Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz) (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)
Afbeelding van Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)Toon afbeelding van titelpagina van Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

Scans (9.14 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Editeur

P.J. Buijnsters



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)

(1972)–Gerrit Paape–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 54]
[p. 54]

Reize door het aapenland
Eerste hoofdstuk
Door lang delibereeren alles verlooren

1Hoe het bijkwam, weet ik volstrekt niet, maar wiskunstig zeker isGa naar voetnoot1 2het, dat mijn Wijf, mijn Dienstmaagd, mijn Paard en mijn Hond, 3bijna op één en het zelfde oogenblik, teffens in het water vielen.Ga naar voetnoot3

4Het geval wilde, dat zij alle vier in dergelijk eene rigting kwamen 5te leggen, dat ik er slegts één van behouden kon, dat de drie overigen 6noodwendig verdrenken moesten, en dat de keuze, wie van henGa naar voetnoot6 7vieren te redden, geheel aan mij was overgelaaten.

8Zo dra ik aan den waterkant kwam, waar mijne vier dierbaarste 9Panden met den dood der versmooring lagen te worstelen, schreiddeGa naar voetnoot9 10mijn Vrouw om hulp; mijn Dienstmaagd stak haar lieve poezele 11armtjes om hoog, mijn Paard beurde briesschende den schoonen 12kop naar mij toe, en mijn hond plaste uit al zijn magt met zijn poot-Ga naar voetnoot12 13jes, erbarmlijk mij aanziende.

14Ik stak meer dan honderdmaalen mijne armen uit, nu naar dee- 15zen, dan naar dien kant, zonder echter bepaaldlijk toetegrijpen; 16want de wreedste boezemstrijd verhief zig in mijn binnenste.

17Ik liep als een raazend Mensch ginds en weder. Nu stond ik op den 18waterkant, in de lugt grijpende, even of ik vliegen vong; dan was ik 19in mijn huis, mij zelve voor den kop slaande, om dat ik zo besluit- 20loos bleef; dan liep ik weder naar 't water; vervolgens weder naar 21mijn wooning, en zo al voort.

22Eindlijk wierp ik mij vooröver op den grond, met armen en bee-

[pagina 55]
[p. 55]

23nen wijd van elkander gespreid, op dat ik eenmaal een vast besluit 24zou kunnen neemen.

25Zal ik mijn Wijf redden? vroeg ik mij zelve: zekerlijk komt zij hetGa naar voetnoot25 26eerst in aanmerking, - om dat zij mijn Wijf is. - Maar het Mensch 27is oud, en onderhevig aan al de gebreken en ellenden, die de hooge 28jaaren vergezellen. Zal ik haar, die nu reeds het hoofd door de deur 29van den hemel naar binnen steekt, wederom, met gevaar van haare 30armen en beenen uit het lid te trekken, in de onzalige Waereld te rug 31sleepen? Zal ik haar nog een eindje leevens bezorgen, dat al knor- 32rende en kuchende doorgebragt zal worden, daar zij, binnen een 33paar minuuten, met de engeltjes uit een ruime borst kan opzingen?Ga naar voetnoot33 34- Welk een Barbaar zou ik dan weezen! - Neen! voor haar geluk 35wil ik gaarne mij de opöffering van de kosten haarer begraafenis 36getroosten! - Zij is mijn Wijf, 't is waar! - maar juist om dat zij het 37is, moet ik edelmoedig handelen. - Ik ben altoos in de mooglijk- 38heid, om een andere Vrouw te kunnen neemen, maar ik ben niet al- 39toos met welvoeglijkheid in staat, om haar naar den Hemel te hel- 40pen. - Dat zij dan verzuipe!

41Mijne lieve engelägtige Dienstmaagd, dat schoone Bekje met al 42haare overige Bevalligheeden, eischt, ten minsten de tweeden in 43rang, in mijne Deliberatien in aanmerking te komen. - Hoe goed, 44hoe toegeeflijk was dat gedienstige schepzeltje niet steeds! - HoeGa naar voetnoot44 45veel zou er de saamenleeving niet bij verliezen? - Ach! welk eene 46vrugtbaare Moeder kan zij worden! - Helaas! wanneer men naauw- 47keurig rekent dan leggen er misschien vijf leevendige Weezens in 48't water! - dan is zij, - maar, hemel! hoe is het mooglijk, dat ik 49mijn arme Paard kan vergeeten?

50Kost dat schoone Beest mij niet over de honderd dukaaten? heeftGa naar voetnoot50 51het niet alle de gouden en zilveren Prijzen gewonnen, waarnaar het 52immer gedongen heeft? Heb ik wel immer de zweep noodig? Schrikt

[pagina 56]
[p. 56]

53het ooit? en heeft het zelf wel ooit gedagten gemaakt, om op hol te 54gaan? Sloeg het immer agteruit? - Mooije, gedienstige Meisjes 55zijn alömme voor een kleinigheid te bekomen, - maar zulk een 56Paard komt naauwlijks eens in de twee jaaren te mart, en dan kostGa naar voetnoot56 57het handen vol geld! - De Dienstmaagd verzuipe! - en mijn 58Paard -

59(Hier begon mijn Hond op een verschriklijke wijs te tjenken.)Ga naar voetnoot59

60Wat hoor ik? - ach! getrouwe Fidel! - gij ontroert mijne Ziel 61door uw hulpgeschrei! - Ben ik aan u niet alles wat ik heb verschul- 62digd? hebt gij niet de reeds ingebroken Dieven uit mijn Wooning 63gejaagd, en den Moordenaar, die mij het mes op de borst zettede, 64de hielpeezen afgebeeten, zo dat hij agteröverviel, en zijn doodlijk 65opzet niet volvoeren kon? - Edele Hond! - Een Wijf kan ik altoos 66krijgen, een Dienstmaagd kan ik overäl vinden, en een goed Paard 67is op alle marten voor geld te koop, - maar hoe bijster zeldzaam 68is uwe getrouwheid! én waar zijn de schatten in de geheele waereld, 69waar mede gij te koopen zijt? - Gij! eenig in uw soort! - Ja! ik zalGa naar voetnoot69 70u behouden.

71(Hier liet mijn Vrouw, die zekerlijk het hoofd nog eenmaal boven 72stak, een zwaare zugt.)

73Maar zal het behoud van een Beest, hoe dierbaar het mij ook zij, 74de behoudenis van een Mensch worden voorgetrokken? Zal ik eene 75Egtgenoote, die zo naauw aan mij verbonden is, aan den dood des 76verzuipens overlaaten, daar ik haar behouden kan? -

77(Voorneemens om op te rijzen.)

78Doch, verfoeilijk Eigenbelang! waar heen tragt gij mij te ver- 79voeren?

80(Mij wederom nederleggende.)

81Zal ik dan mijn lieve Vrouw uit den hemel houden, daar de gele- 82genheid zo schoon is, om er haar in te krijgen?

83Maar mijn zoete, aartige Dienstmeid, zou ik die? - Maar mijnGa naar voetnoot83 84duurgekogt Paard, zou ik dat? - Maar mijn Hond, - dat getrouwe

85Dier, zou ik? - enz.

86Dus twistede ik, meer dan een uur, met mij zelve, zonder te be-

[pagina 57]
[p. 57]

87sluiten. Eindlijk stond ik op liep naar den waterkant, met voor- 88neemen om den eersten, die mij een poot of een hand, een kop of 89een hoofd toestak, te helpen.

90Aan het water komende, zag ik, tot mijn verbaazing, dat mijnGa naar voetnoot90 91Wijf, het Paard, de Meid en de Hond alle vier, bij gebrek aan spoe- 92dige hulp, verdronken waren.Ga naar voetnoot92

voetnoot1
Hoe het bijkwam: hoe het gebeurde. Bijkomen door iets, ‘vooral in zinnen met ‘hoe’, betekent: ‘er door veroorzaakt worden’ (WNTII, 2617). wiskunstig zeker: ook r. 296 en 836; zie voor deze groteske mathematica de Inleiding, p. 12; cf. Land der Willekeurigen, p. 35: ‘Deeze zeventig Mannen hebben wiskunstig zeventig behoeften’.
voetnoot3
teffens: tegelijk.
voetnoot6
verdrenken: verdrinken.
voetnoot9
versmooring: verstikking.
voetnoot12
plaste: spartelde; zie WNTXII, 2345.
voetnoot25
Wijf: hoewel het woord nog niet zo ongunstig klonk als thans veelal, had het in vergelijking met vrouw toch al iets vulgairs.
voetnoot33
opzingen: (de lofzang) aanheffen, zie WNTXI, 1423.
voetnoot44
toegeeflijk: verderop wordt gesuggereerd dat zij van hem in verwachting is!
voetnoot50
dukaaten: sedert 1586 het voornaamste goudstuk van de Republiek, ter waarde van 68 stuiver à f 5,-; minder waarschijnlijk, gezien het hyperbolisch karakter van de kontekst, is dat hier de zilveren dukaat ter waarde van 50 stuiver of f 2,50 bedoeld wordt. Zie H. Enno van Gelder, De nederlandse munten, Utrecht-Antwerpen 1965, p. 259-260.
voetnoot56
te mart: op de markt; dezelfde spelvorm ook in r. 67.
voetnoot59
tjenken: janken; zie WNTXVII, 245.
voetnoot69
Ja! ik zal u behouden: Schasz evalueert zijn ‘dierbaren’ in de normale hiërarchische volgorde om tenslotte te kiezen voor het laatstgenoemde bezit.
voetnoot83
aartig: lief, bevallig.
voetnoot90
verbaazing: ontsteltenis, cf. WNT XIX, 330. Pas later, in de 19e eeuw, ontwikkelt de betekenis zich tot ‘verwondering’.
voetnoot92
verhaaste: haastige.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Reize door het Aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)