Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land, in brieven (1792)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land, in brieven
Afbeelding van Het land, in brievenToon afbeelding van titelpagina van Het land, in brieven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (10.85 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land, in brieven

(1792)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 268]
[p. 268]

XLIV. Emilia aan Eufrozyne.

Den 5 Sept.

17-

 

Ik zit u dezen brief te schrijven, in een eenzaam hoekje van het beukenbosch, waarin wij dikwils wandelen, tusschen de hooge eikenstruiken, en een smal bedekt laantje, dat zelden betreden wordt, en daar de mosch, nog door geen voet gedrukt, eene schoone hoogte heeft. - Mijn knie is mijn tafel, en mijn inktkoker altijd mijn wandelgezel. Hier herlees ik nog eens uwen korten brief, waarin gij geheel Eufrozyne zijt: één regel, met dat warm gevoel geschreven, dat aan het mijne zoo beantwoordt, is mij meer waard dan vele bladzijden zonder dat. Ach waart gij geheel gelukkig, hoe wel te vrede zou ik zijn. Maar uw gemis stoort ook mijn genot. Uwe reis naar *** smaakt mij geheel niet. Gij zijt immers reeds ver genoeg van mij verwijderd, maar ik wil de opvolging van uwe roeping niet moeilijkermaken.

[pagina 269]
[p. 269]

Hoe vergenoegd gevoel ik mij hier! - Welk een lief plaatsje, van de geheele wereld bijna afgescheiden! slegts hier en daar sluipt door de struiken een gebroken zonnestraal, om de mosch bewonertjes te verkwikken; op 't gevoel van hare koestering bewegen zij zig. Vlugge miertjes, vliegjes, wormpjes, en bijtjes kruipen en dansen en vliegen rondom mij. Neen, ik ben niet alleen; elk hoekje der wereld is vol gevoelig leven; deze schepseltjes zijn, zo wel als ik, op dit oogenblik voorwerpen van de Goddelijke zorg: dezelfde hand gaf door hetzelfde geschenk aan mij eene rustplaats, en aan deze diertjes eene woning; hunne behoeften worden allen vervuld. Het beekje dat hier naast mij, met een effenbaar gefluister, henen vloeit en kleine watervallen van boomwortels maakt, ruischt altijd schoon, maar nu vooral geheel harmonisch met de natuur en mijn hart; maar eene harmonie, die ik wel gevoelen, doch niet beschrijven kan. - Ginds ver staat de boom, hier zie ik zijn top, op wiens bast ik eens den naam van Eufrozyne sneed. - Ik gevoel, en zeg het luide: ô natuur! ô stilte! ô vriendschap! hoe groot zijn uwe goederen! bij uw drievoudig genot kan ik gelukkig leven.

Nieuwuitgebroeide vogelen vervullen nu met gemengde, zwakke, en halfgebroken stemmetjes, het boschje. - Mijn oor wordt gestreeld door dat stameren: ik zelf kan niet meer.

[pagina 270]
[p. 270]

Gisteren, na dat ik mijn eenvoudig avondmaal gebruikt had, hoorde ik een vrolijken veldzang; wat meent gij was het? Eenige landlieden, die om de hitte des daags te ontwijken, in het koele maanlicht boekweit maaiden. - Hun gezang lokte mij in het veld; ik wandelde eerst in hunne nabijheid, week allengskens van hun af, en klom den heuvel op, waar wij eens samen den donkeren sterrenhemel beschouwden. Alle de omliggende landen, nu door de volle maan beschenen, lagen in eene vreedzame stilte. - Het nu helderstralend, dan weder in lugtige wolkjes gehulde, nachtlicht gaf aan alles eene kwijnende schoonheid, en deed eene eenigsins droefgeestige peinslust in mij ontwaken. Droevige voorbijgegaane toonelen kwamen mij voor den geest, met het beeld van mijnen eeuwigdierbaren Melidor. Ik dagt aan zoo vele zalige wandelingen, die ik met hem bij het maanlicht gedaan heb, en nu zag mij dit eenzaam dwalen. - Ik zag van de hoogte, waarop ik stond, onder het zwijgend dal, den kerktoren van een nabijgelegen dorp schemeren; en dagt toen, ‘Nooit dringt haar glans door kerkgewelven, nog zarken heen, om de donkere verblijfplaatsen der dooden te verlichten, doch al deed zij dit, hunne voor altijd geslooten oogen zouden dit niet bemerken. - Ook mijn vriend beminde hare zagte stralen, doch hij woont nu in het donker. - O Maan! vreedzame stille Maan! hoe

[pagina 271]
[p. 271]

dikwils hebt gij mij aan zijne zijde, - of van hem verlaten in hopende eenzaamheid, de stille blijdschap en zagte troost in 't hart doen vloeien. - En mogelijk zou mij ook ras de ondoordringbare zark aan uw vriendelijk gelaat onttrekken, - doch mijn graf zult gij beschijnen: hij doet het reeds; - en mogelijk is het viooltje al gezaaid, in welks bedaaude blaadjes gij u spiegelen zult, als het bloeit op mijne assche!’

Ik stortte een mismoedigen traan over de vergankelijkheid van alles. Ik vroeg, maar niemand antwoordde mij; ‘Zal ook over mij, als ik lang afwezig ben, en het gebied der vergetenheid bewoon, eene gevoelige ziel nog eens wenen? Zeker ja, zoo lang mijne Eufrozyne mij overleeft, word ik niet vergeten. Mogelijk ziet zij nu op haar kamer naar de stille Maan, die boven de verdonkerende gebouwen oprijst; ziet haar aan, terwijl ik haar aanzie, en gevoelt een zekere vriendschappelijke vereeniging in deze gelijke werkzaamheid.’ - Deze laatste gedachte gaf eene zekere vertroostende wending aan mijne droevige ziel. Met die denkbeelden ging ik ter rust, en ik droomde, dat ik op uw graf dwaalde, en onvergetelijke smerten gevoelde. - Nog dezen morgen kwelde mij die droom, en ik merk dat een te groot toegeeven in gevoeligheid, ons eindelijk harsenschimmen, voor waarheid zou doen aan-

[pagina 272]
[p. 272]

nemen. - Nu zijn weder alle mijne droevige denkbeelden verdwenen en ik ben gelukkig. Mijn schaarsvoorziene inktkoker roept mij dezen te eindigen; de laatste letters zijn naauwlijks leesbaar, en het moet toch geheel een veldbrief zijn. Vaarwel. Uwe

 

Emilia.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken