Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Angst was mijn gast (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Angst was mijn gast
Afbeelding van Angst was mijn gastToon afbeelding van titelpagina van Angst was mijn gast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (229.66 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Angst was mijn gast

(1971)–Mink van Rijsdijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 133]
[p. 133]

22

Wat verdwaasd stapte ik op Bonaire uit het vliegtuig, opnieuw onbekend terrein betredend, net als een paar weken geleden op Curaçao, waar alles vreemd voor me geweest was. Hoe vlug was alles gegaan, hoe snel was ik daar ingeburgerd.

Mijn vertrek naar het kleine eiland Bonaire was overhaast geregeld. Yose had erop gestaan dat ik weg zou gaan. Van het moment af dat ik thuis het besluit genomen had naar de West te gaan om Marina te zoeken tot vlak voor de reis naar Bonaire was ik gefixeerd geweest op de ontmoeting met haar. Toch kwam de mededeling van Yose dat hij haar gevonden had, wist waar ze woonde en werkte, zo onverwachts, zo absoluut als een verrassing, dat het leek alsof ik er nooit werkelijk op gerekend had haar te ontmoeten.

‘Yose, Yose,’ had ik half huilend gestameld, ‘het is niet te geloven. Wanneer kan ik naar haar toe? Weet ze dat ik haar zoek?’

‘Niet zoveel vragen tegelijk, mi doeshi. Luister goed naar je oude vriend. Op dit moment is het beslist onmogelijk dat je met haar gaat praten. Het is gevaarlijk. Ze staat niet alleen, er zijn mensen die haar helpen, ik weet niet wie dat zijn, wel dat ze haar tot elke prijs willen beschermen.’

Verbijsterd had ik hem aangekeken. Dit was niet mogelijk. Dit was gewoon onbestaanbaar. Wie zou Marina willen helpen? Wie zou haar kunnen helpen? Wie zou wat ze gedaan had willen verdoezelen, haar verraad willen dekken? Dat kon toch niet waar zijn.

[pagina 134]
[p. 134]

‘Hanna, je vertrouwt me toch? Laat het nu even aan mij over. Je moet weggaan van het eiland. Ga een week naar Aruba of naar Bonaire. Ga in ieder geval weg.’

‘Maar waarom in vredesnaam, waarom? Nu zou alles eindelijk afgerond kunnen worden, nu zou ik dan na al die jaren rust kunnen krijgen, weer naar mijn man kunnen gaan. En nu moet ik weg? En jou voor de rest laten opdraaien? Ik pieker er niet over.’

Hij knikte ernstig, nam een lange haal aan zijn sigaret, inhaleerde diep, knikte toen nog eens en zei overredend: ‘Heus, het is beter dat je weggaat. Men is op de hoogte van het doel van je zijn hier. Marina weet het ook. Je moet hen op een dwaalspoor brengen, suggereren dat je het zoeken moe bent.

Het moet lijken alsof je ermee kapt en dat je zin hebt in een reisje buiten Curaçao voordat je weer naar Holland vertrekt.’

‘Zeg me nou eindelijk wat er precies gebeurd is,’ pleitte ik.

Toen vertelde hij dat Otto en hij opgebeld waren door iemand die zich niet bekend wilde maken. Zowel Otto als Yose werd aangeraden zich niet langer te bemoeien met zaken die hen niet aangingen.

‘De stem van de boodschapper was erg dreigend, toen hij zei dat het noodlottig zou aflopen als ik niet luisterde naar de opdracht. Ik ben niet bang voor mezelf, wel voor jou. Op Bonaire of Aruba ben je safe. Ze zullen je niet nareizen, het gaat hen helemaal niet om jou, alleen om de vrijheid en de veiligheid van Marina, dat is duidelijk.’

Dat het zo zou lopen, had ik nooit gedacht. Ten eerste had ik er nooit bij stil gestaan, dat Marina bondgenoten zou kunnen hebben, maar bovendien waren mijn intenties op verzoening gericht, op wederzijds begrip en zeker niet op een proces.

Ik begreep echter ook wel, dat nu men wist dat ik haar

[pagina 135]
[p. 135]

op het spoor was er geen enkel vertrouwen in mijn motieven bestond.

Misschien had Yose wel gelijk, misschien was het inderdaad beter dat ik wegging, dan kon er een zekere ontspanning ontstaan.

‘Je gaat een week weg,’ praatte hij verder. ‘De eerste dagen doe ik niets, ik zal opvallend niets doen, alleen braaf met mijn bus rijden, zodat iedereen gelooft dat het gaat zoals zij dat willen. Maar op de dag dat jij terugkomt, ga ik naar haar toe en zal ik een ontmoeting arrangeren. Ik zal haar bezweren dat je het goede met haar voor hebt.’

Zo was het afgesproken. Na dit gesprek hadden Yose en ik elkaar niet meer gezien. Dat leek ons beter. Otto had ik opgebeld, met een half woord begreep hij wat de bedoeling was. Hij had me beloofd niets te ondernemen, geen contact met Yose te zoeken.

Toen ik Max vertelde dat ik nu wel genoeg van zijn doeshi Corsow had gezien en graag voor mijn vertrek naar Holland nog ergens anders in de Antillen wilde neuzen, kwam hij al gauw met folders aan. Het kleine Bonaire leek me aantrekkelijker dan Aruba met zijn veel grotere, internationale, luxe hotels.

Voor het eerst had ik werkelijk profijt van mijn beschermheer. Hij was zo goed op de hoogte van allerlei mogelijkheden. Hij huurde telefonisch een kleine bungalow voor me, regelde mijn vliegticket en zorgde dat er op het uur van mijn aankomst een autootje zou staan. ‘Zonder eigen vervoer kun je er niets beginnen. Wat zul je er genieten. Bonaire is echt een oord voor jou, het is er zo prachtig, overal idyllische weggetjes, waar je uren kunt rijden zonder iemand tegen te komen.’

‘Zijn er ook winkels?’ informeerde ik. ‘Hoe kom ik aan eten?’

‘In Kralendijk, het hoofdstadje, is een supermarkt, werkelijk een heel goede, verder zijn er een paar restaurants, en als je wilt, kun je er zelfs Chinees eten.’

[pagina 136]
[p. 136]

Alsof het echt om een extra vakantie ging inplaats van om een vlucht, noteerde ik zijn suggesties.

Moniek en hij brachten me 's morgens in de vroegte naar Hato. We dronken daar eerst nog gezellig koffie en alles leek vredig en goed, Max en ik harrewarden zelfs niet, wat nog niet veel vaker was voorgekomen. Vrolijk namen we afscheid, maar toen ik tenslotte in het vliegtuig zat en ik me voor niemand meer anders hoefde te gedragen dan ik me voelde, viel de eenzaamheid beklemmend op me. Het leek weer oorlog, ik moest weer onderduiken.

O zeker, er zou een auto staan, ik zou de heerlijkste dingen kunnen eten, de mooiste dingen kunnen zien, ik zou kunnen gaan en staan waar ik wilde, maar de onvrijwilligheid die erachter stak, maakte dat ik me desolaat en opstandig voelde.

Al was het maar een kwartiertje vliegen, toch kwam er een mooi, zwart stewardessje met sinaasappelsap rond. Ze wees me enthousiast op de kustlijn van Curaçao en kwam me waarschuwen toen Bonaire in zicht was. Haar vriendelijkheid leidde me af, ik kon in haar aanwezigheid niet zielig gaan doen en dat was goed. Ik moest niet toegeven aan teleurstelling. Per slot van rekening was er nog niets verloren en kon ik alles voorlopig aan Yose overlaten. Hij zou het allemaal goed regelen, daar kon ik op vertrouwen. De week die voor me lag, moest ik gebruiken om me voor te bereiden op het gesprek met Marina.

Toen we landden, had ik het grootste gedeelte van mijn depressie overwonnen. Bonaire moest een plezierig intermezzo worden.

In de hall voor aankomende en vertrekkende reizigers kwam een al wat oudere man op me af en vroeg of ik mevrouw Lindeman was.

‘Dat dacht ik al,’ merkte hij op. ‘Mijn naam is Meyer, volgt u mij maar, dan wijs ik u even de auto die u huren kunt.’

[pagina 137]
[p. 137]

Buiten kon ik kiezen tussen een Volkswagen en een witte jeep. Het kostte me geen moeite de open jeep te kiezen.

‘U vangt er wel wat wind in, maar het is een sportief karretje,’ zei de heer Meyer waarderend.

Toen ik wegreed, realiseerde ik me dat hij een Duits accent had.

 

De bungalow was luxueus, vrolijk en gezellig, met een brede porche die op zee uitkeek. Er stonden nog meer van hetzelfde type huizen op het terrein, maar overal waren de shutters en deuren gesloten. Ik was de enige bewoner en dat vond ik wel zo prettig. Toen ik mijn koffer had uitgepakt, wat tijdschriften, appels uit Willemstad en sigaretten had uitgestald, voelde ik me helemaal thuis op mijn onderduikadres. Want van dat begrip kon ik toch niet helemaal loskomen.

Een kudde kabrieten zocht tussen de lage bolcactussen van de tuin naar wat eten.

Ik trok mijn badpak aan en ging zwemmen.

 

Waar werd ik van wakker?

Na het zwemmen, was ik in een tuinstoel die uitnodigend op de porche stond in slaap gevallen. Hoelang ik had gedut, wist ik niet, waar ik van wakker werd nog minder. Traag en loom door de zon stond ik op en omdat ik honger had, besloot ik naar Kralendijk te rijden om eterij in huis te halen. Toen ik de zaal binnen stapte, begreep ik wie mij gewekt had. Ik kon mijn ogen niet geloven. Een magere ezel stond, vredig kauwend zich aan mijn appels te goed te doen. Een ferme hoop op de vloer bewees dat hij zich helemaal thuis voelde. Even keek hij verstoord toen hij me zag, deed een paar stappen van me vandaan, vreemd schraperig gleden zijn hoeven over de tegelvloer.

‘Hi pal,’ groette ik hem, in de veronderstelling dat hij geen Hollands verstond. ‘Hi and be welcome.’

[pagina 138]
[p. 138]

Zijn oren bewoog hij langzaam naar achteren, zichtbaar bewijzend dat hij me toch niet vertrouwde, al had ik hem zo hartelijk verwelkomd. In traag tempo maalde hij ondertussen het appeltje fijn en bleef me argwanend observeren met iets van verwijt in zijn gelige ogen, net alsof ik op zijn territoor was binnengedrongen inplaats van hij op het mijne.

Het was een bespottelijke situatie, die versterkt werd door de vraag hoe ik de indringer moest verwijderen. Ik durfde niet achter hem aan te jagen, te dikwijls had ik op Curaçao ezels zien bokken of steigeren. Als hij dat hier tussen de meubeltjes zou doen, ontstond er een ravage, vreesde ik.

De appel was inmiddels op. We bleven nieuwsgierig naar elkaar kijken, allebei kennelijk op onze quivive. Toen hoorde ik buiten een kinderstem roepen: ‘Pablo - Pablo.’

Het antwoord liet niet lang op zich wachten. Mijn huisgenoot sperde zijn bek wijd open en balkte zo hartverscheurend dat ik dacht dat hij erin zou blijven.

Een zwart knulletje van een jaar of tien verscheen op de porche en ontdekte al gauw waar zijn Pablo was. Hij trok de ezel aan zijn manen naar buiten, sprong op zijn rug, maar de ezel had niet veel haast met wegkomen. Zijn kleine baas toonde geen consideratie en tracteerde hem op een paar rake schoppen.

Ik maakte de vloer schoon van het ezelssouvenir en reed nog nagrinnikend om het dwaze avontuur naar Kralendijk.

Mijn eerste aankoop was een sjaal, om mijn wapperende haren bij elkaar te houden als ik in het open jeep je reed. Daarna sloeg ik wat levensmiddelen in en racete in mijn witte karretje weer terug naar de bungalow.

Bij mijn thuiskomst ontdekte ik de kleine eigenaar van Pablo op een muurtje, dit keer zonder ezel. De jongen gooide met een verveeld gezicht steentjes naar de

[pagina 139]
[p. 139]

kudde geiten. Ik vroeg hem of hij me even wilde helpen met de doos boodschappen.

Hij knikte zonder verder commentaar en hoe ik ook probeerde hem aan de praat te krijgen, hij bleef zwijgen. Ook later toen hij op de porche een cola'tje dronk, zei hij niets. Af en toe keek hij schuw langs me heen naar binnen. Speurde hij of ik de rommel al opgeruimd had? Ik stelde hem gerust, zei dat alles allang weer schoon was. Hij sloeg zijn ogen neer en glimlachte met een scheve mond.

Ik schonk zijn glas nog eens vol, legde hem uit dat ik geen Papiaments sprak.

‘Maar,’ vervolgde ik, ‘jij bent veel knapper dan ik, want jij spreekt behalve je eigen taal ook die van mij. Ja toch?’

‘Si,’ antwoordde hij zacht, ‘dat leer ik op school.’

Langzaam kwam het gesprek toen op gang. Hij vertelde van school, van zijn grote broer die een boot had. ‘Een boot met een glazen bodem, voor de toeristen,’ legde hij uit.

En al begreep ik beslist niet wat toeristen met een glazen bodem moesten, knikte ik enthousiast. Hij had een onduidelijk verhaal over een flamingo-dokter, die hij vaak hielp en tenslotte praatten we lang over Pablo, de ezel, die hij zelf had gevangen op Westpoint toen hij daar bij zijn tante logeerde.

‘Toen ik hem ving, was hij nog wild, maar hij was nog erg jong. Nu is hij heel mak, alleen soms erg ongehoorzaam.’

‘Ik vond het niet aardig van je dat je hem zo schopte, dat moet je niet doen.’

‘Natuurlijk wel. Iedereen die ongehoorzaam is, krijgt klappen, ik ook - Pablo ook.’

‘Krijg jij veel klappen?’

‘Ik kan hard lopen,’ antwoordde hij slim.

Hij bleef de hele middag, joeg de kabrieten, die steeds bij ons kwamen, weg.

[pagina 140]
[p. 140]

‘Laat ze maar,’ stelde ik hem voor, ‘ik vind ze zo mooi om naar te kijken.’

‘Mooi? Kabrieten mooi?’ vroeg hij verbaasd. ‘Mijn broer zegt dat het krengen van beesten zijn, die het hele eiland kaal vreten.’

Ik nodigde hem uit te blijven eten, maar hij moest vissen, vertelde hij en was toen ineens verdwenen. Die avond op de porche zag ik de mooiste zonsondergang van mijn leven.

De kleur van de zee ging van goud naar zilver, de lucht werd langzaam van blauw fluweel. Het leek een voorstelling voor mij privé.

Ik zat nog buiten toen de maansikkel als een bootje gemeerd leek in een donker geheimzinnig water. Dezelfde maan als thuis, dacht ik, alleen zie ik hem hier op zijn kop, net als de Grote Beer, die ik eerst niet eens herkende in omgekeerde stand. Even later was de lucht bijna lichtblauw en wit van duizenden sterren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk