Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De glazen stad (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De glazen stad
Afbeelding van De glazen stadToon afbeelding van titelpagina van De glazen stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (45.22 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De glazen stad

(1966)–P.J. Risseeuw–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 189]
[p. 189]

32

Lyda van Spronsen mocht dan een meegaande natuur hebben, toen het aankwam op het bouwen van een bungalow bleek dat zij precies wist wat zij wilde. En dat was niet weinig. Met minder dan vier kamers nam zij geen genoegen en aan de keuken zowel als aan de badkamer stelde ze, in de ogen van haar aanstaande schoonmoeder, belachelijk hoge eisen.

Met de architect zat zij, samen met Bert, uren te delibereren over een terrasje op het zuiden en dubbele ramen op het noorden. Er moest een eethoek komen en voor haar planten had ze brede vensterkozijnen nodig. Het aantal stopcontacten werd legio en nu het huis toch op een heuveltje kwam te liggen mocht een kelder geen bezwaar opleveren voor de bouwer.

Wat er tenslotte op het ‘schâloos hoekie’ van Job Stein aan het huis ten koste werd gelegd was meer dan de som waarvoor het hele bezit van Job destijds door de Bank was geschat.

Bert was wel zo wijs zijn vader er zoveel mogelijk buiten te houden: het was een privé zaak. Wel was het moeilijk voor Bert te verteren dat de ouwe Van Spronsen het huis op Lyda's naam wilde hebben, inclusief het hoekje grond. Het was voor de ouwe Van Spronsen toch al zijn eer te na dat zijn dochter niet op zijn eigen grondgebied terecht kwam.

Maar Bert zou haar zeker hebben laten lopen als hem dat als voorwaarde was gesteld. Hij had zich veel te lekker op het vaderlijk erfgoed ingewerkt.

Het bouwen ging sneller dan verwacht werd, begunstigd door droog weer.

Zo vaak Job aan Leentje vroeg: wat mot dat allemaal niet koste...? suste ze hem met een dooddoenertje. Dat waren

[pagina 190]
[p. 190]

Bert en Lyda's zaken. - Ja... ja... gromde hij dan. - En ik zit hier maar genadebrood te eten.

- Jij plukt de vruchten van je harde werken, zei Leentje dan weer.

Toen Job dat ook eens zei tegen Van Wieren, de broeder van het zaaltje die zo goed kon preeklezen als er geen goeie dominee te krijgen was (die moesten ze maanden tevoren bespreken!), kreeg hij toch zijn portie weerom.

Als een mens van genade had leren leven - genade en geen recht - dan kwam alles wat hem toevloeide niet van Bert maar van bóven. Daar moest Job maar es wat meer aan denken.

Van Wieren kon verhalen vertellen van tuinders die aan het eind van het jaar minder hadden verdiend dan hun arbeiders, die op luxe bromfietsen reden en veertien dagen met vakantie gingen. Maar er werd, ondanks de zogenaamde welvaart, toch heel wat ingeteerd door mensen die op een verouderd bedrijf zaten en hun bezit met de dag in waarde zagen dalen omdat er geen geld en geen mankracht was om de tuin bij de tijd te houden.

- Kijk, zei Van Wieren... het is zó, dat het kapitaal de arbeid steeds meer gaat vervangen.

- Hoe bedoel je dat? vroeg Job.

- Nou... dat is toch eenvoudig? Vroeger was de tuinderij een familiebedrijf maar hoeveel zoons worden er nog tuinder? Het moet er al diep in zitten zoals bij jouw zoon Bert, maar anders verkiezen ze een gemakkelijker leven. De meeste jongens zitten in de handel of op kantoor en er zijn er zat die al op de Hoge School zitten. Jij had vroeger een mooie gevarieerde teelt. Andijvie, bloemkool, peen, radijs, sla, perziken, tomaten, komkommers, nero, selderij, noem maar op. Het ene was de grond nog niet uit of het andere stond er al weer in. Die tijd is voorbij, Stein. Er zijn geen arbeiders meer te krijgen en wat je zwart aan de ploegbaas mot betalen ken je aan je zoon vragen. Als de natuur je een keer tegen zit, gaan halie met hun grote weekgeld en kinderbijslag naar moeder de vrouw en moet de tuinder vaak bij de Bank een voorschotje vragen om de endjes aan mekaar te knopen.

In plaats van de arbeid is nou het kapitaal gekomen. Grote

[pagina 191]
[p. 191]

kredieten om moderne kassen te bouwen waarin alleen nog maar de grote drie worden geteeld. Hier in Waldeck gaat de sla er ook al uit. Die wordt te arbeidsintensief, zeggen ze. Om je te bedoen... arbeidsintensief! Mot je zelf je hele leven van vier uur 's morgens tot 's avonds hebben geploeterd. Ja man... wij hebben ons brood verdiend in het zweet ons aanschijns zoals de Schrift zegt. Kijk nou eens! De nieuwste machines komen het werk van de arbeider overnemen en verlichten. Zo vervangt het kapitaal de arbeid. En zo gaat het allerwege... Je vraagt je af wat er van het mensdom mot worde als die uitvindingen maar doorgaan. Er wordt nou al gepraat over een vierdaagse arbeidsweek in de toekomst.

- Het kapitaal is een harde leermeester en die vrije zaterdag is ons ook maar opgedronge..., zei Job. - Leven voor het vullen van de buik en wereldse pleziertjes. Het is Godgeklaagd.

Hij keek naar de parkieten van Leentje en naar het hoekje fruitbomen dat hij nog had overgehouden omdat het jonge bomen waren. De jongens zouden de appels wel weer stelen.

Zo vaak hij 's morgens al vroeg wakker werd met die gruwelijke pijn in zijn rug en benen keek hij verlangend naar de klok. Dikwijls kon hij het in bed niet uithouden en zat hij, starend naar het overvloedig lantarenlicht van het nieuwe Waldeck waar een vreemde wereld uit de grond was gestampt, zich alleen maar te verbazen dat in zijn leven alles zo anders was gelopen dan hij had verwacht. Waar had hij zich vroeger in zijn beste jaren zo druk over gemaakt op de veilingvergaderingen? IJdelheid der ijdelheden, het was al ijdelheid.

 

Met vrouwelijke slimheid had Leentje het nu zover gekregen dat zij de beurs in handen had. Ze kwam al gauw tot de ontdekking dat ze het eigenlijk nog nooit zo goed had gehad als nu. Een vast weekgeld en geen zorg. Voor de eigen eet hield Job zo goed en zo kwaad als het ging een stukkie tuin rond het huis bij.

Wel volgde ze met arendsogen het doen en laten van Bert en Lyda, innerlijk niet weinig trots op het feit dat het jonge paar op hun eigen tuin een huis bouwde. Op de tuin wonen

[pagina 192]
[p. 192]

was nou eenmaal voorwaarde als je zo'n kostbaar ketelhuis had. Iedere moderne tuinder had nu een verklikker in zijn slaapkamer, want er kon toch altijd van alles gebeuren en dan was het zaak dat je direct bij de hand was. Eén nachtvorst met een uitgevallen ketel kon je hele jaar bederven.

Zo vaak Leentje Bert en Lyda gadesloeg in hun samen optrekken, verwonderde het haar wel eens dat Bert zo'n kouwe vrijer was. Eigenlijk was hij met de tuin getrouwd en had hij er Lyda bijgenomen. Ze zou wel oppassen er iets van te zeggen, ook niet aan Job, want die wilde nooit meer herinnerd worden aan de zonden van zijn jeugd, zoals hij dat noemde. Sla de zonden nimmer gâ, die mijn jonkheid heeft bedreven was een psalmregel naar zijn hart. Leentje dacht daar anders over. Vergeleken bij de uitgebluste Job voelde ze zich nog zo fit of ze vijftig was. Ze kon er wel eens van wakker liggen als ze haar man op zijn plankharde bed hoorde zuchten. Leentje kon ook niet weten dat Job zich vaak bezwaard voelde over zijn dromen, waarin de oude Adam hem vaak parten speelde. Van Wieren had laatst in een van zijn predikaties het voorbeeld aangehaald van een grachtenhuis met negen kamers die er zo netjes uitzagen. Het waren de kamers van de rijke jongeling die alle geboden van zijn jeugd af aan had gehouden. Totdat de Here Jezus de bewoner van dat huis gevraagd had of hij ook een kelder had. De Heiland was met de bewoner afgedaald naar dat ondergrondse vertrek vol schimmel, pissebedden en torren. Dat was het onderbewuste van de mens, waarover de geleerden van deze tijd de mond vol hadden alsof dat wat nieuws was. De Bijbel had dat al een paar duizend jaren eerder geopenbaard. De kelder van het tiende gebod: gij zult niet begeren. Wat er in een mens onder de drempel leefde kwam wel uit in zijn dromen. Ik, ellendig mens. Hij zei het de apostel Paulus na.

Niemand ging vrij uit en zeker niet de ogenschijnlijk brave christen die geen enkele reden had zich op iets te beroemen. Het was alles genade en nog eens genade. Job kon er slechts in versluierde bijbelse termen over spreken tegen zijn vrouw en dan meestal nog met een diepe zucht.

Als Job niet naar het zaaltje kon, ging Leentje met Bert meer naar de Dorpskerk. Daar haalde ze toch ruimer adem

[pagina 193]
[p. 193]

dan in de kleine kerkelijke gemeenschap waar Job zich het best thuis voelde, maar waar de heilsboodschap vaak zo moeilijk werd aanvaard.

 

Toen de bungalow klaar was werd de trouwdatum vastgesteld.

De ouwe Van Spronsen kwam zelf een keer met zijn wagen de tuin oprijden om het huis waarin hij geld had gestoken in ogenschouw te nemen. Hij ging ook even aan bij zijn oude schoolkameraad Job Stein.

Er waren jaren geweest dat ze elkaar nauwelijks hadden gegroet. Dat was toen de ruzie onder de tuinders zo hoog was opgelopen dat er een tweede veiling bij was gekomen. Van Spronsen was de oude veiling trouw gebleven, hoewel hij daar midden in de Roomsen zat, maar Job was lid geworden van de Coöperatieve vereniging.

Dat was lang geleden en sindsdien waren beide veilingen al weer lang samen gevoegd. En wie weet wat de toekomst verborg. Er werd al gezegd dat het Westland veel te veel veilingen had. Er moest veel meer worden samengewerkt en geconcentreerd. Het vreemde was dat Roomsen en Protestanten elkaar de laatste jaren niet meer voorbij liepen, en vaak wel een praatje maakten. Voor Bert was dat de gewoonste zaak van de wereld. Maar voor Job niet. Hij zag met lede ogen aan dat de Roomsen steeds meer grond in handen kregen.

Van Spronsen was wel zo wijs geen oude koeien uit de sloot te halen in het bijzijn van zijn oude schoolkameraad die er niet best aan toe was.

- Onze kinderen hebben mekaar gevonden..., zei hij. - Zo is het leven.

- Heb je die ouwe Engelse komkommerkasten nog? vroeg Job.

- En niet anders! Die doe ik niet weg. Verleje jaar nog zeventig komkommers van één plant!

- Tegenwoordig is het allemaal warenhuizen nou ze zoveel ziekten de baas worden.

- Jullie hebben hier altijd op merakels goeie grond gezeten, zei Van Spronsen. - Hier moet alles wel groeien. Opdrachtige grond, nooit te nat.

[pagina 194]
[p. 194]

- Toch doet de sla het hier niet zo best als bij jou, zei Job.

- Dan gooi je de sla der uit, vond Van Spronsen.

- Ik heb niks meer te gooie... Dat heeft Bert al gedaan.

Het klonk nogal triest. Van Spronsen begon gauw over de parkieten van Leentje. Maar voor hij vertrok, vroeg Job hem nog wat hij dacht van al dat uitbreiden van teelt onder glas.

- Je mot wel mee of je wil of niet, zei Van Spronsen. - De wetenschap staat voor niks. Een end achter onze tuin hebben ze in de polder goeie grond zes meter omhoog gehaald met diepspitten. Alles met machines. Je zou es motte zien wat daar voor komkommers groeien...!

- Wacht maar es... Dat is nog maar het eerste jaar, waarschuwde Job, die het niet kon hebben dat er in de polder even goeie grond zou zijn als op zijn tuin. - Straks zulle we nog wel wat anders beleve...

- Nou ja... lachte Van Spronsen, jij zweert natuurlijk bij je goeie geestgrond. Maar wat wisten wij vroeger van grondonderzoek? Temet niks. Mot je nou es komme!

- Ik ken tuinders die kapot zijn gegaan an adviezen van de proeftuin, mokte Job. - Het komt vandaag even goed op vakmanschap an als vroeger...

- Dat ben ik wel met je eens, Job... maar toch ken je wat van die jonge snuiters leren. Die studieclubs hadden we vroeger moeten hebben. Jouw zoon Bert is er ook zo een.

Dat was wel de hoogste lof die Van Spronsen over zijn aanstaande schoonzoon los liet.

- Geluk is nog geen zegen..., zei Job.

- Kom... ik ga maar weer eens. Een aardig huisje voor dat span, vind je niet?

Van Spronsen had er niet van terug met Job in een geestelijk gesprek te komen.

- Wat mijn betreft hadden ze bij ons in kenne trekke en wat bijbouwe...

- Ach die jongelui... Dat wil niet meer tegenwoordig. Ze hebben de kans en ik kan ze geen ongelijk geven... Laat ze maar, Job. En het goede samen, hoor! We zien mekaar wel weer op de trouwdag, als 't zover is...

Leentje keek de schoonvader van haar zoon met welgevallen na. Je zag die man zijn leeftijd niet aan. Hij had het

[pagina 195]
[p. 195]

al lang klaar gespeeld een ander voor zich te laten werken. Hij liep nog kaarsrecht.

 

De trouwdag was voor Job Stein een marteling. Hij had veel te verduwen in dat huis vol pronk en weelde. In de kerk ergerde hij zich aan die malle fratsen met de ringen en aan het flauwe preekje. En uit het formulier kon hij helemaal geen wijs worden. Tevergeefs had hij aan het begin gewacht op de bekende woorden dat de gehuwden gewoonlijk velerhande tegenspoed en kruis staat te wachten. Dat werd eenvoudig maar overgeslagen en paste zeker niet meer in de welvaartstijd. Hij bleef de gehele dag opmerkelijk stil en liet zich tenslotte maar drijven op de stroom, vooral na een paar glaasjes rood, waaraan hij zich nu dan maar een keer bezondigde.

Het was eind augustus. Bert had voor een week een plaatsvervanger gevonden. Langer durfde hij niet wegblijven want de grond moest nodig gestoomd worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken