Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kinderen van het Achtste Woud (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kinderen van het Achtste Woud
Afbeelding van De kinderen van het Achtste WoudToon afbeelding van titelpagina van De kinderen van het Achtste Woud

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.05 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter van Straaten



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kinderen van het Achtste Woud

(1977)–Els Pelgrom–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 118]
[p. 118]

Een mooi uitzicht

De vorst was nog steeds niet uit de grond. Bijna elke nacht vroor het een paar graden en 's morgens stampte je dan met je klompen over de hard geworden bulten en richels, de sporen die mensen en dieren daar de vorige dag in de modder hadden achtergelaten. De dag nadat de V-1 was neergekomen was het verschrikkelijk koud. Er woei een stevige wind die natte sneeuw meebracht. 's Middags daalde de temperatuur onder het vriespunt en de wereld rondom Klaphek was weer wit. De ruiten waren kapot en de kachels voelde je niet. De mensen liepen in huis rond met jassen aan en dassen om hun hoofd geknoopt. Zusje huilde bijna de hele dag, ze zag paars van de kou.

Alleen Sarah scheen er geen last van te hebben. Noortje zorgde ervoor dat ze steeds twee warme kruiken in haar bedje had. Ze legde er een tegen haar ruggetje en een bij haar voetjes, tussen de dekentjes. Zo kon Sarah zich niet branden. En als ze het kindje het flesje gaf, liet ze haar in de wieg liggen, zodat ze lekker warm bleef.

Er werden jutezakken en stukken papier voor de ramen getimmerd. Die hielden wel wat van de wind tegen, maar het bleef de hele dag ijzig koud in huis. En somber was het ook, want er kwam maar weinig licht naar binnen.

Henk was met een wagen naar het dorp gegaan om te proberen of hij ergens glas kon krijgen. Everingen en meneer Van der Hoek hadden ladders tegen het dak gezet en legden de pannen weer op hun plaats. De meeste pannen waren alleen maar over elkaar geschoven, er waren er niet veel kapot gevallen. In de tuigkamer lag nog een stapel dakpannen, die daar bewaard werden voor het geval de storm er eens een paar van het dak af blies.

Het werk in de keuken ging gewoon door. Nadat elk splintertje glas was weggeveegd, gingen de meisjes en Buurvrouw zitten aardappels schillen. Wat kregen ze daar toen stijve vingers van! Noortje was blij dat ze niet hoefde te helpen. Nu haar

[pagina 119]
[p. 119]

vader op het dak bezig was, kon zij wel voor het hout zorgen. Er waren nog dikke stukken genoeg, die al op lengte gezaagd waren. Ze hoefde ze alleen maar een of twee keer met de bijl te kloven, zodat ze in de kachel pasten. Ze vond het fijn werk en ze werd er ook een beetje warm van.

Evert sjouwde intussen de pannen aan en bracht ze met vier tegelijk op zijn schouder de ladder op, tot in de dakgoot. Toen de grote mensen gingen koffiedrinken kwam hij Noortje halen.

‘Wedden dat ik op het dak durf?’ zei hij.

‘Dat zal best,’ zei Noortje, ‘daar is toch niets aan met zo'n ladder?’

‘Blijf jij maar hier staan, dan zul je wel zien.’

Evert klom heel snel langs de ladder omhoog, tot aan de dakgoot. Dat had hij die morgen al wel twintig keer gedaan, en dan nog wel met een paar dakpannen erbij. Daarna klauterde hij over de panlatten, waar nog geen pannen op lagen, verder. Noortje stond naast het huisje van de put naar hem te kijken. Hoe hoger Evert klom, hoe hoger het dak leek. Ze had echt nooit geweten dat het zo'n hoog dak was. Wat vreemd, er was toch niets aan veranderd.

Evert klauterde rustig verder en hoe hoger hij kwam hoe kleiner hij leek. Eindelijk zat hij helemaal op de nok, boven de deel. Toen pas keek hij naar beneden en zwaaide naar haar.

‘Hei!’ riep hij. ‘Het is hier hartstikke mooi, hierboven!’

Noortje dacht geen ogenblikje na. Ze leek wel gek om daar maar te blijven staan. Wie kreeg ooit nog eens de kans om zo boven op een dak te klimmen en ver weg over de wereld heen te kijken? Ze greep de ladder stevig beet en begon naar boven te klimmen. Het was maar een klein stukje tot aan de dakgoot, want de muren van de deel waren niet hoog. Die vervelende ladder schoof wel een beetje heen en weer en ze was blij toen ze bijna op de bovenste sport stond en met een grote stap opzij in de dakgoot kon stappen. Meteen liet ze zich voorover tegen het dak aan vallen. Zo, dat was een beter gevoel.

‘Wat doe je?’ riep Evert.

‘Ik kom er ook aan!’

‘Dat moet je zelf maar weten! Maar je moet je klompen uitdoen!’ Dus dat was het. Ja, Evert had zijn klompen beneden op

[pagina 120]
[p. 120]

de grond laten staan. Nu, dan liet Noortje ze in de dakgoot achter. En ze begon rustig en vlug op haar sokken omhoog te klimmen.

Eigenlijk was het helemaal niet griezelig. Het dak helde zo flauw, het leek net of je op handen en voeten een heuvel op kroop. En er was niet veel kans dat je met je sokken van die panlatten af gleed. Maar nu ze daar zo bezig was naar boven te klimmen, leek het dak steeds groter te worden, naar links en naar rechts en naar boven. De nok was heel ver weg.

Eindelijk kwam ze boven bij Evert aan. Hoei! dat was even schrikken! Toen ze over de rand heen keek werd ze toch eventjes duizelig. Aan de andere kant was een peilloze diepte. Evert pakte haar bij haar arm beet.

‘Ga d'r net zo op zitten als ik, meid, zo,’ zei hij. ‘Dan kan er niks gebeuren.’

Ze zaten achter elkaar, met de benen elk aan een kant, als op een reusachtig groot grijs paard. Noortje keek om zich heen. Wat kun je ver kijken als je boven op een dak zit! Nog veel verder dan van hun plekje op de hooizolder met de glazen dakpan. Achter het bos zagen ze de hei, heuvel na heuvel, vol met kleine donkere vlekken. Dat waren de jeneverbesstruiken. De paden over de hei waren dunne witte lijnen.

De wolken leken hier verder weg dan wanneer je op de grond stond. Er was zoveel lucht om hen heen. En het woei hier ook harder, de wind blies Noortjes haar in haar ogen. Natte sneeuwvlokken vlogen met de wind mee en plakten op haar jas. Ze maakten natte plekken op de dakpannen.

‘Kijk, het Achtste Woud, daarginds,’ wees Evert. Ja, daar lag het Achtste Woud, achter de beukebomen. Ook vanaf hier was er geen spoor van mensen te bekennen. Dat was maar goed ook.

‘Zie je daar de wei van de schaapherder?’

Ach, wat leek de schaapskooi nu klein. Hoe kon daar zo'n grote kudde in passen? En het witte huisje ernaast leek nog veel kleiner.

‘'t Is net een schilderij,’ zei Noortje. Ze zat achter Evert en hield hem bij zijn schouders vast, terwijl hij naar links en naar rechts wees.

[pagina 121]
[p. 121]

‘Nu moet je me loslaten,’ zei hij, ‘jij blijft hier. Ik ga nog even op het dak van het woonhuis kijken. Ik vertel je wel wat daar te zien is.’ En Evert begon al over de dikke ronde pannen van de nok naar het woonhuis toe te kruipen.

Dat leek erg griezelig, maar hij deed het zo vlug en rustig alsof het zijn dagelijks werk was. Weer kreeg Noortje datzelfde gevoel als straks toen ze op de grond naar hem had staan kijken. Wat hij kon, kon zij ook. Als zij nu ook niet verder over het dak ging, zou ze zich haar hele leven belachelijk voelen, ook al werd ze honderd jaar. En dus kroop Noortje ook over de ronde gladde nok naar het dak van het woonhuis. Waar de twee daken bij elkaar kwamen, hadden ze de vorm van de hoofdletter T. Eigenlijk was het hele huis een grote T, als je er zo van bovenaf op neerkeek.

Evert zei niets toen ze schrijlings naast hem ging zitten. Eerst keken ze naar omlaag, naar het huis en het erf eromheen.

‘Kijk, het binnenplaatsje. Grappig hè,’ wees Noortje.

‘Ja. Kijk eens, daar loopt Rachel. Wat moet die bij het hek?’

‘Zal ik hem roepen?’

‘Nee, niet roepen.’ Evert floot een paar maal. Rachel keek niet om, het geluid werd weggewaaid door de wind.

Het kan best zijn dat het erg griezelig was om boven op dat dak in die harde wind te zitten. En toch, hoe langer ze daar zaten hoe gewoner het leek. Voor geen goud had Noortje het willen missen. Het was zo mooi om zo ver te kunnen kijken. Ze konden ver voorbij het dorp zien, waar de weilanden langs de IJssel waren. Daar lagen de boerderijen langs de grote weg als kleine vierkante vlekken. En heel in de verte, waar de wereld leek op te houden, ver weg achter het vlakke land, zagen ze heuvels. Niet meer dan een donkergrijze golvende lijn aan het eind van het grijze land.

‘Dat daar is Duitsland,’ zei Evert.

‘Hè? Hoe kan dat nou?’

Dat kon Duitsland niet zijn, dacht Noortje. Duitsland was een ander land, dat moest veel verder weg zijn.

‘Ja, echt waar. Wist je niet dat je hiervandaan Duitsland kunt zien? Met zulk weer als vandaag kun je ver kijken.’

‘Ben jij dan wel eens eerder op het dak geklommen?’

[pagina 122]
[p. 122]

‘Welnee. Maar soms kun je vanaf de Dassenberg Duitsland ook wel zien. Toen we er laatst waren, was het niet helder genoeg. Daar, waar die heuvels zijn.’

Ja, Noortje zag het wel. Duitsland zag er wel mooi uit, vond ze. En opeens zag ze nog iets.

‘Kijk, Evert, daar in het bos. Daar is een open plek. Wat zou dat zijn?’

In het jonge bos achter de kalverwei zagen ze een kaal stuk; het leek of de bomen er uit de grond waren gerukt. Misschien was daar de V-1 neergekomen.

‘Straks gaan we kijken,’ zei Evert. ‘Nu moeten we naar beneden gaan. Dadelijk komen ze terug van koffiedrinken!’

Voordat Noortje het dak af klom, keek ze nog een keertje rond. Duitsland was verdwenen. De wolken hingen opeens laag op het land en steeds meer grote natte vlokken sneeuw werden in haar gezicht geblazen. De wereld leek veel kleiner geworden. De IJssel lag er nog, als een zwart lintje dat in het gras was gevallen.

Het was een raar gevoel om weer op de grond te staan, zo plat en zo stevig. De wind had hier niets te betekenen.

Geen van de grote mensen heeft geweten dat die dag, nadat de V-1 neerkwam, Noortje en Evert boven op het dak zijn geweest.

's Middags gingen ze het gat in het bos bekijken. Er was een grote kale plek ontstaan en een kuil. De boompjes eromheen waren op de helft afgeknapt. In de kuil lag een groot ding, een rare verfrommelde vorm van staal. Het was er heel stil en er was niets te beleven.

Die middag ontdekten ze dicht bij huis nog iets. Evert moest even pissen en hij wilde dat tegen een jonge appelboom doen, die achter het houtprieel stond. ‘Kom eens kijken!’ riep hij naar Noortje. En terwijl hij bij het boompje bezig was, wees hij achter zich naar wat hij gevonden had. Daar, in de verse natte sneeuw, lag een stuk metaal, het leek een buis die doormidden gescheurd en verbogen was. Het moest wel een stuk van de V-1 zijn, dat bij de ontploffing helemaal hierheen geslingerd was. 't Was geen ijzer, maar koper of brons.

Het stuk van de V-1 bleef altijd op die plaats liggen. En Evert

[pagina 123]
[p. 123]

gebruikte niet langer de appelboom als hij pissen moest, maar die kapotte buis. Noortje deed dat zelf ook wel eens, en misschien ook wel een paar van de grote mensen. Want het koper kreeg al gauw een andere kleur, het werd er prachtig groen van!

Pas na een paar dagen kwam een man uit het dorp om nieuw glas in de ramen te zetten. De koude wind kon toen niet langer naar binnen blazen en het was weer behaaglijk in huis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken