Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Princeliicke deuiisen (1615)

Informatie terzijde

Titelpagina van Princeliicke deuiisen
Afbeelding van Princeliicke deuiisenToon afbeelding van titelpagina van Princeliicke deuiisen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.62 MB)

ebook (32.08 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Princeliicke deuiisen

(1615)–Claude Paradin, Gabriel Simeon–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 242]
[p. 242]

CV. Haec conscia numinis aetas.

 
Dees eeuvv is vol gelucx, van Godtlickheyt vervvittigt:
 
Maer, laes, wij blijven doof, versteent, verblint, verhittigt.


illustratie

 
Godt is in allen tijt, en oock op alle steden
 
Aensienlick door sijn cracht: maer doen hij smenschen leden
 
Door sijnen Soon nam aen, betoonden hij noch meer,
 
Met teeckens ende blijck, dat hij van als is Heer.
 
Het Aertrijck beefden seer, de Son creeg dubbel ringen;
 
Men sach heur oock des nachts heur gulden schijnsel bringhen.
 
Maer doen hij aen het Cruys starf, en gaf sijnen geest,
 
Doen was sijn groote macht oochschijnlick aldermeest:
 
De Son verloor heur licht, en alle menschen beefden,
 
Het schricten al dat doen op deser aerden leefden;
[pagina 243]
[p. 243]
 
De Heydens seyden al te saem met een geluyt;
 
De Werelt moet vergaen, nu t'Sonnen licht gaet wt;
 
Iae som bekenden oock, Noint sachmen sulcken tijden,
 
Noint moestmen Godes cracht en bij-zijn soo belijden.
 
Aldus sprack t'Heydens volc: maer laes dit wonder dinck
 
Wiert alderminst geacht van die dat meest aenginc.

ONtrent de tijden dat den Keyser Augustus aen het Rijck van Roomen eersten quam, verscheen te Roomen, rontom de Son, als eenen crans van sterren, oft van Coren-aeren, met meer ander ringen oft rondeelen van verscheyden verwen; als Plinius schrijft: hoe wel Sueronius, in't Leven van Augustus, maer en vermaent van eenen ronden rinck alleen, de ghedaente van eenen Regenboog hebbende; beslaende oft omringhende nochtans, als boven verhaelt is, het heel begrijp ende rondicheyt der Sonnen. Maer Dion, versterckende bijnae de woorden van Plinius, verhaelt (beneffens dat hij vermaent van een onghewoone oft noint te vooren gesien sterre, diemen doen ooc inden hemel sach) dattet scheen dat het licht der Sonnen vermindert en de verduystert wiert: ende dattet gheleeck dat rond-om de Sonne self drij ringen oft rondeelen waren: van de welck het een inde ronde besett was met aeren corens. Ende op een ander plaetse, wat voorder, seydt den selven Dion noch, dat de Son, als vooren, vermindert ende verdonkert zijnde, somtijts des nachts scheen. Soo veel isser van (verlatende alle opinien ende verscheyden gissinghen) dat ten tijden van den selven Augustus, ons Heer ende Sa-

[pagina 244]
[p. 244]

lichmaker Iesus Christus geboren is, het waerachtich Licht ende Sonne des Rechtvaerdicheyts: wiens geboorte bij-bringende den menschelicken gheslachte alle overvloedicheyt, mach oock alsoo wel bewesen gheweest zijn met de ghetuygenis der Hemelen, als sijn bitter lijden ende doot voorseydt waren gheweest: want te dien tijt (als ons het Euangelie betuygt) verloos de Son heur claerheyt ende schijn; ende de duysternisse verspreyde heur selven over alle de werelt. Het en is oock niet te verwonderen, dat de teeckenen, te kennen gevende oft bootschappende de Gheboorte vanden Sone Godts, gade gheslaghen ende waerghenomen zijn gheweest vande Heydenen (al en hadden sij van hem gheen kennisse) ende heur wonderbaerlick schenen te wesen: ghemerckt dat de wonderteeckenen ende schrickelicke vermaenselen, die daer nae quamen, tot ghetuygenis soo wel van sijn Passie oft Lijden, als van sijn Opstandinghe oft Verrijssenis, heur oock waert van verwondering gedocht hebben. Insonderheyt aengaende de duysternis, die al de werelt door was in den tijt sijns stervens: vande welcke Sinte Dionysius sich voor allen seer verwonderde, wanneer hij in Egypten te school lagh bij sijnen meester Apollophanes. Den welcken kennende door sijn groote wetenschap ende gheleertheyt, dat de Sonne alsdan verduystert was tegen den gemeynen loop der Naturen, begonst (als Suidas schrijft) aldus seer luyde te roepen: Oft den Godt der Naturen is in lijden, oft het gantsch ghebouw des we-

[pagina 245]
[p. 245]

relts wort van een geruckt ende ontdaen. Ten anderen ooc, aengaende de groote aerdbevinghe, die ghebeurde op den dach van sijn Verrijssenis, Plinius (indienmen wel aenmerckt op het over-een-comen der tijden) schijnter claerlijcken genoech van geschreven te hebben in sijn tweede boeck: wanneer hij aldus seydt: De grootste aerdbevinge, daermen oint af heeft weten te spreken, is gheschiet ten tijden dat Tiberius het Keyserrijc besatt: want alsdan zijnder op eenen nacht twaelf steden in Asien omghesmeten, ende ter aerden ghevelt geweest door dese bevinge.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken