Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk 1 (1959)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.96 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk 1

(1959)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 132]
[p. 132]

VI

De soldaat Johan had een nieuwe hut gebouwd, meer naar de rivier toe. Zij was steviger en groter dan de eerste. Hier ging een boer wonen met een gezin. De vrouw stapte met brede flanken, zwaar in haar vruchtbaarheid. Zij was zo statig als zij naast Johan stapte dat hij verbaasd naar haar keek, naar haar lichaam dat niet misvormd was maar eer in de volle rijpdom van schoonheid leek. Zij werkte met hem mee zoals tevoren, zij klaagde nooit. Alleen ‘s avonds keek zij soms lang voor zich uit, als zij beiden de stilte zaten te genieten.

- Hoelang is het nu dat wij hier wonen? vroeg Johan soms. Want hij was nog niet gewoon te rekenen zoals een boer voor wie het jaar gaat van oogst tot oogst. En dan antwoordde de vrouw: Het is nu de tweede zomer dat wij hier samen wonen.

- Waar zou de koe nu zijn, vroeg hij op andere avonden. Hij zag ze nog goed vóór zich; zij was klein van romp en de scherpgetrokken tepels stonden wijduit op de uier. Ik hoop dat ze ‘t goed heeft, zei hij. Dan antwoordde de vrouw niet meer, maar keek aandachtig in de verte alsof zij daar het verleden zag.

Zijn wrok was uitgesleten; hij arbeidde en dacht aan de aarde en verwachtte de oogst; hij zou hier mogen blijven al was hij ook een loonknecht. En als hij uitrustte en heel dit land overschouwde van uit de meersen in de zacht dalende diepte

[pagina 133]
[p. 133]

boven aan de bossen en dacht dat alles van de abdij was, leek het hem vermetel te durven dromen uit die kleine wereld een stuk voor zichzelf te bezitten. Dit bezit scheen hem zo oud als de wereld; abten, monniken en boeren hadden elkaar steeds opgevolgd in hetzelfde lot.

En het kind dat zou geboren worden zou doen zoals de ontelbare geslachten van boeren die hier de heide bij brokken hadden bebouwd en de grens aanvaard die het zand aan hun arbeid stelde. Of zou het dan toch eens gebeuren wat pater Bruno had verteld van al de boeren tussen Brugge en Gent, tussen Gent en Antwerpen?

De verwachting van het kind had hem gelatener gemaakt. De vroede vrouw uit het dorp was geweest; zij had gezegd na hoeveel maneschijnen het zou geboren worden. Nu zaten beiden voor hun hut in de klaarte van de groeiende maneschijn of lagen in de nacht te denken aan het wonder dat uit hun eigen leven was ontstaan.

De oogst werd binnengehaald en het koren lag in vrome geur rondom hen. De vrouw had heur zwaar lijf bewogen tussen de schoven en toen zei ze:

- Ga de vrouw halen naar het dorp.

En toen de vroede vrouw in de hut zat en scheen te sluimeren in grote onverschilligheid naast de kreunende vrouw, liep Johan in de meersen en kwam af en toe terug om te luisteren. Hij was op de slagvelden vertrouwd geraakt met het sterven van mensen maar dit pijnlijke geboren worden vervulde hem met vrees. Hij dacht aan die nacht op de heide toen de bezetenheid van het geselen zijn vrouw had aangegrepen; gelijk de vreugde van het verwekken en de pijn van het baren was het. Werden de monsters zo niet geteeld waarover hij had horen spreken; schepsels met bokspoten en haarvlokken over het lichaam, of niet een rad van bloed op de buik of de speer en de nagels van de kruisiging getekend over hun rug.

[pagina 134]
[p. 134]

Het bos rondom hem scheen te leven van vreemde verschijningen en het was of in de meersen de lichtjes dwaalden die zielen zijn van kinderen waarover de boze macht heeft. Alles stond op wat sluimerde in het angstige geloof dat in het bovennatuurlijke vooral de verschrikking zag voor het hiernamaals.

Hij dwaalde naar beneden door het dorp. Toen hij voorbij de kerk kwam sloeg hij een kruis als om heel het duivels bedrijf te verjagen. En toen zei hij: Kyrie eleison. Hij had er nooit aan gedacht wat het betekende. Het waren krachtige woorden, het waren de woorden van de oude man die God hoorde spreken door zijn mond; en hij zei dikwijls achtereen Kyrie eleison. Langs de stallen hing de reuk van het vee; dat gaf vastheid en voerde terug tot de aarde. De goede koeien, de vreugde van de landsman, die steeds schenken, kalveren of melk, en rieken naar hun vruchtbaarheid.

Toen hij terug de weg naar de hut opging schemerde de klaarte van de morgen door de nacht. Hij luisterde aan de deur en alles was stil. De vroede vrouw zat te slapen tegen de wand, de open mond en de gesloten ogen naar omhoog gericht. En in de schijn van de talgkaars lag zijn vrouw wakker en naast haar een rood en verwrongen wicht. De vrouw glimlachte toen Johan over haar heen boog en zonder een woord te spreken wikkelde zij de doeken los van rondom het kind: het was een jongen. Hij bekeek hem op rug en borst en toen keek hij neer op zijn vrouw. En beiden glimlachten elkaar toe.

 

Het was een frisse gezonde jongen en hij droeg geen enkel van de tekenen waarmee de duivel zijn bezit merkt. Hij was lang in de ledematen en zeer blond van vlees. ‘Hij is zoals ik,’ zei Johan, ‘maar dat vlees heeft hij van u.’ En hij speurde in de ogen van het kind en in de ogen van zijn vrouw en hij zag er hetzelfde klare licht.

Op een middag kwam Johan vanuit het dorp. Hij trok een

[pagina 135]
[p. 135]

koe door het zand. Het dier scheen ongevoelig aan de snokken van het zeel. Het staarde dof naar het pad en bleef dikwijls staan om vóór zich uit te kijken alsof het zich bedacht of het nog verder zou gaan. Maar de soldaat Johan was medelijdend en bleef wachten telkens als de trage koe in haar dwaze verwondering vóór zich uitstaarde. En toen hij de hut zag ging hij achteraan en porde de koe zachtjes voort om haar het misprijzen van zijn vrouw te sparen. Hij trad met haar binnen en riep: ‘Hier is een koe.’

De vrouw reikte de volle rijpe borst aan haar jongen en keek op zonder een woord te zeggen. Maar haar blik was een liefkozing voor de soldaat en de hand, waarmee zij de borst naar het mondje beurde, beefde.

Johan lei zijn hand over de andere, de wachtende borst van de vrouw, gespannen en bleek alsof de schijn van de moedermelk de zachte glans van het bloed had doortrokken, en hij zei:

- Nu zal hier melk genoeg zijn in de hut.

En toen de tijd van haar zuivering gekomen was, ging Grete met het kind en met Johan naar de parochiepastoor.

Wat komt ge doen? vroeg hij, toen de vrouw met het kind vóór hem stond en achter beiden de lange magere gestalte van de soldaat oprees.

- Dit is mijn zoon en hij moet gedoopt worden en dit is mijn vrouw en die moet de kaars vasthouden en gezuiverd worden voor de Maagd Maria, zei Johan.

Zo had Grete het hem geleerd. Hij begreep niet wat het was en zij kon het hem niet uitleggen, maar zij had steeds geweten dat een vrouw, die een kind had gebaard, voor het altaar op de knieën ging zitten en de kaars vasthield. Dat is de zuivering, zei ze.

De parochie-pastoor bromde.

- Waarom blijft gij hier, zei hij, waarom geeft gij ergernis in het dorp. Gij zijt niet getrouwd volgens wet en regel en

[pagina 136]
[p. 136]

verwekt kinderen. Het kan niet blijven duren dat gij het geloof onteert en de zeden bederft. Die vrouw daar is een ketterse. Wie zegt mij dat het geen kind van de duivel is.

Toen greep de soldaat Johan zijn vrouw bij de arm en zei:

- Kom, wij gaan terug; en hij duwde de pastoor uit de weg.

- Neen, zei Grete, mijn kind moet gedoopt worden en ik moet gezuiverd worden.

- Pastoor, zei de soldaat, dit is mijn kind en al wie het beledigt sla ik op het hoofd dat zijn neus zijn kin raakt. Doop het kind en zuiver de vrouw.

En zij gingen de kerk binnen.

Terwijl het water vloeide over het hoofd van het kind dat schreiend proestte met de zoutkorrel op de tong, keek de soldaat Johan met eerbied naar de hand die zachter scheen bij de aanraking en naar het gelaat van de priester dat zijn norse plooi had verloren en die ernstig en traag de woorden uitsprak in het Latijn. En toen vroeg hij aan Johan of het kind de duivel afzwoer en zijn pomperijen; de soldaat keek naar zijn vrouw maar die glimlachte rustig en zei ‘ja’ en ook Johan zei ‘ja’. En toen ging de vrouw met het kind voor het altaar knielen en hield de kaars vast en zij voelde zich gezuiverd onder de gebenedijde woorden die zij niet begreep.

Alvorens zij vertrokken zei de pastoor:

- Uw kind is nu kristen geworden, maar gij beiden leeft in zonde en boelschap. Ik weet niet vanwaar gij gekomen zijt, maar hier hebben de mensen eerbied voor het sakrament des huwelijks.

Hij aarzelde een poos, en zei dan verder als tot zichzelf: ‘tenminste om het sakrament te ontvangen want velen schijnen daarna te vergeten dat het een ganse leven duurt.’

Toen ze weer thuis waren en het kind tussen hen beiden lag zei Grete:

- Wij moeten een huwelijk hebben zoals kristelijke men-

[pagina 137]
[p. 137]

sen. Ik wil niet dat mijn zoon een vader en een moeder heeft die niet zijn getrouwd zoals andere vaders en moeders. Wij blijven nu te zamen voor heel ons leven en wij moeten met twee voor het altaar gaan staan en elkaar trouw beloven en gezegend worden.

Zij gingen naar de pastoor en beloofden elkaar trouw te blijven tot de dood en werden gezegend.

Dan zei de pastoor:

- Denk erom te houden wat gij hebt beloofd; het leven kan lang zijn en iedereen draagt de duivel van het vlees in zich.

Zij bogen het hoofd en gingen weg. Maar de soldaat Johan zei aan Grete niet wat hij erover dacht, en ook de vrouw zei geen woord over wat zij wist en wat in haar gedachten lag.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken