Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk 3 (1959)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.90 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk 3

(1959)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 387]
[p. 387]

XIV

't Is ver gedaan met mij, zei de meester. Hij lag thans te bed. Zijn vrouw had de beddebak weer ineengetimmerd in de keuken, op de plaats waar zijn zetel had gestaan. Er was een reuk van ziekte en medicijn. Op het nachtkastje stonden een paar flesjes en een bord met appelsienen.

Hoe vlug was het met de meester bergaf gegaan. Hij was niet meer de baan op geweest. Hij had zijn zetel geruild voor zijn bed. Hij zou zijn bed niet meer verlaten.

Het was Paul of hij aan een sterfbed stond.

- Het is misschien nog best dat ik ga, zei de meester peinzend, als ik er niet meer ben, krijgt mijn vrouw pensioen.

Wat een vreselijk spel, dacht Paul, hij moet sterven om zijn vrouw uit de ellende te redden. Ziekte betekent honger voor allebei. De dood alleen brengt hier redding. Er lag iets onmenselijks in deze werkelijkheid. De mens is een wreedaardig dier.

De meester dronk eens uit een glas waar een troebel vocht in stond. Hij deed even de ogen dicht terwijl hij slokte. Dan zuchtte hij.

- Paul, zei hij, gij moet hier blijven. Gij zijt soldaat geweest, gij moogt niet deserteren. Er zijn dingen waarvan wij geen afstand mogen doen zonder ons zelf te onterven. Toen gij een knaap waart hebt gij het merkteken gekregen dat nooit van uw leven zal verdwijnen. Gij zijt een getekende van uw volk.

[pagina 388]
[p. 388]

En als een deel van dat volk zich tegen u keert en u neerslaat, dan verandert uw liefde misschien in bitterheid en haat maar na een tijd haalt de liefde het weer. Mensen zoals gij zijn geen verliespost voor dat volk.

Hij keek voor zich uit alsof hij zijn leven vóór zich zag staan. Hij was een van die onderwijzers geweest die de edelmoedigheid zoeken in de ziel van het kind. Weinigen waren hem daarvoor dankbaar geweest.

- En dat ook, Paul, kunt gij niet missen.

Hij richtte zich op en staarde naar buiten. De zachte zon van de vooravond lag over het tuintje en over de boomkruinen een eindje verder. Hij zag duidelijk vóór zich het land dat hij had gekend van kind tot oude man. Het wijde, groene land met de hartstocht van het water door de rust van de weiden, het harmonische spel van lucht en aarde dat u onnoemelijk gelukkig maakt zonder dat gij beseft waarom.

Paul volgde zijn blik. Het was alsof de meester voor hem een ongekende waarheid had ontdekt. Maar zijn gemoed was nog niet bereid om ze te aanvaarden want hij zag, bewegend over dat land, gestalten waarvan hij afkerig was.

Hij keek naar het gelaat van zijn oude schoolmeester. Het was peinzend en rustig, vol weemoedige gelatenheid. Hij is gebroken door het leven, dacht Paul, gebroken door de mensen waarvoor hij goed is geweest. Hij voelde tevens dat er een innerlijke grootheid was in deze nederige man en hij kon niet beseffen waarin deze grootheid bestond.

En alsof hij geraden had wat er in Paul omging, zei de meester:

- Voor iemand die jong is zoals gij en te midden de krachten van het leven staat, is er geen afstand genoeg om het leven te overzien. Gij zijt opstandig en bitter; opstandigheid is een voorrecht van de jeugd want het is dikwijls een gebaar van edelmoe-

[pagina 389]
[p. 389]

digheid. En de bitterheid, Paul, is ook begrijpelijk maar zij mag niet de inhoud van uw leven zijn.

De meester zweeg. Het was alsof hij door zijn eigen woorden teruggebracht werd naar een tijd waarop het leven hem genadig was geweest. Paul luisterde, eerbiedig en ontroerd.

- Wij moeten het leven aanvaarden. Het leven zoals het is, meestal anders dan wij hadden gedroomd, maar toch met zoveel rijke gaven. Ik heb deze laatste dagen dikwijls mijn leven overschouwd, vanaf de jaren die ik mij kan herinneren. Er is zoveel geluk in geweest, en de herinnering aan het geluk dat voorbij is kan pijn doen in die ogenblikken waarop de mens naakt staat te midden het puin van zijn bestaan. Maar als de berusting gekomen is, kunt gij het voorbije geluk opnieuw beleven, want het is een blijvend bezit.

Hij had de ogen gesloten. In het tuintje klonk het schelle getjink van een merel. De wereld was zo innig in dit afscheid van het licht. Het was alsof de wijding van dit uur het arme keukentje omvatte met zijn reuk van ziekte en armoe.

- Paul, gij hebt nog een heel leven voor u. Neem het niet weigerachtig aan, maar aanvaard het zoals het is. Wat gij in u hebt, kan u niemand ontnemen en onthoud het: het geluk komt niet van de mensen. Als gij wilt, kan niemand u blijvend ongelukkig maken tenzij gij zelf.

Mijn oude meester, dacht Paul met een krop in de keel. Zijn laatste troost is dat zijn vrouw pensioen zal hebben als hij gestorven is. Er was opstandigheid in hem.

- Er is zoveel dat wij niet kunnen aanvaarden, zei hij.

De meester dacht na. Weer was het alsof hij in de verte waarin hij staarde, vele dingen zag.

- Paul, gij zijt nog te jong om de som van het leven op te maken. Het kan vol onverwacht geluk zijn. Hij zweeg, er kwam iets als een glimlach over zijn lippen: ik heb een schoon leven

[pagina 390]
[p. 390]

gehad. En wat gij als jonge man hebt ondergaan, kan u innerlijk rijker maken als gij de zin van het leven aanvaardt.

Hij was moe, hij sloot een ogenblik de ogen.

- Uw vader is goed geweest voor mij, zei hij.

 

De lijkkist van de meester stond opgebaard. Kaarsvlammen schenen over het gevlekte, ros geworden baarkleed, en de zon legde de kleur van de glasramen over de blauwe vloer.

De kerk zat vol. Paul had veel bekende gezichten gezien, mensen die hij niet meer ontmoet had sedert hij ze in gevangenschap had gekend. Wij zien elkaar weer bij onze doden, dacht hij. En ook uit het dorp waren er velen gekomen. Was het de laatste erkenning van de goedheid van een mens?

Hij keek rondom zich. Links zaten de vrouwen. Het vrouwtje van de meester, zo ineengeschrompeld onder de zware rouwsluier. Zij zat vóór zich uit te staren, boven het gebedenboek dat in haar handen lag op de leuning van de stoel. En naast haar zat haar schoondochter. Zij las de gebeden uit haar kerkboek. De mis van de overledenen. Heer, geef hem de eeuwige rust. De meester is dood, hij was de vader van haar man, hij heeft in de gevangenis gezeten en het was een affront voor de familie. Heer, geef hem de eeuwige rust.

En vóór zich zag hij de oudste zoon van de meester zitten. Hij keek naar de rechte, stille vlammen van de kaarsen. Zijn vader lag naast hem onder het baarkleed. Hij had hem weergezien toen hij zijn laatste dagen in eenzame ziekte doorbracht. Hij nam een witte zakdoek die nog in de plooi was en wreef over zijn ogen.

En de jongste zoon van de meester lag ergens in Rusland. Die was van de aarde verdwenen alsof hij nooit bestaan had. Alleen leefde hij nog in het hart van zijn moeder.

Vanuit het gestoelte werden in snel tempo de vigiliën gezongen. De vrouw van de meester had het zo gewild. Een lijkdienst

[pagina 391]
[p. 391]

kost veel geld. De meester had een schone lijkdienst verdiend. En daar zat de onderpastoor te zingen die ook het huis van de meester had zien stukslaan. Domine, quis judicabit me. O Heer. wie zal mij oordelen?

De meester lag daar onder het vervuilde, ros uitgeslagen baarkleed. Zijn laatste geluk was te weten dat zijn vrouw pensioen zou hebben als hij dood was. Hij was dood, zijn vrouw zou geen honger hebben. En de onderpastoor zong: Deus, Deus Israël.

Rondom hem zaten al de brave mensen te bidden of, over de hoofden heen, naar het volk in de kerk te kijken. Naast hem zat zijn vader te bidden, met ingetogen gezicht. Hij overdacht wat de meester geweest was. Ook aan hem had de meester gezegd: Ik mag niet lang ziek blijven. Zijn laatste gedachte was voor zijn vrouw geweest: het pensioen.

Paul overdacht de woorden van de meester. Hij had ze gesproken toen hij het leven overschouwde als iemand die afscheid heeft genomen, als iemand die in de windstilte van het leven staat. Gij moet blijven, had hij gezegd. En dan, Paul, gij moet het leven aanvaarden met zijn geluk en zijn rampspoed. De rampspoed had Paul getroffen alvorens hij besefte wat geluk was. Rondom hem klonk het gezang in vlug tempo naar het einde spoedend. Er was radeloosheid en droefheid in zijn hart.

 

Afscheid van het leven. Hoe dikwijls moet een mens afscheid nemen van iets dat een stuk van zijn leven is. Hij zag vóór zich het afscheid dat hij kort tevoren van Marcelle had genomen. Dit is de laatste maal, had hij gezegd. Zij geloofde hem niet. Meer dan eens had hij gezegd dat er moest een einde aan komen. Zij had luchtig over alles heengebabbeld en hij had niet veel over zijn voornemen gesproken. Hij voelde dat hij zou verloren lopen in omslachtige uitleg. Maar toen zij weggingen van elkaar en zij zijn wagen voorafreed om op de brede baan afscheid te

[pagina 392]
[p. 392]

nemen in zijn wagen voor een nieuwe afspraak, had hij het gezegd. Dit was de laatste afspraak geweest.

Hij dacht daar niet graag aan terug. Zij had gesnikt aan zijn borst. Ik zal u volgende week opbellen, had zij gezegd, of volgende maand als gij wilt.

Zijn gepeinzen waren aanhoudend naar deze laatste ogenblikken gegaan. Nu alles voorbij was, wist hij hoe diep die uren met haar in zijn leven waren gewreten. Hij zou nooit meer uit zijn gedachten kunnen bannen haar overgave, de schoonheid van haar lichaam, haar vertrouwelijk gefluister. Hij overdacht hoe zij zich alleen zou voelen zonder de verwachting van het wederzien. Aanvaard het leven, had de meester gezegd. Hoe lang zou het duren alvorens dat onstuimig hart tot levensaanvaarding bereid was.

Arme Marcelle, dacht hij. Het was of de dood van de meester hem ontvankelijker had gemaakt voor het medelijden. En terwijl rondom hem de eerste gezangen van de mis weerklonken, verwijlden zijn gedachten bij de vrouw die hem voor een tijd de vergetelheid van het leven had geschonken. En zijn hart was vol vrees dat hij haar zou weerzien.

Hij trachtte zijn gedachten van haar af te wenden. Dies irae, klonk het, dag van gramschap. Zij die het zongen met de vlugheid der gewoonte en zij die het hoorden, lieten de klank van de woorden over zich heengaan. De meester had de dagen der gramschap reeds gekend en rondom zich gespeurd hoe het nieuwe zaad der gramschap met onvoorzichtige kwistigheid werd uitgestrooid.

Het klagelijk gezang hield op. Rustig en met rechte vlammen brandden de kaarsen rondom de lijkbaar. De vrouw van de meester zat geknield op haar stoel, het hoofd in de handen. Zij zag zijn gezicht weer zoals hij lag op zijn doodsbed: de dood had zijn vredig gemoed vastgelegd op de magere trekken. En dan zag zij hem weer zoals zij hem gekend had in hun geluk

[pagina 393]
[p. 393]

en in hun ellende. Zij had geen tranen meer voor haar verdriet.

De offerande was een ongeduldig getrappel. Paul zag de gezichten voorbij zich schuiven. Hij was verwonderd dat die en die er ook was. Was het schuldbesef of weergekeerde sympatie?

Velen sloegen een blik op het doodssantje, namen haastig wijwater en gingen buiten. In de herbergen rondom de kerk zouden zij zeggen: Er was veel volk. De meester was toch een braaf mens.

‘In paradisum’ ; de engelen zullen de meester ten paradijze begeleiden. En aan de openstaande kerkdeur sloeg de vrouw een laatste blik op de kist en hoorde hoe ze in de lijkwagen werd geschoven.

En toen Paul een schop aarde over de dof klinkende kist liet vallen, liepen tranen over zijn wangen, Meester, dacht hij, nu zal uw vrouw pensioen hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken