Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen (1686)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen
Afbeelding van Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangenToon afbeelding van titelpagina van Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.36 MB)

Scans (17.27 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen

(1686)–Wiete Ringers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 24]
[p. 24]

Het tweede hoofd-stuk

WAAR IN

 

De Bruidegom verhaalt eerst sijne groote weerdigheid, (1) daar na des Bruids uitstekendheid boven de Dochteren (2); ende si sijne uitnemende voortreffelijkheid boven de Soonen. (3) Si vertelt de sorge en vertroostinge des Bruidegoms nevens haar (3): spreekt de Vrienden des Bruidegoms [vroome oprechte Leeraars] aan, dat si haar, krank van lievde sijnde, versterken (5); wenscht van de Bruidegom ondersteund ende omhelsd te worden (6). De Bruidegom besweert de Dochteren Jerusalems, dat si den rust des Bruids niet steuren (7). De Bruid verheugt haar over de komste des Bruidegoms (8): verhaalt sijne vriendelijke noodinge aan haar (10); ende sijn waarschouwinge tegen de vossen (15). Geevt te kennen de onderlinge lievde tuschen haar en haaren Bruidegom (16); ende bidt om sijne komste tot haar. (17).

 

Hier sijn spreekende

BRVIDEGOM, BRVID.

[pagina 25]
[p. 25]

Bruidegom.

Sang: Psalm 116. Ik heb den Heer liev---

 
IK ben gelijk een geur'ge roose-bloom, Die liev'lijk wast in Sarons braave
 
weijen: Ik ik ben als een leli der valleijen, Die 't fijnste goud verdoovt in
 
schoonheids roem.


illustratie

[pagina 26]
[p. 26]
 
Ga naar margenoot(1) Ik ben gelijk een geur'ge roose-bloem,
 
Die liev'lijk wast in Sarons braave weijen:
 
Ik ik ben als een leli der valleijen,
 
Die 't fijnste goud verdoovt in schoonheids roem.
 
 
 
Ga naar margenoot(2) Gelijk een leli, die men deftig uit
 
Een distel-bosch het hoofd om hoog siet steeken;
 
So is 't als bi de docht'ren wordt geleeken
 
Mijn Herts-vriendin, mijn uitverkoren Bruid.

Bruid.

Sang: Geen smert en duirt des menschen ronden tijd---

 
GElijk een boom, die lekk're appels draagt, Veel beter is als duisend


illustratie

[pagina 27]
[p. 27]
 
mag're ei ---- ken; So overtreft hi, die mijn siel behaagt, De soonen; geen
 
kan sijne glans bereiken.


illustratie

 
Ga naar margenoot(3) Gelijk een boom, die lekk're appels draagt,
 
Veel beter is als duisend mag're eiken;
 
So overtreft hi, die mijn siel behaagt,
 
De soonen, geen kan sijne glans bereiken.
 
 
 
In sijne schaduw' heb ik grooten lust;Ga naar margenoot+
 
Geneug'lijk is daar onder mijne wooning:
[pagina 28]
[p. 28]
 
Sijn Vrucht, waar meed' hi mijn gehemelt kust,
 
Is soeter, als ooit suiker was of honing.
 
 
 
Ga naar margenoot(4) Hi heeft mi in het wijn-huis ingebragt,
 
En geevt mi van sijn ed'le most te drinken:
 
Hi laat sijn lievd, die 'k driemaal dierbaar acht,
 
Als sijn banier aan mi seer helder blinken.
 
 
 
Ga naar margenoot(5) Ei! schraagt gi lieden mi met flessen; beur
 
Mijn hert op, 't welk mijn Liev met min doorgrievde;
 
Versterk mi doch met soet citroene-geur;
 
Want ik ben krank van overgroote lievde.
 
 
 
Ga naar margenoot(6) Ik wensch, dat hi sijn slinker-hand liet sijn
 
Tot steunsel van mijn hoofd, en al mijn leden,
 
Sijn rechter-hand omhels' mi, dat ik vijn
 
De vol-op van sijn goedertierendheden.
[pagina 29]
[p. 29]

Bruidegom.

Sang: Jets moet ik u Laura vraagen---

 
IK besweer u, hoort mijn woorden, Sions Dochters, d' in dees' oorden
 
Bi de rheeën sijt op 't veld, Of ook bi de vlug ge hinden! Steur geen rust van
 
mijn beminde; Wacht u, dat gi haar niet quelt.


illustratie

[pagina 30]
[p. 30]
 
Ga naar margenoot(7) Ik besweer u, hoort mijn woorden,
 
Sions Dochters, d' in dees' oorden
 
Bi de rheeën sijt op 't veld,
 
Of ook bi de vlugge hinden!
 
Steur geen rust van mijn beminde;
 
Wacht u, dat gi haar niet quelt.

Bruid.

Sang: Engelsche fortuin.

 
WAt hoor ik daar! het is mijns Lievsten stem: En (Wat een luk!) daar


illustratie

[pagina 31]
[p. 31]
 
sien daar sien ik hem: Hi koomt tot mi; hem hindert kluit nog steen;
 
Hi huppelt o - - - ver de gebergten heen.


illustratie

 
Ga naar margenoot(8) Wat hoor ik daar! het is mijns Lievsten stem:
 
En (wat een luk!) daar sien daar sien ik hem:
 
Hi koomt tot mi; hem hindert kluit nog steen;
 
Hi huppelt over de gebergten heen.
 
 
 
Ga naar margenoot(9) Mijn Lievste koomt veel rasser als een rhee,
 
Of als ooit welp der snelle herten dee.
 
Sie daar, hi staat daar achter onsen muir:
 
Gewis hi waakt voor ons tot ijder uir.
[pagina 32]
[p. 32]
 
Hi kijkt hi kijkt ter venster-tral'jen uit,
 
Veel glansiger als enig bloem-rijk kruid.
 
Ga naar margenoot(10) Mijn Lievste roept mi; o! wat goedighe'en!
 
Hi seit tot mi met vriendelijke re'en:

De Bruid verhaalt de woorden des Bruidegoms.

Sang: Exultate mentes piae----

 
STaat doch op, mijn Liev! mijn schoone! Mijn Vriendin! staat op, en
 
koomt: Siet nu nu gaat sich vertoonen Beter tijd; wees niet beschroomd:


illustratie

[pagina 33]
[p. 33]
 
Siet, de stuire winter-dagen, Spits van buijen, sijn voorbi: Van de felle re-
 
gen-vlaagen Is nu 't lucht-gewelvsel vri.


illustratie

 
Staat doch op, mijn Liev! mijn Schoone!
 
Mijn Vriendin! staat op, en koomt:
 
Ga naar margenoot(11) Siet, nu nu gaat sich vertoonen
 
Beter tijd; wees niet beschrooomd:
 
Siet, de stuire winter-dagen,
 
Spits van buijen, sijn voorbi:
 
Van de felle regen-vlaagen
 
Is nu 't lucht-gewelvsel vri.
[pagina 34]
[p. 34]
 
Ga naar margenoot(12) Nu staan hier de vrakke landen
 
Schoon met bloemen opgepronkt;
 
't Hert moet u in vreugd ontbranden,
 
Siet g' hoe blier het veld toelonkt.
 
Nu genaakt een tijd van singen:
 
Hoor, hoe fleuit de nachtegaal!
 
Hoor, hoe gaat de lucht doordringen
 
's Tortel-duivjes soete taal!
 
 
 
Ga naar margenoot(13) Siet, de vruchtb're vijge-bossen
 
Brengen goene vijgjes voort,
 
Met soet geur'ge jonge troffen
 
Staat de wijn-gaard rijk geboord:
 
Overdekt met bloeisel-kroonen
 
Prijkt het swangere geboomt.
 
Staat doch op, mijn Liev! mijn Schoone!
 
Mijn Vriendin! staat op, en koomt.
[pagina 35]
[p. 35]
 
Ga naar margenoot(14) O mijn Duiv, die in de klooven
 
Van een rots verborgen sijt;
 
Die, van 't boos-doend' rot verschooven,
 
In een steilt' haar wreedheid mijdt!
 
Laat mi uwe stem doch hooren,
 
Breng uw, aanschijn-glans voor 't licht:
 
Want uw' tong behaagt mijn ooren;
 
Liev'lijk is uw' aangesicht.
 
 
 
Ga naar margenoot(15) Vangt gilieden ons de vossen;
 
Vangt beid' oud en jong gelijk;
 
Si sijn d' ed'le wijngaard-bossen
 
Uittermaaten schaadelijk.
 
Wilt dan (dat g' haar vangt) doch slooven,
 
Grijp die schuimers, vleugelt haar:
 
Want ons vruchtb're wijngaard-hoven
 
Sijn van jonge druiven swaar.
[pagina 36]
[p. 36]

Het verhaal van des Bruidegoms woorden geindigd sijnde, spreekt de Bruid aldus.

Sang: D wie so selig muß doch seijn---

 
MIjn Alderlievste is de mijn, En ik ben mijns Beminden: Hi
 
weidt daar geur ge roo --- sen sijn En leliën te vinden. Tot dat die dag,
 
die dag aanblaast, En alle schad wen vluchten: Keer om, mijn Liev! koom


illustratie

[pagina 37]
[p. 37]
 
met der haast, En schenk mi uw genuchten: Wees als een snelle snelle rhee,
 
Of als een welp der herten, Dat schijnt der winden vlucht in see Op Bethers
 
kruin te tarten.


illustratie

 
Ga naar margenoot(16) Mijn Alderlievste is de mijn',
 
En ik ben mijns Beminden:
 
Hi weidt daar geur'ge roosen sijn
 
En leliën te vinden.
 
Ga naar margenoot(17) Tot dat die dag, die dag aanblaast,
 
En alle schad'wen vluchten;
[pagina 38]
[p. 38]
 
Keer om, mijn Liev! koom met der haast,
 
En schenk mi uw' genuchten:
 
Wees als een snelle snelle rhee,
 
Of als een welp der herten,
 
Dat schijnt der winden vlucht in see
 
Op Bethers kruin te tarten.

margenoot(1)
Ik ben een roose van Saron, een lelie der dalen.
margenoot(2)
Gelijk een lelie onder de doornen, also is mijne Vriendinne onder de dochteren.

margenoot(3)
Als een appel-boom onder de boomen des wouds, so is mijn Lievste onder de soonen:
margenoot+
Ik hebbe grooten lust in sijne schaduwe, ende sit 'er [onder]: ende sijne vrucht is mijn gehemelte socte.
margenoot(4)
Hi voert mi in het wijn-huis; ende de lievde is sijne baniere over mi.
margenoot(5)
Ondersteunt gi licden mi met de fleßen; versterke mi met de appelen; want ik ben krank van lievde.
margenoot(6)
Sijne slinker band si onder mijn hoofd, ende sijne rechter-hand omhelsemi.

margenoot(7)
Ik beswere u, gi Dochteren Jerusalems, [die] bi de rheeën, ofte bi de hinden des velds sijt! dat gi die lievde niet op en wekt, nochte wakker en maakt. tot dat het [deselve] luste.

margenoot(8)
[Dat] is de stemme mijnes Lievsten; siet hem, hi komt, springende op de bergen, huppelende op de beuvelen.
margenoot(9)
Mijn Lievste is gelijk een thee, ofte een welp der herten: siet, hi staat achter onsen muir, kijkende uit de vensteren, blinkende (of glinserende als een bloeme) uit de traliën.
margenoot(10)
Mijn Lievste antwoordt, ende seit tot mi:
Staat op mijne Vriendinne! mijne Schoone! ende koomt
.

margenoot(11)
Want siet, de winter is voorbi: de plas-regen is over, hi is overgegaan.
margenoot(12)
De bloemen worden gesien in den lande, desang-tijd genaakt; ende de stemme der tortel-duive wordt gehoord in onsen lande.
margenoot(13)
De vijge-boom brengt sijne jonge vijgskens voort; ende de Wijn-stokkengeeven reuk [met haare] jonge druivkens: staat op, mijne Vriendinne! mijne Schoone! ende koomt.
margenoot(14)
Mijn Duive, sijnde in de klooven der steenrotsen, in 't verborgene eener steiler plaatse! toont miuwe gedaante, doet mi uwe stemme hooren: want uwe stemme is soete, ende uw gedaante is lievelijk.
margenoot(15)
Vangt gi lieden ons vossen, de kleine voßsen, die de wijngaarden verderven: want onse wijngaarden [hebben] jonge druivkens.

margenoot(16)
Mijn Lievste is mijn, ende ik ben sijn, die weidet onder de leliën.
margenoot(17)
Tot dat dien dag aankoomt (of aanblaast) ende de schaduwen vlieden: keer om, mijn Lievste! wordt gi gelijk een rhee, ofte een welp der herten, op de bergen van Bether.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank