Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De glazen stad (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De glazen stad
Afbeelding van De glazen stadToon afbeelding van titelpagina van De glazen stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (45.22 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De glazen stad

(1966)–P.J. Risseeuw–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

17

Ria wist wat er aan de hand was doch liet zich er niet door afschrikken. Penninx mocht dan met haar klaar zijn, maar zij nog niet met hem.

Ze was die middag vroeg. In de lift had Henry haar gevraagd of ze nog naar de manege ging. Het was een vraag zoals hij die vele malen op dezelfde manier had gesteld met even iets van vertrouwelijkheid gedurende de weinige seconden waarin de lift naar de begane grond zonk.

Ria was al vroeg bij De Wildhoef en kleedde zich zorgvuldig.

Mariëska hinnikte toen zij haar stem hoorde. Ze stond er op zelf te zadelen, lette secuur op de keelriem niet te strak aan te trekken zodat haar hand er nog tussen kon en controleerde zorgvuldig de gespen.

Toen zij klaar was stapte Henry Penninx op haar af om, naar gewoonte, hoffelijk te helpen bij het opstijgen.

Het was hoog tijd. De anderen wachtten al. Zoals gewoonlijk waren de merries nerveus even voor het uitrijden. Het was Ria ook nu weer opgevallen hoe dof Mariëska er in haar box uitzag en zich nu zienderogen mooi maakte in het vooruitzicht er tussen uit te trekken.

Ria deed geen moeite achteraan te blijven, maar Henry liet haar niet schieten. Soraya was vandaag weer bar ongezeggelijk en haar berijder had deze keer niet het geduld haar geheel naar zijn zin in bedwang te houden. Hij moest zelfs de teugels aantrekken.

- Pas op...! waarschuwde Ria, toen zij zag dat de merrie de oren in de nek legde. Henry spaarde de karwats niet. Zijn gezicht liep rood aan. Wat lelijk is hij nu, dacht ze. Een man die kwaad is op een humeurige merrie.

Sinds Bea haar - vóór ze het van anderen zou horen - tijdig had kunnen inlichten over Henry's verlovingsplannen

[pagina 92]
[p. 92]

had ze snel de balans opgemaakt. Van het ogenblik af dat het flesje parfum van Huib in de sloot was terecht gekomen nadat hij haar moedwillig had gekrenkt of jaloers willen maken, was er iets gebarsten in haar. Misschien ook bij Huib. Dat moest wel haast. Ze waren ieder hun eigen weg gegaan en hadden nadien geen toenadering meer gezocht. Vader was opvallend vriendelijk. Ook dat deed pijn. Waarom deed hij niet gewoon? Het ging alles toch zoals het moest gaan. Net als Huib had ze gedaan wat ze wou. Gekletst werd er toch! Het enige lichtpuntje in deze dagen was dat Bea nu ook in Arnhem werkte.

Was ik maar zo als zij, dacht ze vaak. Het was geen gril van Bea toen ze besloot in de verpleging te gaan. Zomaar bezwijken voor een van die talloze advertenties waarin een beroep werd gedaan op je menslievendheid, nee... er waren er niet veel die daarvoor bezweken. Het moest al lang, misschien onbewust bij je leven, voor je wist dat je het doen moest.

- Wat is Soraya vandaag bokkig! Ze zag er al boos uit toen ik aankwam, zei ze tegen Henry. - Ik dacht eerst nogal dat ze zich zo mooi ging maken...

- Een merrie blijft een merrie en een vrouw een vrouw.

- Niet bepaald een nieuw gezichtspunt, zei ze, onvriendelijker dan ze wilde. Ze had nog wel meer opgespaard maar wilde niet alles tegelijk spuien.

Henry had nu toch kans gezien achteraan te komen. Hij deed moeite Soraya in stap te houden.

Toen ze buiten het hoor-bereik van hun voorgangers waren zei Ria: - Ik heb gehoord dat ik u mag feliciteren. Is dat zo?

Hij keerde zijn verzorgd gezicht naar haar toe. Ria zag opeens dat hij er in zijn rode jasje uitzag als een verwend kind.

- Daarom hoef je nog geen u tegen me te gaan zeggen, zei hij bijna pruilend.

- U kende haar al lang, heb ik gehoord.

- Een jeugdliefde noemen ze dat.

- Oude liefde roest niet, hè?

- Dat wist ik wel. Daarom heb ik me niet gehaast.

[pagina 93]
[p. 93]

- Je hebt mensen die de kunst verstaan zich te vermaken ten koste van een ander.

- Dat liegt er niet om, Ria.

- Nee... dat is ook de bedoeling. Ik kom uit het Westland. Daar draaien ze niet om de zaken heen.

- Ik ben er eens doorgereden. Er moeten vroeger mooie buitenplaatsen hebben gestaan. Veel romantiek is er niet meer over met al die witgekalkte kassen en hoge schoorstenen.

- Nee... geen valse romantiek...

- Daar was jij toch ook niet mee te vangen, hè? lachte hij dubbelzinnig.

Ze voelde dat ze terrein ging verliezen. Ja, ze was door hem gevangen terwijl zijn jeugdliefde maar wachtte en wachtte.

- Ik heb het niet willen geloven, maar nu zie ik toch wel wie u bent.

Ze bleef hardnekkig u zeggen, zoals in het ziekenhuis.

- Zeer benieuwd...

- Een knappe, zelfzuchtige egoïst...

- Ik hoef toch geen medelijden met je te hebben, Ria? We hebben elkaar wat ontspanning bezorgd. Last van je opvoeding?

- Hou die er maar buiten. Daar bent u zelf ook een produkt van. Maar ik denk aan die jonge zusjes die u niet door hadden.

- Zoals jij, hè? plaagde hij met weer die treiterige klank in zijn stem.

Ze reden een eind zwijgend verder.

- En dat vriendje van jou? snauwde hij plotseling. - Dat was je zeker te min, hè?

Ze trok wit weg. Pestkop, dacht ze. Pestkop! Maar er kon geen woord meer over haar lippen komen. Het laatste woord was aan hem.

- Excuseer dat ik Soraya niet teleurstel... zij wil nog graag wat draven...

Hij ontzag zich niet de merrie tegelijk maar de sporen te geven en haar in een wolk van stof achter te laten.

Hij had de smoor in dat Ria zich zo liet kennen. Was ze dan toch van hem gaan houden? Het leek hem onmogelijk. Hij had er nooit iets van gemerkt. Maar ja, ze kon zich beheersen,

[pagina 94]
[p. 94]

dat trotse krengetje. Dat was juist een van de redenen geweest om die steile burcht te veroveren. Hij wist het niet meer. Soeda. Het was bijna afgelopen in Arnhem. Mama zou al wel druk in de weer zijn voor de komende verloving. Dat was haar toevertrouwd.

Opeens begon hij te verlangen naar de sfeer thuis. Het domein waar hij vandaan kwam. Trouwen in je eigen stand - hij had nooit anders gewild. Dat daar een beetje spelen aan vooraf was gegaan, wie kon het hem kwalijk nemen?

Nee, Ria, zet dat maar uit je trotse hoofdje. Je hebt misgerekend. Ga jij maar terug naar het oude nest. Je hoeft het niemand aan de neus te hangen, dat avontuurtje tussen ons.

Toch had hij een nare smaak in de mond. Hij kon er niet tegen afgestraft te worden. Als kind al had hem dat gekrenkt.

Zodra hij thuis kwam zou hij zich zeker een stuk in de kraag drinken.

Maar hij kwam anders thuis dan hij gedacht had.

Toen hij het gezelschap waarmee ze waren uitgereden weer in het oog kreeg gaf hij Soraya opnieuw onverhoeds de sporen. Het paard hinnikte luid, schrok van een over het bospad snellend konijn en struikelde waarbij Henry Penninx over de kop vloog.

 

Ria had Mariëska met enige moeite laten keren en was stapvoets teruggereden. Ze verzette zich met alle macht tegen een aansluipend gevoel van zelfbeklag. Nee... dat gunde ze hem niet, die rokkenjager. Hij wist nu in elk geval hoe ze over hem dacht. Ze was er in gelopen als een onnozel gansje. Dat vergaf ze zich niet. Ze had zichzelf bedrogen. Dat was eens en nooit weer, maar ze voorvoelde dat er een vervelende tijd voor haar aanbrak waarin ze met zichzelf in het reine zou moeten komen.

Bij de manege aangekomen liet ze eerst Mariëska een paar teugjes drinken. Zelf had ze een onstelbare dorst gekregen maar ze gaf haar merrie de voorrang.

Toen ontdekte Wildschut haar. Hij wachtte zich wel haar vragen te stellen, maar dacht er het zijne van. Ook hij had gehoord van de plannen van Penninx.

- Gaat u nog mee naar binnen voor een kop koffie? vroeg

[pagina 95]
[p. 95]

Wildschut. Hij had genoeg goede instructeurs om de zaak aan hen over te laten. En passant zette hij nog gauw even een jongmens op zijn nummer. Paarden waren een kostbaar bezit.

- Die knaap zal het nooit leren. Je hebt mensen die niet willen inzien dat je de grootste vergissing kunt maken als je niet wil inzien dat je je vergist hebt. Het was een van Wildschuts stokpaardjes als hij les gaf. Ria dacht er vandaag het hare van.

Ze keek op haar horloge en zag dat ze weinig tijd meer had. - Groet uw vrouw van me... ik ga me verkleden want ik heb over een uur al weer dienst. Graag een volgende keer. Wildschut zag haar na een kwartier starten. Een raspaardje dacht hij. Wat hij van Penninx moest denken wist hij niet. Hij had dat zelfingenomen verwende kereltje met zijn veroverende maniertjes eigenlijk nooit gemogen en kon alleen maar hopen dat hij bij Ria niets beschadigd had. Daar was hij niet zeker van.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken