebben. Dat was toch niet het geval. Toen Muk dan ook wat op zij sprong, rende de knor viervoets voorbij.

Ze waren gauw van de schrik bekomen toen ze dat zagen.

‘Die moet zeker bij 'n paar luiaards zijn, die hun ontbijt gaan gebruiken,’ lachte Puk.



illustratie

‘Dat hadden wij dan ook wel kunnen doen!’

‘Nee, we hebben geen tijd; wij moeten verder.’

‘Nee Puk, we moeten terug!’

‘Terug??’

‘Ja terug! We hebben lepel en vork vergeten. En die zullen we toch nodig hebben als we aan de andere kant weer aan 't spitten moeten.’

‘Muk, Muk, jij bent goed uitgeslapen vandaag.’

Muk zette z'n borstje vooruit. Dat kon dan ook wel lijden.

[pagina 23]
[p. 23]

Ze stapten terug naar de verkeersagent. Daar lagen schop en riek nog netjes te wachten. Nog 'n groet aan den baas met z'n uithangbord en voort ging de reis weer.

En eten als ze deden! Muk vooral.

Puk moest hem waarschuwen, dat hij 't niet al te bont moest maken. Maar daar stoorde de lekkerbek zich niet aan. Overal waar iets te smullen was, bleef hij staan.

‘Kom nu mee Muk, als we dan terugkomen van de reis. zullen we hier 'n paar daagjes doorbrengen.’



illustratie

Toen was hij beter mee te krijgen.

Op 't laatst hadden ze nog 'n avontuur.

Ze kwamen bij 'n reuzenschaal met 'n berg schuim er op. Dat was waarschijnlijk voor de lui die de taartjes nog niet lekker genoeg vonden.

‘'n Fijne sneeuwberg daar, Puk!’

‘En hoog zeg! Hier blijven we even spelen!’

Dat was naar Muk z'n hartje.

‘We gaan sleeën, we gaan sleeën!’ riep hij verheugd. ‘Net als bij Klaas Vaak in de winter.’

[pagina 24]
[p. 24]

‘Mij goed,’ zei Puk, ‘als jij maar voor 'n slee zorgt.’

Dat was zo'n grote moeilijkheid niet om daar aan te komen.

Muk was in 'n ogenblik terug met 'n prachtslee: 'n grote tablet chocolade.

Nu moesten ze eerst naar boven klimmen, dat viel nog zo heel erg niet mee. Hun kleine voetjes zakten telkens weg in die lekkere sneeuw. Maar naar beneden! dat ging als 'n fluitje. De berg was wel wat steil, maar voor 'n beetje waren ze niet bang.



illustratie

Muk, die voorop zat, riep de eerste keer wel ‘oe-oe-oeh,’ maar in 'n paar tellen waren ze onder.

Toen begon het spelletje weer vooraan. Het ging telkens al beter en vlugger. Muk was er echt dol op. Hij was werkelijk niet meer te houden.

Op 't laatst maakte hij het boven op de top zo druk, dat hij helemaal in de schuim wegzakte.

Puk schrok zich 'n bultje. Hij zag z'n broertje verdwijnen totdat er ten laatste niets meer van hem te zien was.

Toen Muk onder op de schaal geland was, maakte hij zich

[pagina 25]
[p. 25]

'n weg om er uit te komen. Puk zag hem verschijnen, zo wit als 'n spook.

‘Nou hoor, je bent me ook 'n rare klant, Muk. Bij vrouw Holle zo zwart als roet en hier zo wit als sneeuw.’

‘Ja, Puk, maar het wit gaat er beter af dan het zwart, kijk maar.’

Muk klopte zich schoon, en toen waren ze weer klaar om verder te trekken. Puk was stilletjes heel blij dat de schuimberg ingezakt was. Anders was Muk misschien wel tot 's avonds laat bezig gebleven. Die jongen wist nooit van ophouden.

Etend en babbelend zetten ze de reis voort, tot ze op 't laatst weer aan 't werk moesten om zich uit Luilekkerland weg te graven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken