Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.63 MB)

XML (2.16 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

(1727)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

IV. Hoofdtstuk.
Van de Geboden, Inzettingen en Gerechts oeffeningen der Jooden.

Ga naar margenoot+ De Apostel Petrus noemt niet zonder reden de Plechtigheden die onder de Jooden in 't Oude Testament wierden waargenomen, een Juk, 't welk zy, noch hunne Voorvaders niet hebben konnen draagen;Ga naar voetnoot(a) Nochtans achten zich de tegenwoordige Jooden als een volk ongemeen van Godt gezegent, en als in hunnen Godsdienst bevoordeelt boven alle andere Godtsdiensten der waereldt. Zy gelooven echter niet dat men verplicht zy hen daar voor te moeten aanzien, om tot de eeuwige Zaligheit te geraaken; want het hun onmogelyk is dat zy nu een groot gedeelte van hunnen Godtsdienst waarneemen, nu zy zonder Tempel en Offerhande zyn.

Ga naar margenoot+ Zy verdeelen de geboden of leerstukken van de Wet in 613. voornaame Hoofdtstukken, die weder een groot getal minder onderdeelen hebben, door hunne redenkavelingen uitgevonden. Deeze zes hondert dertien leerstukken, zyn met het Hebreeusch woordt Tora geteekent, 't welk Wet zeggen wil, en waar van de letters het getal van 611 bevatten, en om de twee andere geboden te vinden die noch ontbreeken,Ga naar voetnoot(b) zeggenze, dat Godt zelf onmiddelyk de twee eerste gaf, die opzicht op zyne eenigheit hebben, enGa naar voetnoot(c) het verbodt van Beelden en Afbeeldzels te eeren. Overzulks dat volgens dit gevoelen deeze woorden van Deuteronomium,Ga naar voetnoot(d) Moses heeft ons de Wet geboden, alleen de 611 Leerregels betekenen; maar dit is niet dan een geslepenheit uit de Cabala,Ga naar voetnoot* die men Gematrische of Meetkundige Cabbala noemt.

[pagina 159]
[p. 159]

Ga naar voetnoot(a) Hierom is 't dat de geleerdste Rabbynen gelooven, dat de woorden van de Wet alwaar van de eenigheit Godts gesproken word, geen byzonder en afgescheiden gebodt uitdrukken: maar dat ze als een voorrede voor alle de tien Geboden dienen.

Andere Jooden,Ga naar voetnoot(b) meenen door een diergelyke geslepenheit in de Cabbala, dat deeze 613 geboden van de Wet, alle in de woorden der tien Geboden begreepen zyn, die zoo zy zeggen 613 letteren behelzen. En naardien men 'er 620 vind, hebben eenigen de leerstukken of geboden tot het getal van 620 gebragt: maar 't is onnoodig ons met deeze soorten van scherpzinnigheden op te houden, die haaren oorsprong uit de Wysgeerte van Pithagoras en Plato hebben. Deeze zyn 't niet die men in diergelyke aanmerkingen over de getallen in de werken der Kerkelyke Oudvaderen vind, die zich aan de Platonische Wysgeerte overgaven: maar zy voegden 'er het zelfde Geloof niet by als de geleerde Jooden aan deeze verborgene getallen deeden, hebbende een kunst uitgevonden, die zy, gelykwe gezegt hebben, de Gematrische of Meetkundige Cabbala noemen.

Zy verdeelen, wat meer is, deeze 613 Leerregels in 248 bevestigende, en 365 ontkennende. De 248 bevestigende geboden, zeggen de Rabbynen, komen met zoo veele leden die men volgens hun gevoelen, in den mensch vind, overeen; en nademaal ons in Ecclesiasties.Ga naar voetnoot(c) word verzekert dat de geboden Godts te onderhouden den geheelen mensch is. Zy voegen 'er by dat alle de deelen van den mensch van deeze geboden worden gevoedt, als of ieder deel, ieder gebodt beantwoorde. Wat de 365 ontkennende geboden aangaat, zy beantwoorden de 365 dagen van 't Zonne Jaar, naardien wy niet alleen verplicht zyn de Wet Godts met alle onze Ledemaaten te vervullen, om naar de gedachten der Jooden te spreeken, te weeten, met alle onze krachten: maar ook alle de dagen onzes levens. Indien deeze getallen niet waren uitgevonden dan om ons de verplichting te doen erinneren, die wy schuldig zyn Godt uit grond van ons harte te beminnen, zouden wydeswegens de Jooden van geen bygeloof konnen beschuldigen; en te meer zouden de dromeryen der aloude Ketters, die op een diergelyke beginzel gegrond waren, ons mogelyk zoo belachelyk niet schynen, dan wanneer men die naar de letter verklaart. Van dit slag is 't, dat BasilidesGa naar voetnoot* het groot geheim onder het woordt AbraxasGa naar voetnoot† begreep, 't welk een woordt was uitdrukkelyk verzonnen om het getal van 365 volgens de letters van 't Grieksche A.B.C. te verbeelden, en om teffens de 365 dagen van 't Jaar aan te wyzen. Wy zouden dus door dit middel veele andere verborgene verdichtzelen der aloudeGa naar voetnoot‡ Gnostiken konnen verklaaren, die somtyds met de Joodsche geleerden over dit onderwerp overeenkomen: maar het zoude ons te verre van den weg afleiden.

Noch een andere Verdeeling der Geboden van de Wet is 'er volgens de drie onderscheiden naamen, waar van zich Moses heeft gedient om deeze zelfde geboden uit te drukken; deeze zyn: Mitsvoth, Geboden, Hukim, Inzettingen, en Mispatim, Oordeelen. Men noemt Mitsvoth of Geboden deeze waar van de reden met duidelyke woorden in den Text van de Wet word aangeweezen. By voorbeeldt, de redenen waarom de Jooden verplicht zyn Paasch te houden en den Sabbath waar te neemen, zyn duidelyk in de Boeken Moses vervat. De Inzettingen in tegendeel, die in 't Hebreeusch Hukim genoemt worden, besluiten in zich, woorden die in de Wet niet begreepen zyn noch uitgedrukt staan: Godt heeft gewilt dat deeze reden den Jooden verborgen bleef. Eindelyk zyn de oordeelen die Moses Mispatim noemt, Leerregels van 't verstandt, gelyk de Joodsche geleerden die noemen, en wanneer ze in de

[pagina 160]
[p. 160]

Wet niet uitgedrukt waren, zoude de reden het vereisschen.

Behalven deeze geboden die in de Wet van Moses begreepen zyn, erkennen de Jooden noch anderen, waar van zy den naam van Leerstukken der Hacamim, Wyzen, of Geleerden geeven, en die zy insgelyks Moses toeëigenen, als macht hebbende nieuwe inzettingen, naar tydts gelegenheit, te maaken. Deeze macht is zelfs op de woorden Godts gegrondt, die hun belast zich den Oudsten van 't Sanhedrim te onderwerpen, om alle zwaarigheden die over de Wet zouden konnen ontstaan, te beslechten. Moses maakte allereerst veele inzettingen van deeze natuur in de Vergaderingen van zynen tydt beslooten. Josua deed na hem insgelyks, en vervolgens alle anderen die hem in zyn Ampt opvolgden. 't Is derhalven, dat de Jooden gelooven gewissenshalven niet min verplicht te zyn van te gehoorzaamen, al 't geen door de geleerden van 't Sanhedrim besloten word, dan aan de geboden der Wet, alhoewel de instellingen der eersten van minder waarde dan die van Moses waren: en de reden hier van gegeeven, is klaar; want zy meenden dat deeze leden van den Raadt door Godts Geest bestiert waren, en derhalven in hunne besluiten onfeilbaar moesten zyn. Onder den naam van Wyzen of Geleerden begreepen ze niet alleen de Oudsten van hun Sanhedrim of Kerkelyke Vergadering; maar ook de Profeten die Onder hun in verscheiden tyden geleeft hebben, en die waarschynlyk het recht van zitting in hunne Vergaderingen hadden.

margenoot+
Hoe zich de Jooden een voorrecht boven alle volkeren der waereldt aanmaatigen.
voetnoot(a)
Handelingen der Apost: 15. vers 10.
margenoot+
Hunne veelvuldige geboden die tot leerregels dienen, hoe die worden onder hun verdeelt, en waar in die bestaan.
voetnoot(b)
R. Bechat over de Wet.
voetnoot(c)
Eliezer Pirke.
voetnoot(d)
Deuter. 33. vers 4.
voetnoot*
[De onverklaarbaare of verborgen Godtgeleertheit der Joodsche Cabbala, meenen de Jooden een aloude Overlevering te wezen waar van Godt zelf de uitvinder zoude zyn, en dat hy deeze wetenschap onmiddelyk na den val van Adam den Engelen geleert heeft. Het wordt Cabbala beteekent overlevering of 't geen men ontfangen heeft, en is afkomstig van 't Hebreeusch לכק verkrygen. De Cabbalisten onderscheiden gemeenlyk de Cabbala in twee deelen, waarvan het eerste zich aan de kennisse der Goddelyke volmaaktheden en Hemelsche begrypelykheden hecht, en Mercava of wagen genoemt word, 't geen Ezechiël genoodzaakt heeft de voornaamste verborgenheden te verklaaren in den aanvang van zyne Profecy van deezen wonderbaaren Wagen spreekende; het andere deel word Bereschis of den Aanvang genoemt, 't welk betrekkelyk op de ondermaansche waereldt is, en men geeft het deezen naam, door dien Genesis met dit woordt begint. Deeze onderscheiding was reeds ten Tyde van Maimonides bekent, verklaarende dat hy gezint is te spreeken van alles 't welk men in Bereschit en de Mercava leeren kan. Blyk is 'er dat de Cabbala haaren oorsprong uit de Wysgeerte van Pythagoras en Plato trekt, die eenige Jooden met de Joodsche Geleertheit vermengt hebben, inflanzende oneindelyke droomeryen uit hun bygeloof ontsprooten; gelyk men in de Boeken van Adam, Enoch Salomon, Zohar, Bahir en veele anderen ziet. Basnage Hist. des Juifs Tom. II Chap. 10.]
voetnoot(a)
Meeilcta Rasci. Albo Abrabanel.
voetnoot(b)
R. Abraham Seba.
voetnoot(c)
Eccles. 12. vers 13.
voetnoot*
[In de tweede eeuw verbreide den Godtvergeeten Ketter Basilides te Alexandrie zyne schadelyke leering uit. Met byzondere zeldzaame en ongerymde inbeeldingen van Godt, de Engelen en den Hemel ging hy zwanger. 't Getal der Hemelen begroote hy op 365. zulks ze met de dagen van 't Jaar overeen quamen. Voegende hier by, dat de Engel van den laatsten Hemel, de Aarde en Menschen geschapen had. Hy geloofde geene opstanding, en voerde noch andere verfoeyelyke dwalingen in. Tertullianus, Ireneus, Epiphanius, Baronius.]
voetnoot†
[Abraxas, volgens de leezing van eenige Oudvaders, anders Abracax of liever Abrasax, is een woordt 't welk den boven beschreeven Aartsketter Basilides, tot den naam van den Grooten Godt smeede, hem toeeigenende 365. Goddelyke omkeeringen. Hieronimus meent dat Abraxas de naam van Mithra of Zon beteekent, die de God der Persen was, en in den geheelen jaarlyksche omloop een getal van 365. dagen uitlevert. Moreri.]
voetnoot‡
[Zie wat we in onze aantekening Abbadie Triomferende Godtsdienst I. Deel. Pag. 359. van de Kettery der Gnostiken hebben gezegt.]

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken