Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De noodzaak van het overbodige (2014)

Informatie terzijde

Titelpagina van De noodzaak van het overbodige
Afbeelding van De noodzaak van het overbodigeToon afbeelding van titelpagina van De noodzaak van het overbodige

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

Scans (3.14 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Editeur

Laurens Ham



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De noodzaak van het overbodige

(2014)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 160]
[p. 160]

91

Meesterwerken die aan het begin van een ontwikkeling staan bevatten vaak typische elementen, die meteen bepalend blijken voor een heel genre én voor de houding van een schrijver tegenover de wereld (de maatschappij) en de taal. Zo wordt het typisch symbolisch, gewild of ongewild, en worden de inhoudelijke en formele elementen exemplarisch. Bekende voorbeelden hiervan zijn Gargantua en Pantagruel, Don Quichot en Tristram Shandy, werken die eeuwenlang een enorme invloed hebben uitgeoefend, mede om die reden.

Opmerkelijk genoeg is het begin van de westerse speurdersroman even voorbeeldig en zijn de drie detectiveverhalen van Poe trendsettend gebleken. In het eerste verhaal, ‘De moorden in de Rue Morgue’, is de misdadiger een dol geworden orangoetan, een mensaap dus. Een zeeman heeft hem uit zijn natuurlijke omgeving meegenomen naar Parijs, hét kunstmatige paradijs en het Babylon van de 19de eeuw, en daar heeft de mensaap amok gemaakt; hij is ontsnapt en heeft twee vrouwen gedood. De orale getuigen van de moord hebben de moordenaar horen praten; de een meende dat het een Spanjaard, een ander dat het een Italiaan en weer anderen dat het een Duitser, een Engelsman of een Rus was, terwijl men niet kan zeggen of het een man of een vrouw was, een Babylonisch-interpretatieve spraakverwarring dus. En ook dit is meteen heel essentieel gekozen: de moord voltrekt zich in een tweeslachtige werkelijkheid. Het ontraadselen of demythificeren van een (schijn) werkelijkheid om deze terug te brengen tot realistische proporties is de functie van de detective: in dit geval is het 't demaskeren van een irrationele (on)-mogelijkheid (: het ontsnappen van de dader uit een gesloten kamer) tot een reëel gegeven (: de raampen blijkt gebroken en de kop steekt los in het gat), met als uitgangspunt de gedachte dat niemand uit een gesloten

[pagina 161]
[p. 161]

kamer kan ontsnappen, zomin als de detective uit een gesloten hoofd.

De fantasie van Poe slaat hier overigens mét de mensaap op hol: de aap bevrijdt zich in afwezigheid van de zeeman uit de kast waarin hij opgesloten zat en zeept zich voor de spiegel in, waarna hij zich met het scheermes wil scheren, zoals hij door het sleutelgat de zeeman heeft zien doen. (Er stak blijkbaar geen sleutel in het slot.) Komt de zeeman thuis, vlucht de aap met het scheermes en, neem ik aan, zijn ingezeepte gezicht het raam uit.

In een ander verhaal, ‘Thou art the man’ - dat overigens niet tot Poe's sterkste verhalen behoort -, speelt de detective voor buikspreker van de waarheid, in dit geval via een lijk; het is het lijk van de vermoorde dat zich opricht als de kist geopend wordt: onze speurneus die de waarheid kende had een wasvisbalein door de keel van het slachtoffer gestoken en het corpus daarna dubbelgeklapt in de kist. Het overeind verende lijk zegt met buikstem tegen de dader, die blijkbaar pal tegenover hem zat: ‘Thou art the man!’ De detective heeft via het lijk een zogeheten ‘fictie’ ontmaskerd, en wel via een eigen fictie. De dader wordt gevat, maar de maatschappij verandert er niet door, want de taak van de detective is om de status-quo te handhaven en het rechtmatige bezit van de bezitters te beschermen, ook het immateriële; en dit geldt met name voor de privédetective, die de ene ‘fictie’ tot de andere terugbrengt en de ene door een andere vervangt.

Wat de wereld, vooral die van de literatuur, maar niet alleen deze, voor alles nodig heeft is nieuwe ‘ficties’, geen nieuwe werkelijkheden: nieuw ontdekte en zich ontwikkelende ficties van nieuwe detectives. De klassieke detectives zullen de nieuwe ‘ficties’ binnen de kortste keren tot nieuwe werkelijkheden maken, die zij en anderen daarna verabsoluteren, waarop de nieuwe detective wederom aan de slag kan gaan; hij moet de oude ‘alwetende’ detective altijd een slag voor blijven en de werkelijkheid

[pagina 162]
[p. 162]

als gerealiseerde ‘fictie’ altijd een ‘fictie’ voor blijven. Anders kan hij zijn functie beter opheffen en tot gewone politieman worden, beschermer van het traditionele recht, of zoals Vidocq - de ex-misdadiger die in de eerste helft van de negentiende eeuw de Sûreté in Frankrijk organiseerde en zo succesvol was omdat hij zelf in het bagno had gezeten en alle trucs & ficties kende - een bureau voor economische inlichtingen oprichtte, iets wat geheel in de lijn lag, van Vidocq en van de negentiende eeuw.

De functie van de nieuwe detective is overigens in menig opzicht verwant aan die van de goede schrijver van fictie: beiden zijn op zoek naar patronen en structuren die zich al ontwikkelend kenbaar maken, naar codes om te decoderen, ficties om te deconfectionaliseren, en tegelijk is het hun taak, zo niet een kwestie van zelfbehoud, om gewenning aan de nieuwe ficties en structuren te belemmeren of onmogelijk te maken, de vanzelfsprekendheid aan alle realiteit en kwaad te ontnemen en de mythische alomtegenwoordigheid van het redeloze en ‘absolute’ kwaad tot psychosociaal kwaad en desnoods tot boze (sociale) fictie terug te brengen. - ‘Thou art reality!’

De rest is fictie van de realiteit, dus ook de realiteit, dus ook de detective die ontdekt wat hem ont-dekt.

Het derde detectiveverhaal, ‘The mystery of Marie Rogêt’, dat Poe als vervolg van het eerste beschouwde, lijkt op ‘Maelzels schaakspeler’, dat in feite ook een detectiveverhaal, ‘a tale of ratiocination’ is; het bestaat vrijwel geheel uit koele, methodische analyse, in beide gevallen niet van een verbeeldingssituatie zoals de eerste twee, maar van een concreet gebeuren. Poe kan hierom als de vader van de bewustzijnsdetectie beschouwd worden en bij mijn weten heeft geen schrijver na hem ooit een strengere analyse toegepast.

Aan het slot van ‘The mystery of Marie Rogêt’ volgt nog een behartenswaardige waarschuwing voor de snel generaliserende en gegeneraliseerde lezer: ‘Nothing (-) is more difficult than to

[pagina 163]
[p. 163]

convince the merely general reader that the fact of sixes having been thrown twice in succession by a player at dice, is sufficient cause for betting the largest odds that sixes will not be thrown in the third attempt. A suggestion to this matter is usually rejected by the intellect at once. It does not appear that the two throws which have been completed, and which lie now absolutely in the Past, can have influence upon the throw which exists only in the Future. The chance for throwing sixes seems to be precisely as it was at any ordinary time - that is to say, subject only to the influence of the various other throws which may be made by the dice. And this is a reflection which appears so exceedingly obvious that attempts to controvert it are received more frequently with a derisive smile than with anything like respectful attention. (-) It may be sufficient here to say that it forms one of an infinite series of mistakes which arise in the path of Reason through her propensity for seeking truth in detail.’

En dit is natuurlijk ook wat de literatuur doet: al spelend de kansen veranderen, de toekomstmogelijkheden beïnvloeden en het resultaat natuurlijk of vanzelfsprekend noemen.

Veelzeggend is ten slotte dat Poe in het eerste verhaal de detective, Auguste Dupin, bezeten laat zijn door een ‘Bi-Part Soul’ - het is de tijd van de hoogromantiek - waarin de ene ziel vooral ‘creative’ en de andere ‘resolvent’ is; bij de eerste hoort een abstracte, lege blik en afwezig gedrag.

Helaas kan Poe niet nalaten de oorsprong van deze geaardheid te laten schuilen in een ‘opgewonden’ of ‘zieke intelligentie’, al is het inzicht van Poe weer groot als hij stelt dat het wezen van methode en analyse de intuïtie is en dat ‘to view (-) in a sidelong way’ vruchtbaarder is voor het opwekken van een creatieve visie dan een directe blik,Ga naar voetnoot3 een notie die we later bij Sou-

[pagina 164]
[p. 164]

riau en Poincaré weer tegenkomen: ‘penser à l'écart’, het ergens naast denken. Dat is in feite hét kenmerk van alle nieuwe detectie, ook die van de literaire.

voetnoot3
‘Vidocq bijvoorbeeld kon goed raden en hij was een man van grote vasthoudendheid. Maar zonder getrainde hersenen vergiste hij zich permanent, louter en alleen door de intensiteit waarmee hij zijn onderzoek uitvoerde. Hij benadeelde zijn waarnemingsvermogen door het object te dichtbij te houden. Hij zag bijvoorbeeld een of twee dingen ongewoon scherp, maar hierdoor verloor hij tevens de blik op het totaal. Vandaar dat er ook zoiets is als te diep willen boren. De waarheid zit niet altijd in de bron. In feite geloof ik dat de meer belangrijke kennis onveranderlijk oppervlakkig is. De diepte ligt in de valleien waar we haar zoeken en niet op de bergtoppen waar ze gevonden wordt. De beschouwing van hemellichamen kan dienen om het karakteristieke en de oorzaak van deze vergissing te illustreren. Wanneer we zijdelingse blikken werpen op een ster, er vanuit de ooghoeken naar kijken, waarbij we de buitenste delen van de retina (die gevoeliger voor zwakke lichtindrukken zijn dan het binnenste deel) naar de ster gekeerd houden, zien we hem duidelijk en in al zijn luister; de glans wordt doffer naarmate we onze blik er directer op richten. Weliswaar valt een groter aantal stralen op de oogbal, maar er is een geringere receptie van de hele ster. Door een overbodige diepte verwarren en verzwakken we ons denken; en het is denkbaar dat we zelfs Venus van het firmament kunnen doen verdwijnen door een te nauwkeurige en langdurige, een te geconcentreerde en te directe waarneming.’ (The murders hl the Rue Morgue.)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken