Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De glazen stad (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De glazen stad
Afbeelding van De glazen stadToon afbeelding van titelpagina van De glazen stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (45.22 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De glazen stad

(1966)–P.J. Risseeuw–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

14

Op een zondagochtend in augustus brak vroeg in de morgen voor het eerst na lange tijd de zon weer eens door. Henry had, alle slechte weerberichten ten spijt, de afspraak voor vandaag niet willen afzeggen. Ria verademde bij het zien van de zon. Ook onder de patiënten had de stemming geleden onder het praten over het aanhoudend slechte weer. Ria's hospita was een weekend uit. Ze maakte snel haar bed op en reed opgewekt naar De Wildhoef, onder het gelui van kerkklokken. De kerk roept. Ze dacht er nauwelijks aan. Ze had in haar leven al zoveel preken gehoord die haar niets hadden gedaan dat ze geen kloppertje meer voelde, zoals vroeger, wanneer ze met opzet een kerkdienst verzuimde. Toch realiseerde ze zich dat op dit moment vader zijn wagen voorreed en moeder, gekleed op z'n zondags, voorzien van tas, kerkboekje en rol pepermunt, klaar stond voor de kerkgang. Misschien zouden ze met een enkel woord over haar praten. Waarschijnlijk niet, en dat was maar beter ook.

Nog voor ze bij De Wildhoef was aangekomen betrok de lucht weer.

Henry was er al, doch meende te moeten afzien van een dagrit. Hij stelde Warnsborn voor. Zie vond het direct goed. Als het een beetje meeliep zouden ze er kunnen lunchen, want ook Henry's hospita was uitstedig.

Ria had maar weinig tijd nodig zich te verkleden.

Henry bedacht zich dat zij in haar verpleegsters- en rijkostuum er altijd heel wat meer weerbaar uitzag dan in burger. Als verpleegster en amazone was ze meer gepantserd. O la la!

Met het weer werd het niets die dag. Toen ze Mariëska en Soraya na de lunch in Warnsborn (waar het desondanks toch heel gezellig was geweest) druipnat bij Wildschut

[pagina 79]
[p. 79]

afleverden en Ria zich haastte met het verkleden, wilde ze naar haar eigen wagen gaan. Henry hield het portier van zijn Fiat al open. Ga maar achterin, dan blijf je droog, zei hij, wijzend op zijn doorweekte rijkostuum. Ze had overwogen terug te gaan naar haar kamer maar was toch ingestapt voor ze het wist. Een lange saaie zondagmiddag was geen lokkend uitzicht. Zwijgend reed hij naar Velp. Nog nooit had hij haar uitgenodigd mee te gaan naar zijn kamer. Ook haar eigen kamer was tot nu toe onbetreden gebied voor hem geweest. Er waren grenzen.

Nu ze in een gordijn van regen voor de Velpse villa ‘Au revoir’ stonden werd er niet over gesproken.

Er overviel Ria een vreemde stilte toen zij binnentrad en hij haar regenjas aannam. Het was haar liever geweest verwelkomd te worden door een praatgrage kamerverhuurster. Maar dit huis was heel anders dan het hare op de Statenlaan, waar ze een eenvoudige zit-slaapkamer had en uitkeek op het Gymnasium. Dit was geen beroepspension. Henry had hier appartementen.

Ze betrad de kamers met een zekere nieuwsgierigheid maar bedwong zich. De stilte benauwde haar.

Toen Henry zich verontschuldigde en haar even alleen moest laten zette hij, voor hij de zitkamer verliet, de radio voor haar aan.

Moderne Deense meubels, een pompeuze boekenkast, met allerlei bekende voor-oorlogse boeken van de hospita en een verrukkelijk uitzicht. Het kon minder.

Ria begon met het ordenen van de op de ouderwetse divan slingerende tijdschriften en kranten. Ze drukte de volle asbak omlaag, stak een sigaret op en opende een zijraam.

Een mannenkamer. First class, maar niet compleet. Ze wist wel wat er aan ontbrak maar zou zich wel wachten er op te zinspelen. Met de top van haar vinger voelde ze terloops of de planten niet te droog stonden.

Na een kwartier kwam Henry, gekleed in een tweedjasje en blauwe pantalon fluitend de kamer binnen.

Toen het nog harder begon te regenen sloot hij het bovenraam. - Het is hier kil, hè? Tegelijk ontstak hij een elektrische heteluchtverwarmer. Het werd nu zo donker dat er wel een lichtje bij aan kon.

[pagina 80]
[p. 80]

- Zie zo... en nou eerst wat drinken. - Wat zal het zijn, Ria?

Hij somde minstens twaalf dranken op. Ria vond het nog te vroeg voor whisky en nam cola met een tic. Ze was toch huiverig geworden. Henry dronk zijn whisky puur.

Toen ze een aantal platen hadden gedraaid zei hij: - We kunnen ergens gaan eten in de stad. Of zie jij kans zelf wat klaar te maken? Er staat genoeg in de koelkast.

- Een held in koken ben ik niet. Laat maar es zien wat je hebt, zei Ria.

- Weet je wat? We doen het samen!

Ze liepen elkaar in het piepkleine keukentje in de weg, maar dat mocht niet hinderen. Ria kreeg een dunne kamerjas. Ze begonnen nu echt vrolijk te worden nadat ze eerst uitvoerig hadden geborreld.

Na een uur zaten ze aan tafel.

Ossenstaartsoep, hors d'oeuvre, omelet met champignons, ijs en mokka met likeur tot slot.

Bij elk gerecht had Henry een andere wijnsoort.

- Een feestelijke zondag, Ria! Hij kon niet nalaten toch weer wat ziekenhuismoppen te tappen. Het lolligst vond hij altijd de reacties van de jonge zusjes als ze na hun korte vooropleiding, waarin weinig of niets verzwegen was van wat hen te wachten stond, een vragenuurtje hadden. Er was een zusje geweest dat zich hevig had beklaagd over een patiënt die, terwijl ze samen met een collega een bed opmaakte, had gekieteld. Ze was niet van plan ooit nog weer in die kamer te komen zo lang die man daar lag. Een getrouwde vent nogal.

- Kind... stel je niet zo aan... had haar collega gezegd. - Je bent toch niet aangerand?

Ria lachte. Ze wist drommels goed met mannenpatiënten om te gaan. Wie een grapje kon hebben en wie niet - Met vrouwen kon je vrijer omgaan.

- Ach... sommige jongens krijgen het ook wel moeilijk vooral als ze opknappen en goed gevoed worden. Het moet je maar overkomen genoegen te nemen met het aankijken van al dat lieve jonge goed.

- De doktoren staan daar boven, hè? zei Ria. Het klonk nogal uitdagend.

- In mijn werk heb ik er nooit last van, bekende Henry.

[pagina 81]
[p. 81]

- Jij toch ook niet, Ria?

- Gelukkig niet, zei Ria. Ze gooide haar jasje uit want ze had het nu toch warm gekregen. Ik had niet zoveel moeten drinken, wist ze. Het was dan wel geen zonnige zondag maar zondig toch wel. Of maar een beetje?

Waarom ben ik zoals ik ben? dacht ze voor de zoveelste maal.

Toen ze samen de tafel afruimden en in het keukentje weer tegen elkaar op liepen, zette hij haastig een paar borden neer. - Kom es hier... vleide hij.

Ze deed het niet want ze was dicht genoeg bij hem. De vlammen sloegen haar uit toen hij haar plotseling begon te zoenen. Haar lippen waren net zo warm als hij had gehoopt. Ze sloot de ogen en zoende terug. Vooruit dan maar, het liep toch op een eind met zijn studie. Het was ook al weer zo lang geleden dat ze in de armen van een man had gelegen. Van Huib, die toen nog maar een jongen was. Dit was anders. Er kwam nauwelijks liefde aan te pas, dat wist ze wel, hoezeer ze heimelijk naar dit ogenblik had verlangd als ze eens wakker lag. Ze had nooit willen geloven dat Henry zo'n rokkenjager was. Hij was altijd heer gebleven. Zoenen is geen zonde zongen de jongens vroeger in Loosduinen als er Oranjefeest was. Toen ze klaar waren met opruimen voelde Ria dat ze door de kamer zweefde. Lekker dronken ben ik, dacht ze. Voor het eerst van mijn leven. Nu moest ze zo in haar bed kunnen stappen en haar roes uitslapen.

- Heb je ook zo'n slaap? vroeg Henry lachend.

Hij troonde haar mee naar zijn geliefde plekje en kroop zelf in het hoekje tegen de muur. Ria wist nog wel wat ze deed toen ze zich naast hem neerlegde. Slapen, heerlijk slapen, dacht ze. Wat een vreemd gevoel is dat om dronken te zijn. Misschien ben ik maar een beetje tipsy.

Henry bedwelmde zich aan de geur van haar lichaam.

 

Toen hij haar laat in de avond naar de Wildhoef reed (ze wilde er niet van weten haar wagen daar te laten staan) had ze hem in het gezicht willen slaan, maar ze deed het niet. Ze was er zelf bij geweest. Misschien had ze het wel gewild. In elk geval had ze het toegelaten.

[pagina 82]
[p. 82]

Henry Penninx kon tevreden zijn, maar was toch verwonderd dat Ria zich zo gauw weer had hersteld. Sterke koffie en elkaar maar eens met een ironisch lachje aankijken.

Ze had zich goed gehouden. Niemand zou er ooit iets van weten wat hem betrof.

Vandaag had hij een passend slot beleefd van zijn wilde jaren.

Nog diezelfde avond schreef hij aan Hilda van Suchtelen een hef briefje. - Misschien kunnen we dit jaar nog wel trouwen, wat denk je daarvan?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken