Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een verloving (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een verloving
Afbeelding van Een verlovingToon afbeelding van titelpagina van Een verloving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (9.83 MB)

ebook (3.14 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een verloving

(1903)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 166]
[p. 166]

Na-broodje.

Er was vergadering geweest van ‘Concordia’. Jaap en Kees hadden gevochten om de eer, het na-broodje bij zich aan huis te hebben, welken strijd Jaap had gewonnen, omdat hij in 't bezit der grootste kamer was.

Klop, het studenten-factotum, had alles in orde gebracht. De tafel glansde van linnen, en glinsterde van zilver en glas, de lichten waren ontstoken, de stoelen stonden wachtend de twaalf, die er aanstonds op plaats-nemen zouden. Klop stond achter de over-gordijnen, voor een der drie ramen, naar buiten te kijken, totdat hij het luidruchtige troepje zag naderen. Toen ging hij op zijn plaats, naast den rieten standaard, in het portaal, tot het in ontvangst nemen der overjassen en hoeden.

De voordeur sloeg open, en de trap-bestorming ving aan.

Kees was de eerste, die in de kamer vloog, met den roep:

[pagina 167]
[p. 167]

- Pas op, als 't nou niet knapjes in orde is, hoor...

- Hier, Klop, zei Jaap, en hield twee jongelui bij de armen vast, die heeren ken je niet, hè... Deze is meneer Sneeuw... en deze is meneer de graaf d'Otreppe de Bouwette, seigneur de Marchovelette et de Wisbecq... onthouen, hoor... Lui, dit is Klop.

- Aangenaam, zei de graaf; Sneeuw was al in de kamer verdwenen.

- Maak toch wat voort, schreeuwde Brandt, die nog op de trap stond, en gaf Rosenvelt een kranigen duw in de kamer-richting.

Jaap wees de plaatsen aan, en zei, dat het zoo blijven moest, ofschoon de graaf en van den Berg elkaer met verscheurende blikken stonden aan te staren, omdat het lot hen naast elkaer had gezet.

- Vuur bij stroo past niet alzoo, waarschuwde Revers.

- Hoe noem je me, zeg? informeerde Van den Berg, dadelijk driftig.

- Kies maar uit, stond Revers hem goedig toe.

- Wat krijgen we? vroeg Sneeuw, zoo bijgenaamd om zijn roode haar, en greep gretig naar een menu. Ha, oesters... oesters...

- Ga zitten, ga zitten, commandeerde Jaap, en sloeg met de vuist op de tafel.

Men gehoorzaamde hem maar al te graag, en spoedig waren allen en pleine action.

De tongen behoefden niet meer los te raken, want ze waren het al; maar toch, de wijn be-

[pagina 168]
[p. 168]

vorderde zeer het losbreken van den anecdotenen verhalen-stroom.

Ze spraken allemaal door elkaer, met één toehoorder al ruim tevreden, en waren soms luisterend, en sprekend meteen.

Alleen Sneeuw zat rustig zijn plicht te doen, wat Rosenvelt de opmerking ontlokte:

- Kijk die daar 's leuk aan 't grazen zijn...

- De pot verwijt de ketel, meende Brandt hier van toepassing te zijn.

- Zwijg... Doen we niet allemaal ons best? ging Revers waarheid-spreken.

- Kareltje, gilde Kees over de tafel heen.

- Mijn naam! riep de graaf.

- Karel, daar ga je...

- Was dat maar waar, zei stekelig Van den Berg.

- Na ú, meneer, na ú... zei de graaf, beleefd naar hem buigend.

- Le jour de gloire est arrivé... zong Sneeuw, met een langen uithaal, en keek verliefd in zijn glas.

- O, mijn, die heeft 'm al om, fluisterde Doorman, die zelf al meer dan drie kwart gevorderd was.

Jaap ging, wel wat laat, een welkomst-rede houden; hij stamelde wat, en kon haast geen zinnen bij elkander krijgen.

Maar men zou zoo edelmoedig zijn, den onzin als toast te accepteeren, en den wil voor de daad te nemen.

- Ja, want de wil is geweldig... geweldig... betuigde Jaap.

[pagina 169]
[p. 169]

Ze dronken tegen de klippen aan, en werden hoe langer hoe rumoeriger. Klop had geen handen genoeg, om de hem voortdurend toegestoken glazen te blijven vullen.

Sneeuw zanikte en lamenteerde, dat er van de gelatine de veau truffé niet genoeg voor hem was overgebleven, en Jaap wenkte Klop, hem dan nog maar eens van de ossehaas te presenteeren, waarvan Sneeuw zich geduldig ten tweeden-male voorzag.

Speeches en liedjes wisselden elkander af, en soms waren allen lustig aan het galmen, als er een, die veel volharding had, zich, onbeluisterd, moe stond te redeneeren.

Rosenvelt wou Brandt een confidentie doen, maar raakte telkens de kluts kwijt, en hoewel Brandt hem voortdurend aanmoedigde met En toen, en toen's kwam hem het volledige feit niet ter oore.

Van den Berg en de graaf waren weer aan 't kibbelen geraakt. Ze waren allebei flink gemonteerd, en gaven elkaer in hatelijkheden niets toe.

De graaf deed openlijk Van den Berg het verwijt, dat hij dronken was, en gaf hem den welgemeenden raad, zich liever kalm te houden. Van den Berg mat hem met verachtelijke blikken, wat Klerks de beschouwing ontlokte:

- Nou, zeg, jij kreeg vast 'n maand cel te pakken, als blikken juridisch vervolgbaar waren...

- Bemoei je met je eigen zaken, grauwde Van den Berg hem toe.

De graaf gaf een amusant ofschoon dikwijls afgebroken verslag van een smoking concert, en Van

[pagina 170]
[p. 170]

den Berg, die er ook bij was geweest, zat te dampen van kwaadaardigheid, dat hij zelf niet op 't idee was gekomen, dat verhaal hier te doen.

Nu moest hij er zich mee vergenoegen, den graaf telkens met spin-nijdige opmerkingen in de rede te vallen, waar deze evenwel, tot zijn stijgende ergernis, geen acht op sloeg.

- Schei nou maar uit met dat gezwam, schreeuwde hij, toen hij 't niet meer kon uithouden. Zóó was 't niet... je weet d'r geen stom woord van, garnalen-hoofd...

- Pak aan! riep Klerks, die fel was op een standje.

- Je wordt persoonlijk, zei de graaf.

- Dat wil 'k ook, en nog persoonlijker zelfs, schreeuwde Van den Berg, wiens hoofd niet recht meer stond, en gaf den graaf een stomp tegen zijn schouder aan.

- O, ben je van die kracht, riep deze opvliegend, en smeet zijn manchetten uit, kom maar op, kerel, ik zal je wel dienen, hoor...

Klop zette de stoelen al vast een beetje uit den weg, maar 't was niet noodig; twee lui pakten den graaf stevig beet, en trokken hem achteruit, terwijl Van den Berg, op dezelfde vriendelijke wijze, in verzekerde bewaring genomen werd.

- Ik smijt je vierkant de trappen af, dreigde de machteloos-spartelende Van den Berg.

- Wacht maar, we zijn d'r nog niet.... ik zal je nog wel 's op je kop komen, schreeuwde de nu ook woedende graaf.

- Late haver gaat óok op, troostte hem Klerks.

[pagina 171]
[p. 171]

Aan weerskanten vielen de scheld-woorden als slagen.

- Nou, lui, is 't uit... kwam Jaap tusschenbeide. Geef elkaer 'n hand, direct... Wat bliksem, luisteren jullie niet?

- Laat 'm stikken, stotterde Van den Berg.

- 'k Zal 'm... dat Fransch praten... wel afleeren, nam de moedige graaf zich voor.

- Kom, gauw wat... of jullie gaan de straat op, zoo waarachtig als ik Jaap heet.

- Hij is begonnen, verdedigde zich de graaf.

- Dat liegt ie... hij heeft gezegd...

- En ik zeg, dat 't uit moet zijn... Berg, waar is je hand?

- Gaat je niet aan...

- Wees jij dan de wijste, Kareltje...

- 'n Onweer zuivert de lucht, riep Revers. Dit bleek de algemeene opinie te zijn, en vol vuur trachtte men het den strijdenden óok aan het verstand te brengen.

Jaap pakte de hand van den graaf, wat deze hem bedaardjes liet doen, en stak haar uit naar Van den Berg.

- Nou jij...

De nog steeds schreeuwende en tegen-stribbelende Van den Berg gaf zich eindelijk gewonnen, en legde een slappe hand in de grafelijke, die hem werd toegereikt.

- Je knijpt niet, kerel...

- Nou, zei Van den Berg, die plotseling edelmoedig werd, en gaf graaf's hand een pijnlijk-hartelijken druk.

[pagina 172]
[p. 172]

- Au... allemachtig... Zóó is 't goed...

Een oogenblik later zaten, met de armen door elkaer, de verzoenden broederschap te drinken.

- Vrienden zijn we... vrienden... zeurde de graaf.

- Als oli... olifanten, bevestigde Van den Berg.

Een algemeen gejuich begroette deze vertrouwelijke mededeeling, die de gretig-aanvaarde aanleiding was tot een langdurig geklink.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken