Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen (1686)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen
Afbeelding van Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangenToon afbeelding van titelpagina van Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.36 MB)

Scans (17.27 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen

(1686)–Wiete Ringers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

Het sesde hoofd-stuk;

WAAR IN

 

De Dochteren Jerusalems vraagen de Bruid, waar den Bruidegom te vinden is; willende hem met haar soeken (1): Daar op antwoordt si haar (2). De Bruidegom roemt de Bruid van weegen haare schoonheid (4): hi segt; dat; schoon 'er veel Bi-wijven, en onder die sodanige, die haar swetsen Koninginnen te wesen, ende by de selve veele Maagden sijn (8); nochtans maar een eenige waare Bruid is (9): den welken als de Bi-wijven en haare Maagden beginnen te sien, verwonderd sijn over haar treffelijkheid (10). De Bruidegom segt, dat hi sijnen hov besoekt (11). Hi roept de Bruid tot sich (13).

 

Hier sijn spreekende

DOCHTEREN JERUSALEMS, BRUID, BRUIDEGOM, BI-WIJVEN met haare MAAG DEN.

[pagina 71]
[p. 71]

Dochteren Jerusalems.

Sang: Hoe leg ik hier in dees' elende---

 
WAar is (o! Schoonste van de wijven! Uw Alderlievste heen gegaan,
 
Die wi so schoon so schoon beschruven Van u straks hoorden? wijs ons aan; Waar
 
is hi, segt ons, in wat hoeken? Wi willen hem ook met u soeken.


illustratie

[pagina 72]
[p. 72]
 
Ga naar margenoot(1) Waar is (o! Schoonste van de wijven!)
 
Uw' Alderlievste heen gegaan,
 
Die wi so schoon so schoon beschrijven
 
Van u straks hoorden? wijs ons aan;
 
Waar is hi, segt ons, in wat hoeken?
 
Wi willen hem ook met u soeken.

Bruid.

Sang: Menuet.

 
MIjn Liev, die al mijn lust is en verbliën, Die is gegaan in sijn beswan-


illustratie

[pagina 73]
[p. 73]
 
gerd hov, Bi bedden met reuk-rijke speceriën: Hi weidt met vreugd in ho-
 
ven, groen van lov; Hi samelt leel'jen, die hi scheidt Van 't onkruid af:
 
hi is vol goedigheid: Mijn Liev is mijne, En ik ben sijne, Die onder geur'---
 
ge leel'jen weidt.


illustratie

 
Ga naar margenoot(2) Mijn Liev, die al mijn lust is, en verbliën,
 
Die is gegaan in sijn beswangerd hov,
[pagina 74]
[p. 74]
 
Bi bedden met reuk-rijke speceriën:
 
Hi weidt met vreugd in hoven, groen van lov,
 
Hi samelt leel'jen, die hi scheidt
 
Van 't onkruid af; hi is vol goedigheid:
 
Ga naar margenoot(3) Mijn Liev is mijne,
 
En ik ben sijne,
 
Die onder geur'ge leel'jen weidt.

Bruidegom.

Sang.

 
GI sijt seer schoon, gi sijt veel schoonder (mijn Beminde!) Als


illustratie

[pagina 75]
[p. 75]
 
Thirzâs, praalend metsel-pronk; Seer liev'lijk sijt g', in u is meer-
 
der schoon te vinden, Als in Jerusalem ooit blonk: Gi sijt verschrikk'lijk
 
als slag-ordens met standaaren, Die stout met staalen wapens staan. Wend
 
d' oogen af van mi, want uw soet-lonkend staaren Doet mijne siel geweld
 
schier aan.


illustratie

[pagina 76]
[p. 76]
 
Ga naar margenoot(4) Gi sijt seer schoon, gi sijt veel schoonder (mijn Beminde!)
 
Als Thirzâs praalend' metsel-pronk;
 
Seer liev'lijk sijt g' in u is meerder schoon te vinden,
 
Als in Jerusalem ooit blonk:
 
Gi sijt verschrikk'lijk als slag-ordens met standaaren,
 
Die stout met staalen wapens staan.
 
Ga naar margenoot(5) Wend d' oogen af van mi, want uw' soet-loakend' staaren
 
Doet mijne siel geweld schier aan.
 
 
 
Uw' sachte lokken sijn als geiten, die opraapen
 
Het jeudig gras van Gilead:
 
Ga naar margenoot(6) Uw tanden sijn gelijk een troep snik-witte schaapen,
 
Die nieuw'lijks gaan uit 't water-bad;
 
Die tweelings baaten, en niet uit haar lammers raaken:
 
Ga naar margenoot(7) Veel cierelijker als ooit waar
 
Een doorgesne'en granaat, sijn uw roos-roode kaaken,
 
Omlommerd met uw' vlechten-hair.
[pagina 77]
[p. 77]
 
Ga naar margenoot(8) Schoon tachtig Bi-wijvs sijn, en tsestig Koninginnen,
 
En daar ontelb're Maagden bi:
 
Ga naar margenoot(9) Een eenig is mijn Duiv; mijn Schoone, mijn Vriendinne,
 
Haars moeders eenige is si,
 
Haars baarsters suiv're: 't rot der Maagden sal se roemen,
 
Wanneer 't haar siet, de Bi-wijvs met,
 
En 't Koninginnendom sal haar gelukkig noemen,
 
Van veel verwond'ring gansch verset.

Bi-wijven met haare maagden.

Sang: Galiard.

 
WIe is 't, die wi daar so schoon aanschouwen? Is het niet eenpuikvan


illustratie

[pagina 78]
[p. 78]
 
alle vrouwen? Die daar uit-siet als des dag'raads lonken, Die wi als de
 
silv're maan sien pronken?


illustratie

 
Ga naar margenoot(10) Wie is 't, die wi so daar schoon aanschouwen?
 
Is het niet een puik van alle vrouwen?
 
Die daar uit siet als des dag'-raads lonken,
 
Die wi als de silv're maan sien pronken?
 
 
 
Wie sien wi soo heerelijk daar praalen,
 
Suiver als de gulden sonne-straalen?
 
Wie sien wi so wonder-deftig swieren,
 
Schrikk'lijk als slag-ordens met banieren?
[pagina 79]
[p. 79]

Bruidegom.

Sang: Fortuin helas pourquoy--

 
'k BEn tot het noten-hov, die schoone plaats, gegaan, Om aan te sien,
 
hoe dat de groene vruchten staan, De vruchten der valleij: om aan te schou-
 
wen, of De wijngaard-bosschen sijn bepronkt met blossem-lov:


illustratie

[pagina 80]
[p. 80]
 
Ga naar margenoot(11) 'k Ben tot het noten-hov, die schoone plaats, gegaan,
 
Om aan te sien, hoe dat de groene vruchten staan,
 
De vruchten der Valley: om aan te schouwen, of
 
De wijngaard-bosschen sijn bepronkt met blossem-lov:
 
 
 
Te sien, of d' edele granaate-bomen met
 
Een soet verciersel van veel knoppen sijn beset.
 
Ga naar margenoot(12) In haast, veel rasser, als een snel-gewaaide wolk,
 
Quam ik op 't koets-gespan van mijn vri-willig volk.
 
 
 
Ga naar margenoot(13) Keert weder, keert doch weer, keert weder, Sulammith!
 
Keert weer, dat wi u sien, u, die mijn Lievste sijt.
 
Ei! schowt gi lieden, schowt de Sulammithe aan;
 
S' is als twee heiren, die ten strijd gewapend staan.

margenoot(1)
Waar is uw Lievste heenen gegaan? o! gi schoonste onder de wijven! waar heenen heeft uw' Lievste het aangesichte gewend, op dat wi hem met u soeken?

margenoot(2)
Mijn Lievste is afgegaan in sijnen hov, tot de speceri-beddekens, om te weiden in de hoven; ende om de leliën te versamelen.
margenoot(3)
Ik ben mijes Lievsten, ende mijn Lievste is mijn, die onder de leliën weidet.

margenoot(4)
Gi sijt schoone (mijne Vrindinne!) gelijk Thirza; lievelijk, als Jerusalem: schrikkelijk als [slagordens] met banieren.
margenoot(5)
Wendt uwe oogen van mi af, want si doen mi geweld aan: Uw hair is als een kudde geiten, die ['tgras] van Gilead afscheeren.
margenoot(6)
Uwe tanden sijn als een kudde schaapen, die uit de wasch-steede opkomen, die al t' saamen tweelingen voortbrengen, ende onder de selve en is geene jongeloos.
margenoot(7)
Uwe wangen sijn als een stuk van eenen granaat-appel tusschen uwe vlechten.
margenoot(8)
Daar sijn tsestig Koninginnen, ende tachtentig Bi-wijven: ende maagden sonder getal.
margenoot(9)
Een eenige is mijne Duive, mijne Volmaakte, de eenige haares moeders; si is de suivere der gener die haar gebaard heeft: als de Dochters haar sien, so sullen si haar wel-geluksalig roemen, de Koninginnen, ende de Bi-wijven; ende sullense prijsen.

margenoot(10)
Wie is si, die daar uit-siet, als de dageraad: schoone gelijk de maane:
Suiver als de sonne: Schrikk'lijk als
[slagordens] met banieren?

margenoot(11)
Ik ben tot den noten-hov afgegaan; om de groene vruchten der Valleije te sien, om te sien of de wijn-stok bloeide, de granaatboomen uitbotteden.
margenoot(12)
Eer ick het wiste, settede mi mijne siele [op] de wagens van mijn vri-willig volk.
margenoot(13)
Keert weder, keert weder, o! Sulammith! keert weder, keert weder dat wi u mogen aansien. Wat siet gi lieden de Sulammith aan? si is als eene reije van twee heiren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank