Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren
Afbeelding van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leerenToon afbeelding van titelpagina van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.22 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/rechtswetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren

(1948)–A. Pitlo–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Hoofdstuk XV

Redenerende
Practycq
over 't oeffenen van 't
Notaris Ampt.
Vervattende eene menigte van verscheide Ontwerpen, ofte korte en allezints beknopte Formulieren van uitgevoerde notariale Actens, met eenige Allerbijzondere en nodige Aanmerkingen; mitsgaders Allerwetenswaardige
kundigheden
Dienende tot Luister en Sieraad van de
Notariale Practycq.
Zijnde een vervolg op 't Redenerend
Vertoog over 't
Notaris Ampt.
Wijders, ter toetze werde gebraght,
Den Styl der Notarissen, zijnde eene verzameling
der Actens, enz.
Eerste Deel
Door
Arent Lybreghts,
Notaris in 's Gravenhage.
T' Amsterdam,
Bij d'Erven van J. Ratelband, en Comp.
Op de hoek van de Kalverstraat, aan den Dam.
MDCCXLII

In zijn Voorreden tot dit werk, dat te samen met het Redenerend Vertoog zijn hoofdwerk vormt, deelt de auteur mede, dat hij nimmer tot het schrijven van een werk als dit zou zijn gekomen, ware het niet geweest, dat hij had opgemerkt, dat er boeken werden gepubli-

[pagina 128]
[p. 128]

ceerd, die gevaarlijk waren voor het algemeen welzijn. ‘Hadde ik niet gezien dat men onze notariale konst, door Beuzel-Schriften en onder Aanzienelijke Titels quaam 't ondermijnen; 't geen door geoeffende, maar door ongeoeffende of jonge Notarissen zo niet 't onderscheiden was’. En dan brandt hij los tegen den Stijl der notarissen van de Coeur. Drie redenen hebben hem aangezet tot deze publicatie. Ten eerste omdat de titel van de Coeurs werk, sprekende van ‘zo als die bij de respective Hoven van Justitie, of andere Rechtbanken, en in de gewoonlijke Onderhandelinge gebruikelijk zijn’ niet alleen onwaarheid bevat, maar bovendien ‘ten alleruiterste aan die Illustere Hoven en andere Rechtbanken Beledigend zij’, Ten tweede omdat door de Coeurs werk de schijn wordt gewekt, als zouden alle Hollandsche notarissen weetnieten zijn. En de derde reden is, dat jonge notarissen, afgaande op een zoo verheven titel, wel eens verstrikt en misleid zouden kunnen worden om dezen ‘Dwaalster’ te volgen en misslagen op misslagen in 't uitoefenen van hun ambt te begaan. ‘Om welke redenen’ zoo vervolgt Lybreghts, ‘mij genoodzaakt vond, zijne Verzameling der Actens, bijna stuk voor stuk, en zo ver 't mij doenlijk was, zonder eenige kleinigheden over te slaan, om daar door dezelve met stilzwijgen niet 't approberen’. Bijna de geheele 30 bladzijden tellende Voorreden wordt door een fulminatie tegen de Coeur ingenomen.

Nu, de belofte de Coeur's werk ‘zonder eenige kleinigheden over te slaan’ aan zijn critiek te onderwerpen, heeft Lybreghts gehouden!

De tekst van het in 8o uitgegeven werk beslaat ongeveer 550 pagina's. De schrijver geeft telkens eerst een door hem opgesteld model, met hier en daar een enkele opmerking ter opheldering. Van theoretische beschouwingen kon hij zich vrij houden, aangezien hij deze had gegeven in zijn Redenerend Vertoog. De beide werken te samen vormen één geheel, zooals wij in de oudere,

[pagina 129]
[p. 129]

en veel beknoptere, notarisboeken soms een eerste deel vinden gewijd aan de theorie en een tweede deel aan de praktijk, dit is aan de aktenmodellen. Na zijn eigen model neemt de schrijver het op hetzelfde chapiter betrekking hebbende model van de Coeur onder het mes. Hij citeert de stukken daaruit, die voor zijn critiek in aanmerking komen en plaatst deze critiek tusschen vierkante haken achter elke periode.

Niets, niets, niets blijft er van de Coeurs werk over. Na twintig bladzijden voelen wij al, dat de Coeur is afgemaakt, dood geslagen, na nogmaals twintig bladzijden weten wij dit nog beter. Maar onze Arent Lybreghts laat niet af. Met nimmer verflauwenden ijver en speurzin blijft hij doorhakken en doorhakken. Wij vragen ons af: wat een razernij moet dezen man bezield hebben, hoe diep moet bij hem de gedachte er zijn ingeschoten toen hij de Coeurs denigreerende opmerking aan zijn adres in diens voorrede las: dat zal ik je betaald zetten. Het werk van Lybreghts staat zoo onvergelijkelijk veel hooger, is zooveel omvangrijker dan dat van den ‘Stijl-schrijver’, dat het de impressie wekt van een reus die met een groote knots een dwerg neerslaat en maar blijft houwen en slaan, ook als het slachtoffer al lang roerloos ter neer ligt gestrekt. Hij kraakt hem op wetenschappelijke wijze; hij verwijt hem hier en daar voorbeelden te geven die den toets van de moraal niet kunnen doorstaan; en hij bedelft hem onder hatelijkheden en sarcasmen. Soms klinkt er de toon uit op van een demagoog, die zijn publiek tot getuige roept en schimpt en insinueert om een goedkoop succes te behalen. Als wij de lectuur beginnen, is het soms wel grappig. Maar al dra vermoeit zij. Er is onder deze eindelooze stroom van critiek ook veel flauw gevit. En als tegen een ieder die te veel wil bewijzen en daardoor zijn doel voorbijschiet, begint men na korter of langer tijd tegen hem te revolteeren en komt in de stemming van: nu, zóó erg zal het nu ook wel niet zijn.

[pagina 130]
[p. 130]

Waarom besteedt de auteur zooveel energie aan het afmaken van een iemand, die niet in zijn schaduw kan staan? Lybreghts is woedend op de Coeur, steeds door woedend. Dit heeft met de wetenschap niets meer te maken, het is een complex. En zoo keert het wapen dat hij hanteert zich tegen hem zelf. Wij lezen eens een half uurtje in deze fulmineerende philippica, niet om er om te lachen hoe dom de Coeur was, maar om ons er mee te amuseeren, dat Lybreghts zóó woedend kon zijn. De woede stond de wetenschap in den weg. Want Lybreghts put zich in dit werk zoozeer uit in vitterij en haarkloverij tegen zijn collega, dat het boek in geenen deele op het peil van het Redenerend Vertoog staat. Hij is hier, zooals de Rechtsgeleerde in zijn Aanmerkingen (zie p. 146) schrijft, niet meer dezelfde man als in het Redenerend Vertoog. In zijn zucht iederen regel schrifts van de Coeur als fout of belachelijk voor te stellen, gaat Lybreghts vaak de perken te buiten en maakt opmerkingen, die wetenschappelijk niet verantwoord zijn.

De Coeur zou eenmaal antwoorden, in zijn tweeden druk in 1744. Hoe had iemand van zoo een boek een tweeden druk kunnen verwachten, roept de verbolgen Lybreghts in een van zijn volgende drukken uit. De Redenerende Practycq beleefde vier drukken, 1742, 1759, 1769, 1783. In al deze drukken en ook in de herdrukken van het Redenerend Vertoog is steeds sprake van de kwestie de Coeur. Lybreghts is van dat kapittel niet meer afgekomen. De beide heeren zullen elkaar nog al eens zijn tegengekomen, want zij waren tegelijkertijd notaris in den Haag.

Het boek bestaat uit twee deelen. Op ieder van de beide deelen volgen drie klappers. Eén op de modellen, één op de uit de Coeur aangehaalde passages en één op de zaken.

Het einde van het tweede deel wordt gevormd door twee losse opstellen. In het eene sabelt de auteur het

[pagina 131]
[p. 131]

‘korte examen’ van de Coeur uit elkaar; het andere is een vernietigend oordeel over het inderdaad prullige tractaatje van den rechtsgeleerde, die schuilgaat achter de initialen P.F. (zie p. 124). Beiden beschuldigt hij van plagiaat, beiden hebben zij n.l. geput uit van Allers ‘Korter Examen’; bovendien heeft de Coeur voor zijn ‘Kort examen’ geput uit Lybreghts Redenerend Vertoog.

Aan het werk gaat een opdracht vooraf en een eeredicht van denzelfden onbekwamen poëet, die een vers voor het Vertoog had geknutseld.

 
‘Vond ik mij eens belust, het bondig redeneren
 
Op een vrij hoge trap,
 
Te prijzen, toen gij veel kundigheit kwam leren
 
Van ons Notarisschap;
 
 
 
Thans prijze ik uwe vlijt, die ons, bevatte zaken
 
Leert brengen tot de daadt:
 
Op dat elk, nader tot het eynde mag geraken,
 
Waarna hij Leersaam staat.

De tweede druk, verschenen in 1759, heeft Lybreghts niet meer mogen zien. Zijn executeurs hebben de uitgave verzorgd, die door hem nog in gereedheid was gebracht. De executeurs, twee Haagsche collega's van den schrijver, deelen ons in de ‘Opdracht aan de respective Heren Notarissen en andere liefhebbers van de notariale practycq’ mede, hoe Lybreghts tot het laatste toe, ondanks zijn sloopende ziekte en wel wetende dat zijn einde nabij was, ontembaar verder werkte.

De indeeling van den tweeden druk - en van de volgende drukken - is eenigszins gewijzigd. De registers zijn nu niet meer gesplitst, na ieder deel, maar wij vinden de drie registers voor het geheele werk achter het tweede deel. De tekst is niet onbelangrijk uitgebreid. Lybreghts heeft een aantal modellen toege-

[pagina 132]
[p. 132]

voegd en zijn aanvallen op de Coeur hier en daar wat gewijzigd - allerminst verzacht.

In deze volgende drukken vinden wij ook de beide losse opstellen, zijn aanmerkingen over het Korte Examen van de Coeur en zijn critiek op de Verhandeling van P.F. Het tweetal aanhangsels is echter met nog drie vermeerderd. De Coeur had in 1744 in zijn tweeden druk antwoord gegeven op Lybreghts aanval van 1742. Hierop dient de auteur van repliek in een ‘Aanhangsel ter Verdediginge van den Autheur, en Aanmerkingen tegen Jacob de Coeur, Notaris’. In het volgende hoofdstuk kom ik hier nader op terug.

Lybreghts had in 1745 gepubliceerd een ‘Alphabetisch register van het kleyn Zegel, met Notariale en andere Aanmerkingen’. Dit stuk is achter in de latere drukken van de Redenerende Practycq opgenomen, benevens ‘Een Lyst en de Prijzen der Zegels’.

De tweede druk is een bijna 700 bladzijden tellend quarto deel. De derde druk is hieraan gelijkluidend.

De schrijver heeft nog een werk voor het Notariaat op zijn naam staan. In 1759 - dus na zijn dood - is een boekje uitgekomen, getiteld ‘Burgerlijk rechtsgeleerd, notariaal en koopmanshandboek’. Dit in quarto uitgegeven ongeveer 250 bladzijden tekst bevattende werk beleefde vijf drukken. Er was groote vraag naar, hetgeen blijkt uit de eerste drie drukken gedateerd 1759, 1760 en 1761. Op de titelpagina lezen wij, dat het voor een klein gedeelte is opgesteld door Arent Lybreghts ‘in leven beroemt notaris te 's Hage’ en daarna uitgebreid en onder het opzicht van een voornaam rechtsgeleerde vermeerderd, verbeterd en verrijkt met een menigte citaten en aanteekeningen van de beroemdste rechtsgeleerden.

Het voorbericht houdt in, dat Lybreghts een dictaat had ten gerieve van zijn onderwijs, waarvan hij slechts door zijn meestgeachte leerlingen een afschrift liet nemen. Na zijn dood hebben zijn leerlingen dit dictaat

[pagina 133]
[p. 133]

uitgebreid en met medewerking van den anonymen voornamen rechtsgeleerde in druk doen verschijnen.

Van de 6 hoofdstukken, over welke de inhoud is verdeeld, zijn er 2 aan het notariaat gewijd. De andere bevatten procesrecht, wenken en raadgevingen voor executeurs, administrateurs, curatoren en voogden, zaken van koophandel en een aantal losse onderwerpen, w.o. de leen-, erfpacht-, tiend-, cyns- en dijkrechten. Het is niet enkel geschreven voor advocaten, procureurs, solliciteurs, schouten en secretarissen ten platten lande en practiseerende boekhouders - zoo deelt de titelpagina ons mede - maar ook voor voogden, executeurs, administrateurs, voor hen, die zich in den koophandel zoeken te oefenen en tenslotte voor ieder burger van Nederlands Gemeenebest. Dit alles maakt het reeds duidelijk, dat wij hier met een populair werkje te doen hebben en dit verklaart den grooten aftrek dien het vond. Critiek leveren is hier een gewaagde bezigheid, want de samenstellers merken op, dat de vraag of het doel van hun werk bereikt is, wordt overgelaten aan ‘regtgeaarde kundigen, (want vit-kundige zyn al lang veracht)’. Ook in dit werk is aan het einde een lijst opgenomen, waarin men kan vinden welke rechten de ordonnantie op het klein zegel heft. Het boek sluit met een zakenregister.

Als ik me verstout toch critiek uit te spreken, is het deze, dat, vergeleken bij de beide hoofdwerken van Lybreghts, het boekje zoo onwetenschappelijk en vlak is, dat ik veronderstel, dat Lybreghts hier part noch deel aan heeft gehad en dat zijn naam hier is misbruikt. Anderen zijn mij in deze critiek op het werkje voorgegaan. In het voorbericht tot van der Lindens Regtsgeleerd, practicaal, en Koopmanshandboek, uitgekomen in 1806, wordt over dit boekje gezegd ‘zoo lofwaardig als het oogmerk van den Schrijver was, zoo ellendig de uitvoering van zijn werk was uitgevallen: de definitiën of bepaalingen der zaken, waren meestal zeer onnaauwkeurig; op veele plaatsen ontmoette men duis-

[pagina 134]
[p. 134]

terheden, en zelfs hier en daar onverstaanbare omschrijvingen; in zeer veele opzigten was het onvolledig, en in anderen wederom met overtolligheden vervuld; de aanhalingen der bewijzen waren verre van in orde te zijn’. Van der Linden verwijst daar naar een gelijkluidende critiek in de Nederlandsche Lettercourant van E. de Luzac, deel IV p. 324 e.v.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken