Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh (1648)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
Afbeelding van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sanghToon afbeelding van titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.79 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

(1648)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio  D8v]
[fol.  D8v]

Elck by 't sijne.



illustratie
Certamen et contentio de dignitate, ac praeeminentia


 

HIer wil het edele met het onedele, 't verachtste met het verhevenste kampen. Hier wordt de Adelaer gestelt als Koning der vogelen, dewelcke den Donder en Blixem-God op sijne wiecken plag te voeren, om in 't geselschap van Apollo en de Zang-Goddinnen te verkeeren, die niet wil wijcken voor yemandt, om over te gheven het recht van de Liere Apollinis, en daer beneffens de eere, van de Lauwer-bladen verkregen te hebben, Dit wort dan gestelt tegen die gene die al te lichtvaerdigh eens anders wetenschappen willen lasteren om gesien te wesen, ten minsten datse geacht sullen werden om oock wat te schijnen. Nazianzenus bestrafte te syner tijdt de waen-wijsheyt deser luyden door een aerdighe ghelijckenisse. Want, seyde hy, een yeder behoort hem met het sijne te vernoegen. Sydy wijs, of tracht ghy nae wijsheydt, weest te vreden. Ghy kondt niet alle verheven zijn, bedenckt dan dat ghy minder zijt. Maer om verheven te zijn, so spant niet mette quade aen: kondy geen

[Folio  E1r]
[fol.  E1r]

Arent wesen dat is de verhevenste: wort dan geen Overste over de Rouken of kauwen, dat is over Fielen en rabauwen, om u wijsheyt te laten blijcken. 't Word een yeder niet gegeven. Door den Salamander worden de quade menschen verstaen, die welcke alleen daer over uyt zijn, om een yder te beschadigen. Want door hare groote koude, vergiften sy alles, waer sy by komen. so doen oock die gene, die koudt van deughd zijn, vergiftende door haren ommegang de goede zeden en 't leven van andere menschen.

Nemo sua sorte contentus.

 
Soo yder een bleef by het sijn,
 
De werreldt leefd' in minder pijn:
 
Maer nu elck een wat anders wil,
 
Nu stoot des werelds ronde spil.
 
De Onderdaen wil voeren 't recht,
 
De Meester moet nu wesen knecht:
 
Dus gaeter, dat de Werreld kijft,
 
Mits niemand by het sijne blijft.
 
WIe met een stout gemoed sijn meerder wil verachten,
 
En boven sijn beroep na heerschappe trachten,
 
Van yeder wordt beschimpt. Dit is de beste man,
 
Die sijn vertroude staet met lof bedienen kan.
 
‘Ghy die tot hooger staet noch ampten zijt verkoren,
 
‘Laet u onwetend breyn aen geene menschen hooren,
 
‘Als of ghy wout de Godn stracx rucken uyter hand,
 
‘Den Scepter en de Kroon en dwingen 't gantsche land.
 
‘En ghy die Phoebi Lier zijt ongewoon te roeren,
 
‘Laet u de eygen waen niet al te licht vervoeren:
 
‘Men drinckt der Goden dranck, en 't overheyligh nat,
 
‘Niet uyt een vuyle poel, noch uyt een morsigh vat.
 
‘Apollo kranst den geest van syne Speelgenoten:
 
‘'t Verwaend' en moedigh volck dat worter uytgestoten.
 
‘De uyl die is geen valck, de toom die maeckt geen paerd,
 
‘Het kleed dat maeckt geen man, noch ooc de schede 't zwaerd.
 
‘Soo yder sijn beroep met reden wist te drijven,
 
‘Dan sou elck een gerust in sijn beroeping blijven,
 
‘En trachten na geen staet, na tytels of na pracht,
 
‘Want plompe hoovaerdy wordt over al veracht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken