Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Angst was mijn gast (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Angst was mijn gast
Afbeelding van Angst was mijn gastToon afbeelding van titelpagina van Angst was mijn gast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (229.66 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Angst was mijn gast

(1971)–Mink van Rijsdijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

2

Ik was op weg naar Curaçao. Nog een paar uur dan zouden we landen. Wat zou ik er ontdekken? Wie vinden? Aldert vond het krankzinnig wat ik deed. ‘Je moet niet wroeten in het verleden,’ zei hij. Maar toen hij begreep dat het niet om een heksenjacht ging, maar om gevoelens van mezelf, heeft hij me op alle manieren geholpen.

Samen zochten we oude oorlogscontacten op, dat wil zeggen, hij reed me naar verschillende adressen toe, maar ging nooit mee naar binnen. Hij wachtte altijd in de auto. Toen ik hem zei dat hij me toch ook wel alleen kon laten gaan, zei hij: ‘Ik sta niet achter je plannen, wel achter jou. Het zoeken van Marina vind ik een nutteloze zelfkastijding. Ik doe er niet aan mee, maar ik wil er wel zijn als je me nodig hebt.’

‘Dat is natuurlijk erg lief van je, maar je kunt me toch ook thuis op vangen?’ meende ik, want de vele uren die hij me rondreed en op me wachtte, beklemden me toch nogal.

‘Ben je nu zo de kijk op jezelf kwijt, dat je niet beseft hoe dit hele gedoe je afmat en enerveert? Je bent na ieder gesprek zo gespannen dat ik je gewoon niet achter het stuur vertrouw.’

Veel van de mensen met wie ik praatte, had ik sinds de bevrijding niet meer gezien. Het waren wonderlijke ontmoetingen. De lui waar je toen veel contact mee had, soms dagen achter elkaar mee samen was, waren vreemden geworden. Er waren alleen herinneringen. Zodra je over de bezetting begon te praten, vielen de

[pagina 12]
[p. 12]

jaren weg. Het merkwaardige was wel dat eigenlijk voor iedereen Marina een probleem was gebleven. Langzaamaan kreeg ik wat draden in handen. Het beginpunt lag op dolle Dinsdag, die chaotische dag in september 1944. Toen, bij die hysterische uittocht van vluchtende mensen, had Marina ook ons land verlaten, richting Duitsland.

Er was maar één vrouw, een oudkoerierster, die reageerde zoals Aldert deed. Zij vond dat ik Marina, waar ze ook mocht zijn, met rust moest laten, dat ik vergeten en vergeven moest.

Maar daar ging het helemaal niet om. Moest ik Marina tweehonderd doden vergeven, ook al zijn daar familieleden en vrienden bij? Moest ik haar na vijfentwintig jaar nog laten berechten? Ik? Terwijl ik vreesde dat ik een van de oorzaken was die haar - o zeker onbewust, maar toch - wakker maakte voor de vernieling van haar goede krachten, zodat wie weet wat vrij kwam? Ik wilde geen vergelding, geen straf. Wat is trouwens de straf voor zoveel doden? Weten wilde ik, zeker weten wat haar bezield had en waarom. Het inzicht in haar motieven moest de sleutel zijn om mijn angst kwijt te raken. Natuurlijk was het niet zo dat ik sinds de bevrijding als een bange, zielige muis had geleefd, maar hoe meer ik praatte met mensen van toen, hoe meer ik me bewust werd dat ik met die onverteerde rest oorlog - Marina - niet door wilde leven.

Tenslotte vond ik ook de moed naar haar vader en stiefmoeder te gaan.

Ze ontvingen me stijfjes, wat me niet verwonderde. Ik wist toen nog niet dat Marina na veel omzwervingen op Curaçao terecht gekomen was.

De blauwe ogen van de oude man, nog helder en bikkelhard, lieten de mijne geen moment los terwijl ik hen op de hoogte bracht van mijn plannen. Ook niet toen hij zei: ‘Wat u wilt is volstrekt zinloos. Marina is dood, al tien jaar.’

[pagina 13]
[p. 13]

Ik wist dat hij loog.

‘Mijn inlichtingen zijn anders. Drie jaar geleden zat ze nog in Argentinië.’

Even schrok hij, maar gaf niet toe. Ik wilde niet vechten met een oude man, te meer omdat ik wel begreep dat zijn verdriet om Marina van een grotere orde was dan het mijne. Praten met deze mensen kwam me ineens onkies voor. Bij het afscheid zei hij: ‘Stel nou even -’ hij aarzelde bij het afmaken van de zin, zijn ogen werden voor een ogenblik iets minder zeker - ‘stel nou eens dat ze nog leeft? Wat dan nog?’

Hij werd driftig. Ik zag het bloed in zijn halsslagader kloppen. Alsof hij zich beheerste mij geen stomp te geven, zo klemden zijn handen zich samen. Als ik man was geweest, had hij me op dat moment stellig bij de kraag gepakt en de deur uitgewerkt. Onze tegenstrijdige belangen om Marina maakten dat hij me verafschuwde. Toen zei hij hooghartig: ‘Wat dan nog - als ze zou leven? Ze is nooit veroordeeld, haar verraad is nooit bewezen, dat weet u.’

Zijn bluf imponeerde me en maakte me tegelijkertijd razend.

Ik had hem aanvankelijk willen sparen, omdat hij haar vader was en oud, maar nu hij mij met zijn kille, autoritaire stem wilde kwetsen door de waarheid te verdraaien, sloeg dat bij mij over. Waarom zou ik de man sparen? Hij wist net zo goed als ik dat Marina's verraad wel was bewezen en dat er beslist nog een rechtszaak van zou komen als zij opgespoord werd. Haar misdaden waren te zwaar geweest om te kunnen verjaren. Daarom moest ze illegaal blijven leven tot haar dood of tot ze toch nog berecht werd.

Zijn gelieg maakte me hels. Zijn vrouw had tijdens het hele bezoek niets gezegd. Voelde ze dat ik daar bij die voordeur op het punt stond haar man te kwetsen? Ze merkte zachtjes op: ‘Wij kunnen u echt niet helpen. U bent aan het verkeerde adres.’ Het klonk niet

[pagina 14]
[p. 14]

onvriendelijk. Ze keek me bezwerend aan, pleitend voor de man die ze lief had. Ze wilde hem beschermen tegen mij. Ze won. Verder praten had geen zin.

Ik was inderdaad aan het verkeerde adres. Natuurlijk wisten die twee oude mensen dat hun dochter nog steeds vogelvrij was. Alleen - ze konden het hardop vaststellen hiervan niet meer verdragen. Het was goed, dat haar ogen me dat seinden.

Kort na dit bezoek hoorde ik dat ze op Curaçao zou zitten. Wat ze er deed, hoe haar adres was, kwam ik niet te weten.

Toen ik Aldert vertelde dat ik er heen wilde, heeft hij zich erg verzet tegen mijn plan. Even heb ik geaarzeld, vooral toen hij pertinent weigerde mee te gaan. Later begreep ik dat het veel beter was als ik alleen ging. Het was mijn zaak, die ik zelf moest afwerken. Zelf en alleen.

Aldert werkt bij de K.L.M., zodoende was het dure ticket geen probleem. Hij zorgde dat alles werd geregeld. Via een relatie van hem zorgde hij er verder nog voor dat ik mijn intrek zou kunnen nemen in een vakantie-bungalow aan het Schottegat.

Ik heb beloofd in geen geval langer weg te blijven dan een maand. Ik ging naar een stukje koninkrijk ver van Nederland vandaan, een eiland van vijfenzestig kilometer lang en zestien kilometer breed. Kon een mens daar ondergedoken leven?

Op de bodem van mijn koffer lagen twee foto's van Marina, dezelfde die in de kamer van haar ouders hingen. Ik kreeg ze van het bureau oorlogsdocumentatie. Foto's uit 1944. Ze was toen jong, net als ik. Hebben de jaren ons zoveel geleerd dat we elkaar iets te zeggen hebben?

Het was bijna middernacht toen Curaçao als een verjaarstaart met duizend kaarsjes onder me lag.

De wielen van het landingsgestel raakten schokkend de grond.

[pagina 15]
[p. 15]

Paniek overviel me. Wat was ik begonnen.

De radio werd weer aangezet. All you need is love. Het klonk als een psalm. Iedereen haastte zich naar de uitgang. Iedereen ging naar iemand toe, ik niet. Op mij wachtte niemand.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk