Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederland en Shakespeare (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederland en Shakespeare
Afbeelding van Nederland en ShakespeareToon afbeelding van titelpagina van Nederland en Shakespeare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.71 MB)

Scans (14.53 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederland en Shakespeare

(1936)–R. Pennink–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Achttiende eeuw en vroege romantiek


Vorige Volgende
[pagina 283]
[p. 283]

Bijlage IIGa naar voetnoot1)
Fragmenten uit de vertaling van de anonymi

[pagina 284]
[p. 284]

De dwaaling.

Antipholus van Syrakuse declareert zich aan Luciana, die hem houdt voor de man van haar zuster, n.1. Antipholus van Ephesen; verontwaardigd had Luciana haar vermeende zwager zijn ontrouw aan zijn vrouw verweten:

III, 2:

Antipholus

 
But if that I am I, then well I know,
 
Your weeping sister is no wife of mine,
 
Nor to her bed no homage do I owe;
 
Far more, far more to you do I decline.
 
Oh, train me not, sweet mermaid, with thy note,
 
To drown me in thy sister's flood of tears;
 
Sing, siren, for thyself, and I will dote:
 
Spread o'er the silver waves thy golden hairs,
 
And as a bed I'll take thee, and there lie;
 
And, in that glorious supposition, think
 
He gains bij death, that hath such means to die:
 
Let Love, being light, be drowned if she sink!

Antipholus Antipholus
Aber so lang ich noch ich selbst bin, weisz ich gewisz, dasz deine weinende Schwester meine Frau nicht ist, und dasz ich ihr keine von diesen Pflichten schuldig bin, die du mir einscharfest. Weit stärker, weit stärker wird mein Herz zu dir gezogen! - O! locke mich nicht, holdes Meermädchen, durch dein Zauberlied, um in den Thränenfluth deiner Schwester mich zu ertränken! Singe für dich selbst, Sirene; und ich bin lauter Liebe. Spreite deine goldnen Locken über die Silberwellen; und ich will dich zu meinem Bette machen, und da liegen, und auf einem so ruhmvollen Lager denken, derjenige gewinne durch den Tod, der auf eine solche Art stirbt; mag doch die Liebe, die leicht ist, ertrinken, wenn sie sinkt! Maar zo lang ik nog by mij zelve ben, weet ik gewis dat uwe weenende Zuster mijne Vrouw niet is, en dat ik haar geen van alle die plichten schuldig ben, die gij mij inscherpt. Veel sterker, veel dierbaarder, wierd ik tot u getrokken! - o! verg mij niet; haal een zeenimphje, door uw Toverlied, om mij in den traanenvloed uwer Zuster te verdrinken. Zing voor uw zelf, Sireene; en ik ben enkel liefde. spreidt uwe gouden lokken over uwe zilverenboezem, en ik wil u tot mijn bed maaken, en neder liggen, en op zulk een Roemwaardige Legersteede denken, als zommigen door den dood verwerven die op zulk eene wijze sterft, mag toch de liefde, die ligt is, verdrinken, wanneer zij zinkt.

[pagina 285]
[p. 285]

Macbeth.

II, 5:

Macbeth. Lady Macbeth.

Macbeth.

Ik heb de daad volbracht! hoorden gij geen gerucht?

Lady Macbeth.

Ik hoorden de uilen schreijen, en de vledermuizen krassen.... Zeide gij niet iets?

Macbeth.

Wanneer?

Lady Macbeth.

Zo even.

Macbeth.

Toen ik beneden kwam?

Lady Macbeth.

Ja.

Macbeth.

Luister! .... wie ligt 'er in de tweede Kamer?

Lady Macbeth.

Donalbain.

Macbeth (zijn handen beziende).

Dit is een treurige beschouwing.

Lady Macbeth.

Neen, het is een laag denkbeeld, dit eene treurige beschouwing te noemen.

Macbeth.

De een lagchten in den slaap, en den ander schreeuwden: moord! zo dat de een den ander opwekten. Ik stond hen aan te hooren, maar zij verrichten hun gebed, en gingen wederom slaapen.

Lady Macbeth.

Daar zijn 'er twee in eene kamer.

Macbeth.

De eene riep ‘God help ons!’ en de anderen ‘Amen!’ als of zij mij, met deze beuls handen, naar hunne vrees hadden zien luisteren. Ik kon geen Amen zeggen, toen zij zeiden ‘God help ons’.

Lady Macbeth.

Gij moet daar niet aan denken.

Macbeth.

Maar waarom kon ik geen Amen zeggen? ik had Gods hulp zeer noodig, maar het Amen stooten in mijn keel.

Lady Macbeth.

Men moet over diergelijke daaden zo lang niet na denken; dat zou u dol maaken.

Macbeth.

Het was even of ik een stem hoorde roepen ‘slaapt niet langer,
[pagina 286]
[p. 286]
Macbeth vermoord den slaap’ - Den ontschuldigen slaap! de slaap die den verwarden kluw der zorgen uit elkander wind! de dood van iedere dag des levens (von jedes Tages Leben!); het bad van verwonden arbeid; de balzem van gekwetste gemoederen; de tweede gang der groote Natuur; de voedzaamste spijze bij het gastmaal des levens.

Lady Macbeth.

Wat zal dit alles?

Macbeth.

Alles riep nog steeds in huis ‘Slaapt niet langer’! Glamis heeft den slaap vermoord! - en daarom zal Cawdor niet meer slaapen; Macbeth zal niet meer slaapen.

Lady Macbeth.

Wie was het dan, die zo riep? - Ach! mijn dierbaare Thane, gij ontzenuwd uw edle sterkte, als gij met zulke kranke hersenen over die zaaken denkt. Ga, neem wat water, en wasch dit haatelijk getuigenis van uwe handen. - Waarom bragt gij deze Dolken mede? zij moeten daar blijven leggen. Ga, breng ze weer weg, en bestrijk de slaapende Kamerheeren met bloed.

Macbeth.

Neen, ik keer niet weder te rug. - Ik ijssche voor het denkbeeld van het geene ik verricht hebbe. Bedenk het nog eens. Ik waag het niet.

Lady Macbeth.

Zwakke ziel! - geef mij de Dolken, de slaapende en dooden zijn slegts beelden. Het oog der kindsheid alleen vreest voor een afgebeelden duivel. Bloeden zij (blutet er!) dan zal ik de aangezichten der Kamer heeren daar mede bestrijken want zij moeten voor de daaders aangezien worden.

(Zij gaat heen, men koord van binnen een slag). Macbeth (alleen).

Waar komt deze slag van daê? - hoe is het met mij, dat ieder gerucht mij schrik aanjaagd? - kan de geheelen Oceaan van den grooten Neptunus dit bloed wel van mijn hand afwasschen? neen, deze hand zal eerder alle Zeën rood verwen.

Lady Macbeth, (te rug komende).

Mijne handen hebben de kleur van uwen; doch ik schaam mij dat mijn hert zo wit is (men klopt). Ik hoor geklop aan de Zuiderdeur - wij zullen in ons vertrek gaan. Een weinig water zuivert ons van deze daad. Hoe ligt is dit! - uwe stand vastigheid heeft u verlaaten - Hoor! Daar word weder geklopt! - trek uw slaaprok aan, op dat men ons niet overvalle, en bemerke dat wij gewaakt hebben. - Verlies uw zelve niet in zulke armoedige denkbeelden.

Macbeth.

Mij mijne daad bewust te zijn! - beter was het mij zelf niet bewust te zijn! - (men klopt) wekt Dunkan met uw kloppen op! Ik wenschte dat gij het doen kon (zij gaan heen).
voetnoot1)
Zie mij tekst, p. 70, p. 72.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken