Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Angst was mijn gast (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Angst was mijn gast
Afbeelding van Angst was mijn gastToon afbeelding van titelpagina van Angst was mijn gast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (229.66 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Angst was mijn gast

(1971)–Mink van Rijsdijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

5

De kerkdienst die eerste zondag was een belevenis. ‘We zijn allemaal Abeltjes, allemaal ruige Kaïns,’ constateerde de dominee, een nog jonge, blonde reus, met een zachte, muzikale stem. Het was een gedachte die me niet verliet en aannemelijker dan de herinnering die de lagere school aan deze mensen bij me had achtergelaten.

In het kerkje zaten praktisch alleen jonge mensen, een heel kleine groep van mijn eigen leeftijd, verder veel kinderen. De sfeer was geanimeerd, bijna zou ik het gezellig noemen, maar misschien kwam dat ook wel door de fleurige zomerkleren.

Na afloop van de dienst dronk men gemeenschappelijk koffie. Iedereen praatte met iedereen, wat me geen buitengesloten gevoel gaf, want behalve de dominee kwamen veel van hen ook met mij een praatje maken. Moniek was er ook, druk in de weer met koffie rond brengen.

‘Zie je wel,’ fluisterde ze me toe, ‘hoe hot de gemeente is op een nieuw gezicht. Je bent helemaal in. Iedereen komt even aan je snuffelen. Voor je weggaat, heb je stapels uitnodigingen, let maar op. Maar...’ ze stak kinderlijk haar tong uit, ‘wij hebben lekker de primeur.’ De gemeente bestond voornamelijk uit Hollanders. Ik zag maar een paar licht gekleurde en twee zwarte mensen. Met een ervan maakte ik kennis. Hij heette Yose. Zijn achternaam verstond ik niet en toen ik er naar vroeg, zei hij: ‘Zegt u maar Yose, mevrouw, dat doet iedereen.’

[pagina 29]
[p. 29]

Hij was veel ouder dan ik, zijn haar was bijna wit, zijn huid diep zwart. Yose was geen vrolijke neger, al zou je dat bij zijn zware postuur en zijn ronde hoofd misschien verwachten. Hij had iets ingetogens, zijn ogen stonden ernstig. Zijn handen waren niet mollig, maar hard en benig.

‘Had u een gezegende dienst, mevrouw?’ vroeg hij wat plechtig.

‘O ja,’ antwoordde ik, ‘u ook?’

‘Iedere zondag vind ik God hier. Onze dominee is een man met vele gaven. Door zijn woorden kan ik zien.’ ‘Wat ziet u dan?’

‘Mijn gebroken bestaan. Maar’ - en zijn ogen glansden even op uit hun ernst - ‘maar ook het beloofde land. Daar gaan we heen, mevrouw.’

Nog nooit had een vreemde me zo spontaan iets van zijn innerlijk laten zien. Hij praatte nog wat na over de preek, zo nu en dan zoekend naar woorden in een wonderlijke mengeling van plechtigheid en kinderlijkheid.

Yose vertelde me verder dat hij chauffeur was op een a.c. busje, een vaste stadsroute reed en zijn werk met veel plezier deed.

‘Ik rijd eens een hele ochtend met u mee in uw bus, kan dat?’ vroeg ik.

‘Dat is heel goed, mevrouw.’

Zo'n rit leek me een goede gelegenheid rond te kijken. Als een ander achter het stuur zat, kon ik beter op de mensen letten. Misschien zou ik plotseling ergens het gezicht zien, dat ik zocht.

Die avond zat ik voor de eerste keer niet op de porche, maar binnen. Op de tafel voor me legde ik de foto van Marina. Gelukkig was het een matte af druk, zodat ik er op tekenen kon. Op de foto zelf was geen lijn of rimpel te zien, vroeger maakte men bij voorkeur van ieder portret een gladgestreken poppegezicht. Maar ik herinnerde me de vage aanzet van de lijnen

[pagina 30]
[p. 30]

rondom haar mond goed. Voorzichtig trok ik met een potlood rimpels naast en boven haar mond. Zou ze ook kraaienpootjes hebben gekregen? Ze lachte altijd zo weinig. Of ontstonden die niet door lachen? Eigenlijk wist ik dat niet. Ik dacht terug aan het gezicht van haar vader. Ja - ze had toch veel van zijn trekken. Op het moment dat ik met de kringen onder de ogen begon, ging de telefoon. Meestal was het voor de familie van Netten. Nu niet.

‘Met mevrouw van Lier, spreekt u. Wij hebben elkaar vanmorgen tijdens de kerkkoffie ontmoet, herinnert u zich?’

‘Even denken - blauwe jurk - klopt dat?’

‘Juist, prima. Mijn man en ik geven beiden les op het Stuyvesant College. Ik geschiedenis. We zitten nu middenin de periode 40-45. Nauwelijks één kind heeft benul over de achtergronden van de oorlogsjaren. Daarom wilde ik eens iets experimenteels doen. Een nieuw gezicht doet hier altijd wonderen. Zoudt u me willen helpen?’

Terwijl ze haar plan verder uitlegde, hoorde ik voetstappen op de porche.

‘Een momentje,’ onderbrak ik, ‘ik brand mijn vinger, even een asbak pakken,’ improviseerde ik. Wat lieg ik toch vlot, schoot het door me heen, toen ik de foto weggriste en achter een boekenrij duwde.

Inwendig foeterde ik over het ongemak dat iedereen altijd maar zo plompverloren bij je binnen stapte. Geef mij maar een Hollandse voordeur met een bel. Vlug maakte ik het gesprek af met de belofte dat ik zou komen om samen een plan te maken.

Het verbaasde me niet dat Max en Moniek binnenkwamen, maar het irriteerde me wel. Konden ze me dan nooit met rust laten?

‘Dat maakt maar afspraakjes,’ probeerde Max.

Hij hief waarschuwend een vinger op. ‘Je kijkt er zo betrapt bij alsof het een heel stout rendez-vous is.’

[pagina 31]
[p. 31]

‘Dem Reinen, lieber Max, ist alles rein.’

Moniek floot tussen haar tanden, trok een grimas, wierp haar man een kushand toe. ‘Soms lieve schat, ben je zo nieuwsgierig als een oud wijf, echt het staat je niet.’

Later, toen ze weg waren, deed ik de deuren op slot en werkte ik verder aan de foto. Na een goed half uur had ik van het meisje Marina een vrouw van ruim veertig gemaakt. Maar of het klopte? En wat moest ik met het haar? Zou ze grijs zijn geworden? Misschien had ze het geverfd. Vertwijfeld vroeg ik me af of ik ooit iets aan de foto zou hebben. Onrust overviel me. Stel dat ik haar vond, hoe zou ik ooit werkelijk met haar kunnen praten?

Ik liep nog een eindje om. Het was heel stil buiten. Hier en daar blafte een hond, verder was er alleen het zoemende geluid van de airco's. Koele kamers waren heerlijk, zeker om in te slapen, maar het eeuwige geluid van de draaiende motoren werkte vaak op mijn zenuwen.

Toen ik die nacht door de straten liep, kwam het gezoem me tegennatuurlijk voor, bijna vijandig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk