Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vorm of vent (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vorm of vent
Afbeelding van Vorm of ventToon afbeelding van titelpagina van Vorm of vent

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.79 MB)

XML (1.45 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vorm of vent

(1969)–J.J. Oversteegen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
bron

J.J. Oversteegen, Vorm of vent. Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 1969

codering

DBNL-TEI 1
dbnl-nr over018vorm01_01
logboek

- 2006-10-02 DH colofon toegevoegd

verantwoording

gebruikt exemplaar

exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 2825 D 8

 

algemene opmerkingen

Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het proefschrift Vorm of vent van J.J. Oversteegen uit 1969.

 

redactionele ingrepen

p. 120: In de tekst komt het nootnummer 1 abusievelijk drie keer voor. De laatste twee zijn veranderd in de nootnummers 5 en 6.

 

Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 20, 58, 94, 96, 122, 124, 186, 258, 260, 286, 370, 476, 498, 514, 522, 532) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.

 

[pagina I]

Literair-wetenschappelijke serie

 

Vorm of vent

 

[pagina III]

Vorm of vent

Opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen

 

Academisch Proefschrift

Ter verkrijging van de graad van Doctor in de Letteren aan de Universiteit van Amsterdam, op gezag van de Rector Magnificus Mr. A.D. Belinfante, hoogleraar in de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, in het openbaar te verdedigen in de aula der Universiteit (tijdelijk in de Lutherse Kerk, Singel 411 hoek Spui), op Dinsdag 13 mei 1969 des namiddags te vier uur

 

door

Jacob Jan Oversteegen

geboren te Blaricum

 

[vignet]

Athenaeum - Polak & Van Gennep | Amsterdam | 1969

 

[pagina IV]

Promotor: prof. dr. J. Kamerbeek Jr.

 

Copyright 1969 Polak & Van Gennep Uitgeversmaatschappij NV, Amsterdam

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

No part of this book may be reproduced by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher.

Boekverzorging: Jacques Janssen gvn

Druk: Koninklijke Drukkerij Van de Garde, Zaltbommel

 

[pagina VII]

Inhoud


Inleiding I
i De situatie in 1916  
  1 Algemeen, De Gids, De Beiaard, Groot Nederland 21
  2 De Nieuwe Gids: Kloos, Bastiaanse 27
  3 De Beweging: Albert Verwey 36
  4 C.S. Adama van Scheltema 44
  5 Karel van de Woestijne 53
     
ii De nieuwe beweging  
  6 Algemeen, De Stijl 59
  7 Van Doesburg-Bonset 63
  8 Het Getij, algemeen 71
  9 Herman van den Bergh 80
     
iii De Stem  
  10 Algemeen 97
  11 Just Havelaar 102
  12 Dirk Coster 106
     
iv Twee ‘Formalisten’  
  13 M. Nijhoff 125
  14 Paul van Ostaijen 155
     
v De Vrije Bladen  
  15 Algemeen 187
  16 H. Marsman 198
  17 D.A.M. Binnendijk 229
     
vi De Prisma-discussie  
  18 Schisma: de Prisma-polemiek 261

 

 

[pagina VIII]


vii Standpunten en getuigenissen  
  19 J.C. Bloem 287
  20 Anthonie Donker 300
  21 P.N. van Eyck 308
  22 De katholieken: Gerard en Henri Bruning, Jan Engelman, Albert Helman, Anton van Duinkerken 339
  23 De protestanten: Roel Houwink 356
  24 De socialisten: Garmt Stuiveling 361
     
viii Forum  
  25 Algemeen 371
  26 E. du Perron 382
  27 Menno ter Braak 411
  28 S. Vestdijk 446
     
Konklusie   477
Summary   499
Lijst van geciteerde werken   515
Naamregister   523
Begrippenregister   526

 

[pagina ongenummerd (p. *1)]

J.J. Oversteegen, Vorm of vent

 

stellingen

 

[pagina ongenummerd (p. *2)]

1De oppositie ‘vorm’ - ‘vent’ is een variant van de permanente tegenstelling tussen ‘l'art pour l'art’ en ‘engagement’.
2Het is voor de Theoretische Literatuurwetenschap vruchtbaarder, de beginselen van ‘l'art pour l'art’ tegenover die van de ‘geëngageerde’ stromingen te behandelen als polemische extremiseringen van polaire eigenschappen die ieder literair werk kenmerken, dan om ze te zien als diametraal tegenover elkaar geplaatste standpunten, die tot fundamenteel verschillende literaire uitingen leiden.
3De opmerkingen van schrijvers over de aard van het literaire werk zijn voor de literatuur-theoreticus van belang, niet zozeer om de wetenschappelijke waarde van de observaties zelf als om de indirekte informatie die zij verschaffen.
4Argwaan tegenover de uitlatingen van dichters over het ontstaan van poëzie is onzakelijk; zij zijn de enigen die over dit genetische proces feitelijke inlichtingen kunnen verstrekken, en niets rechtvaardigt een grotere achterdocht tegen het rapport dat zij van hun bevindingen uitbrengen dan die welke de onderzoeker zich bij andere beroepsmatige konstateringen toestaat.
5Het verschil tussen de opvattingen van Nijhoff en Ter Braak over de verhouding van inhoud en vorm betreft niet zozeer het vormgevingsproces zelf (dat in beide gevallen als ‘ontpersoonlijking’ omschreven kan worden), als wel de evaluatie daarvan.
6Er is bij de Nederlandse auteurs-critici tussen de twee wereldoorlogen een opvallend gebrek aan belangstelling voor de wetenschappelijke kunstbeschouwing, evenals voor de vernieuwingen op literair-kritisch terrein buiten ons taalgebied. Beide verschijnselen wijzen op een geringe neiging tot theoretische, of zelfs rationele, benadering van de eigen bezigheden, en markeren een afstand tussen ‘literatuur’ en ‘wetenschap’, die voor de kritiek schadelijk is.
7De vraag naar de draagwijdte van het literaire werk als uitspraak over het bestaan is komplementair verbonden aan de vraag naar de middelen waarmee de literaire taalsituatie tot stand gebracht wordt, en heeft ten onrechte minder aandacht gekregen van de literatuur-theoretici.

 

[pagina ongenummerd (p. *3)]

8Het sonnet, dat zowel in zijn strofen-groepering (oktaaf-sextet), als aanvankelijk in zijn regel-opbouw (vijf jamben met een caesuur na de derde) de Gulden Snede-formule zeer dicht benaderde (4:7 en 3:5), leende zich uitzonderlijk goed voor het vastleggen van een levensbeschouwing die het kunstwerk ziet als een afspiegeling van de goddelijke orde; de ‘omslag’ (op welke plaats dan ook) maakte deze lyrische vorm bovendien bij uitstek geschikt voor een konfrontatie van de wereld der ‘verschijningen’ met een (diepere) ‘realiteit’. Bij elkaar zijn deze faktoren vermoedelijk van beslissend belang geweest voor de snelle opkomst van het sonnet, nadat het in Toskane geïmporteerd was.
9Het verdient aanbeveling, onderscheid te maken tussen Theoretische Literatuurwetenschap en Theorie der Literatuurwetenschap. Het eerste is een afzonderlijke discipline, gericht op de vraag: ‘wat is literatuur?’ en de daarvan afgeleide vragen: ‘op welke wijze kan men hierover zinvolle uitspraken doen?’ en ‘welke uitspraken zijn tot nu toe gedaan?’. Het tweede is het geheel van alle theoretische vragen die bij de beoefening van enigerlei onderdeel van het komplex van literatuurwetenschappen rijzen, zoals: ‘wat is invloed?’, ‘wat is een literaire generatie?’, ‘in hoeverre is periodisering in de literatuurgeschiedenis mogelijk en zinvol?’.
10De vergelijkende beschouwing van de kunsten behoort, voorzover het een literatuurwetenschappelijke bezigheid is, tot de Theoretische, en niet tot de Vergelijkende Literatuurwetenschap, aangezien de vraagstelling (in dit geval, vanuit de Literatuurwetenschap gezien: ‘wat is literatuur?’) theoretisch is en niet komparatistisch.
11Bij een historische beschouwing van de literaire kritiek is toetsing aan wetenschappelijke opvattingen minder vruchtbaar dan een analyse van de konkrete relatie tussen de literaire doelstelling en de kritische respons.
12Vaak beperken literair-wetenschappelijke verhandelingen over het waarde-oordeel, wanneer zij niet strikt deskriptief zijn, zich ten onrechte tot het ‘vertalen’ van een belevingsoordeel in (schijnbaar) wetenschappelijke termen, in plaats van een poging te doen tot het formuleren van de mogelijkheid, en het eventuele karakter, van een specifiek-wetenschappelijk waarde-oordeel.
13Croce's mening dat ‘poëzie’ een eigenschap is van het detail en niet van

 

[pagina ongenummerd (p. *4)]

  het geheel, is een gevolg van het volledig binden van het oordeel aan de beleving. Hetzelfde geldt voor Vestdijks ‘differentiële waarde-kritiek’, - één van diens vele koncepten die aan Croce doen denken zonder dat van direkte beïnvloeding sprake schijnt te zijn.
B. Croce, La Poesia; S. Vestdijk, Het eerste en het laatste. Voor croceaans gekleurde opvattingen bij Vestdijk zie ook: ‘Het lyrisch beginsel van de roman’ in De leugen is onze moeder.
14Het begrip ‘ambiguïteit’ is als heuristisch middel niet voor alle talen op dezelfde wijze te hanteren; er is bijvoorbeeld een essentieel verschil tussen de ‘dubbelzinnigheid’ in de Franse en die in de Engelse literatuur van de 17de eeuw.
15In literair-theoretische verhandelingen wordt het begrip ‘klank’ doorgaans ten onrechte gehanteerd alsof het om fysisch gerealiseerde geluiden gaat. Bij stil-lezen is de term niet meer dan een (gevaarlijke) beeldspraak, en verdient het visuele element in wat men als ‘klankverschijnsel’ pleegt te betitelen eerder onze aandacht dan het auditieve.
16Verwaarlozing van typografische aspekten (als: inspringen en variatie in lettertype of -grootte bij de namen van personages) kan bij de bestudering an Nederlandse 17de-eeuwse toneelstukken leiden tot onjuiste of op essentiële punten onvolledige interpretatie van de tekst als drama.
Voorbeeld van een uitgave waarin typografische middelen gehanteerd worden bij wijze van toneelaanwijzing: M.G. Tengnagel, De Spaensche heidin, eerste druk, groot 4o 1643.
17Het uitgeven van teksten uit een vroeger tijdperk in gemoderniseerde spelling heeft vaak een effekt dat tegengesteld is aan dat wat beoogd wordt (namelijk opheffing van de tijdsbarrière). Door spellingsmodernisering wordt een tekst gebonden aan een willekeurig historisch moment, zodat na enige tijd een derde tijdsdimensie de altijd bestaande afstand tussen lezer en tekst nodeloos vergroot.

 


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken