Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Angst was mijn gast (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Angst was mijn gast
Afbeelding van Angst was mijn gastToon afbeelding van titelpagina van Angst was mijn gast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (229.66 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Angst was mijn gast

(1971)–Mink van Rijsdijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

4

Bovenop fort Nassau keek ik neer op Willemstad. Een grote tanker koerste de haven binnen. De brug schoof langzaam open, met een wijde zwaai, als in een hoofs welkom. Nu is de brug fout, wist ik. In een paar dagen was ik al zo ingeburgerd op het eiland dat de Emmabrug geen geheimen meer voor me had. Hij is uniek op de wereld, gebouwd op bootjes, trait d'union van de twee stadswijken Punda en Otrabanda.

De eerste keer dat ik er over liep en voelde hoe het wegdek onder mijn voeten golfde, schrok ik. Een deinende brug, hoe kon dat. Maar de mensen om me heen schenen het niet te merken en de auto's reden rustig door. De tweede keer dat ik de brug over wilde, had ik moed verzameld met de auto de stad in te gaan. Vlot ging het niet, zeker een half uur stond ik voor een rood stoplicht. Tenslotte stapte ik uit en vroeg aan de automobilist voor me of er iets bijzonders was gebeurd. ‘De brug is fout,’ antwoordde hij.

‘Gunst ja,’ zei ik onnozel, ‘ik dacht gisteren al dat hij een beetje schommelde. Is het ernstig?’

De man lachte me vriendelijk uit, zette zijn zonnebril af en vroeg plagerig: ‘Hoeveel uur bent u al op het eiland? Fout betekent dat de brug open is en dat we geduld moeten hebben. Kijk, daar komt de schuldige al aan.’ Hij wees naar een marinejager, die binnenvoer. Hij leerde me ook dat je op kon bellen om te horen of de brug goed of fout was. ‘Maar u kunt ook omrijden, u hoeft niet beslist te wachten. Als u soms een gids nodig hebt; a pleasure.’

[pagina 23]
[p. 23]

Gelukkig hoefde ik op de uitnodiging niet in te gaan, want het licht sprong naar groen. Later kwam ik hem nogeens tegen en we zwaaiden naar elkaar als oude kennissen. Iedereen kent iedereen, had Moniek toch ook gezegd.

Het gaf me een prettig gevoel dat ik zelf ontdekt had hoe Punda te bereiken als de brug fout was.

Ik keek neer op de duizenden daken van de stad. Zou Marina daar nu ergens zijn? Wat zou ze doen, hoe zou ze leven, wat denken?

De rose, gele en andere pasteltinten van de huizen deden op dit uur van de dag aan vrolijke snoepjes denken. Huizen van tumtum als uit een nog te schrijven sprookje. De oude kanonnen op het fort waren, zelfs in vernagelde toestand, lang zo vrolijk niet.

Zelfs nu in hun ornamentale functie, hadden ze hun grimmigheid van weleer niet verloren.

Eens hadden ze gebulderd, angst, pijn en dood van zich laten uitgaan door middel van de grote kogels, waarvan er nog enkele te kijk lagen.

De man achter dat kanon - of was het nog een jongen geweest? - wat had hij gevoeld? Haat of angst?

Ik dronk de slechte, lauwe koffie, rookte een sigaret, tuurde door een verrekijker. Langzaam liet ik hem over water, huizen en de opzij gevaren brug glijden. Ineens zag ik niets meer, mijn ogen geleid door de sterke lenzen, werden gevangen in een grijze wolk. De afvoerwalm van de Shell.

Ik liet de kijker wat zakken, overzag het enorme complex. Pijpen, overal pijpen, tanks, de eeuwige vlam, walm, vette viezigheid, stank. Ja zelfs de stank leek zichtbaar. De avond daarvoor had ik op de porche de Shell geroken, mijn keel was er onaangenaam door geprikkeld.

Curaçao, dacht ik, hoe was je vroeger, toen je nog niet stonk? Toen de olie je nog niet verpest had,

[pagina 24]
[p. 24]

letterlijk en figuurlijk?

Hoe rook je toen? Ik keek naar de berg in de verte. Kaal, grauw en eindeloos droefgeestig was hij, ontluisterd vooral. Eens groeiden er bomen op. Bomen - ai - hout - ai - verfstoffen - ai - geld. Zo was dat gegaan. Geld stinkt soms even gemeen als afvoer van olieprodukten.

Ben ik geen eeuwen te laat? vroeg ik me af. Ik had dit eiland moeten zien toen het nog geen dorst had, toen er nog bomen op de berg stonden, wier wortels het water vasthielden.

Ik had hier moeten zijn voordat de pionierende avonturiers uit de lage landen kwamen met grote bijlen in hun hand en cijfertjes in hun kop. Hoog die bijl, weer een boom. Wisten zij veel dat de grond dood zou bloeden zonder wortels. En als ze het geweten hadden? Wat is belangrijker dan een volle beurs? Een lege grond? Ach kom - na ons de zondvloed. En de regens die vruchtbaarheid konden brengen, rolden als huilbuien langs de wanden. Allemaal vergeefse tranen, zoals er zoveel vergoten zijn overal op de wereld, maar nergens meer dan hier. Tranen van mensen en van de natuur, door domme schepselen veroorzaakt. De duizenden cactussen van het eiland heffen nog steeds in een fel protest hun armen naar de hemel.

 

Met niemand had ik nog gepraat over het doel van mijn verblijf hier.

Max en Moniek van Lennep, die ik inmiddels tutoyeerde - ik moest wel -, ontliep ik zoveel mogelijk. Max scharrelde weer wat rond met zijn gekneusde voet. Eigenlijk was het een aantrekkelijke man, wat filmisch met zijn dikke, wit-grijze kuif en zijn donkere ogen. Hij gedroeg zich charmant en speels, maar er was iets ondefinieerbaars aan hem, dat me tegen stond. Bovendien ergerde me zijn patriarchale houding ten opzichte van Moniek. Hij mocht dan veel ouder zijn, ze

[pagina 25]
[p. 25]

was toch zijn vrouw en geen kind dat nog opgevoed moest worden.

Omdat ik het gevoel had dat ik mijn aanwezigheid verklaren moest, deed ik alsof ik journaliste was en een reisverslag moest maken.

Uitgebreid vertelde ik hun dat ik in het kinderhuis Casa Cuna was geweest. Het kostte me geen moeite daar opgetogen over te doen.

Het dagverblijf van kinderen wier moeders werkten, had inderdaad indruk op me gemaakt. De kleuters en babies varieerden van huidskleur in alle schakeringen van diepzwart naar bijna blank die je je maar bedenken kunt. Ze lieten zich fotograferen alsof ze beroepsmodellen waren, trokken gelegenheidssmoeltjes en scholden me ondertussen gierend van het lachen voor macamba uit.

Het meegebrachte snoep was snel verdwenen. ‘Macamba - macamba.’

‘Kleine aapjes,’ vergoelijkte Max, ‘weten zij veel.’ ‘Ben je ook bij de buren van Casa Cuna geweest?’ vroeg hij verder.

Dat was ik, maar ik had het niet willen vertellen. Naast het kinderhuis is namelijk het Zeemanshuis van het Leger des Heils.

Omdat ik wist dat het Leger een eigen opsporingsdienst heeft, was ik erheen gegaan. Mijn bezoek daar had me erg verrast. Wat had ik verwacht? Een duffe toestand met bijbelteksten aan de muur? De werkelijkheid was een modern geoutilleerd gebouw, vrolijk met vlaggen versierde ruimten en overal bloemen. Een welvoorziene leestafel, een winkel waar van alles te koop was, van postzegels tot filmtoestellen toe.

Je kon er biljarten en mediteren.

Een dikke kleurlinge dweilde de vloer, ondertussen ijl zingend tegen het menuet van Boccarini in dat uit de radio klonk. Naast de toonbank hing een pamflet, waarop met grote letters stond: GEZOCHT.

[pagina 26]
[p. 26]

Daaronder waren drie foto's afgedrukt Een meisje van veertien jaar en twee mannen. Zij werden dus gezocht. Het gaf me een vreemde sensatie.

Ergens waren mensen vol zorg over dit kind, over deze mannen, die zomaar weg waren. Weg - net als Marina. Met de beheerder had ik over haar willen praten. Hij kende het eiland beter dan wie ook, hij had ervaring met mensen die verdwijnen wilden uit de maatschappij. Maar toen ik hem ontmoette, veranderde ik van plan. Het leek me onkies, deze bleke, dodelijk vermoeide man met mijn problemen lastig te vallen. Hij zag er uitgeblust en verdrietig uit, was de opstand van 1969 niet te boven gekomen. Misschien was hij vroeger wel het type geweest van de vriendelijke heilsoldaat met blijde ogen en een goed woord voor iedereen. Nu was hij een teleurgesteld mens met een maagzweer en veel zorgen voor de toekomst. Moe en lusteloos zag hij er uit, een levende dissonant in de fleurige omgeving. ‘Ik vroeg,’ had Max herhaald, ‘of je bij de buren van het kinderhuis bent geweest. Waar zit je met je gedachten?’

‘Ik zit met mijn gedachten bij de buren van het kinderhuis, waar ik inderdaad geweest ben. Nog meer weten? Het is geen geheim hoor, ik dronk er iets koels en kocht er ansichtkaarten. Niet dat het je iets aangaat, maar je mag het allemaal best weten,’ snoefde ik.

‘Mens, doe niet zo snibbig. Als je er niet geweest was, zou ik het je aangeraden hebben. Er is zo weinig interessants om over te schrijven hier, je kunt toch niet blijven leuteren over lieve, zwarte kindertjes en cactussen.’

‘Zo zie je maar weer hoe uitstekend ik mijn weg hier weet te vinden.’

‘Padvinder,’ spotte hij, ‘spoorzoeker.’

Hij moest eens weten hoe dicht hij met die opmerking bij de waarheid was, peinsde ik, nog steeds kijkend naar de Emmabrug, die de tanker vrij baan had ge-

[pagina 27]
[p. 27]

geven en daarna langzaam dichtzwenkte.

Ik herlas de lieve brief van Aldert. Nadat hij me op Schiphol had weggebracht, verontrustte mijn reis hem plotseling erg. In een impuls had hij daarna Max van Lennep opgebeld.

Hij schreef verder: Ik kon de gedachte aan je volstrekte eenzaamheid niet verdragen. Daarom deed ik een beroep op hem. Misschien was het mijn geweten? Had ik toch met je mee moeten gaan?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk