Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens
Afbeelding van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongensToon afbeelding van titelpagina van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.72 MB)

Scans (21.64 MB)

ebook (4.00 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Illustrator

W. Klijn



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens

(1932)–Hans de la Rive Box–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 118]
[p. 118]

Hoofdstuk XVII
Verstandig als een mensch....

Een tijdlang liep Paul voetje voor voetje verder, met het aapje tegen zich aangedrukt, doch spoedig was het alsof hij begon te aarzelen. Een paar maal bleef hij stil staan en twee maal keerde hij op zijn schreden terug. Eindelijk begaven zijn laatste krachten hem. Hij bukte zich en liet zich voorzichtig op den kouden grond glijden, zoodat hij met zijn rug tegen den wand van de gang steunde.

Weer begonnen zijn lippen te bewegen, doch zijn oogen sloten zich en plotseling gleed zijn hoofd op zijn arm en...... sliep hij door.

Door de onverwachte beweging was Jimmy wakker geschrikt uit zijn sluimering. Hij liep een paar maal op handen en voeten om Paul heen en scheen den toestand eens op te nemen. Hoewel het donker was, konden zijn kraaloogjes toch Paul's lichaam onderscheiden. Het lag roerloos tegen den muur en Jimmy scheen te begrijpen, dat het voorloopig niet zou opstaan.

Er ging een kwartiertje voorbij, waarin het aapje geduldig wachtte, doch eindelijk begon dat wachten hem te lang te duren en nu trachtte hij Paul's aandacht te trekken, door met zijn kleine grijphandjes aan Paul's jasje te trekken. Dit had echter niet het minste resultaat, want Paul verkeerde in een toestand van verdooving. Zijn ademhaling was onregelmatig en soms kreunde hij.

Jimmy zag klaarblijkelijk in, dat ook zijn handjes Paul niet konden doen opstaan en na opnieuw een paar maal om hem te zijn heen geloopen, besloot hij hulp te gaan halen. Van één zijde kon hij die hulp verwachten, van zijn baas. Hij keerde zijn pienter snuitje voor den laatsten keer

[pagina 119]
[p. 119]

naar Paul's gelaat en begon toen zoo snel hij kon terug te rennen.

Met hetzelfde instinct, waarmede een hond een spoor kan volgen, volgde Jimmy den weg, die eerst Paul en toen hij zelf geloopen had en een kwartier later sprong hij hijgend van de inspanning onder den lap landhuisjesstof door.

Hoewel het nog geen zes uur in den morgen was, was Laval juist van plan op te staan. Hij scharrelde door de donkere ruimte, maakte licht door de petroleumlamp aan te steken en kreeg toen het aapje in de gaten, dat vroolijk tegen hem opsprong.

Laval trok de schamele kleeren aan, die zijn garderobe vertegenwoordigden, en begroette het diertje hartelijk.

‘Zoo beste jongen!’, lachte hij. ‘Al zoo vroeg wakker? Heb je al gekeken of het fornuis nog brandt? Tjonge, tjonge, wat is het verduiveld koud. De adem bevriest in je mond. Maar wat ben je opgewonden, Jimmy, is er wat? Zeg het eens! Heb je honger? Moet je een pinda? Vooruit, we zullen eens naar onzen zieken logé gaan kijken.’

Hij voegde de daad bij het woord en opende de deur in het triplexschot. Toen bleef hij verbaasd staan. De houten rustbank was leeg en de enkele deken, die Paul tot zijn beschikking had gehad, lag op den grond.

‘Wat zullen we nou hebben?’, mompelde Laval nieuwsgierig en hij liep tot midden in het vertrek. ‘Het lijkt wel of de jongen 'm gesmeerd heeft. Hij is zeker aardig opgeknapt en vanochtend vroeg naar buiten gegaan. Wacht, dat kan ik gauw genoeg zien.’

Hij verdween in het korte gangetje achter den lap landhuisjesstof en stond even later in den ingang van de grot. Buiten was het donkerder dan midden in den nacht, omdat de maan schuil was gegaan achter een donker wolkendek, maar Laval had scherpe oogen en hij tuurde naar den grond, voor het kleine trapje.

[pagina 120]
[p. 120]

Tot zijn spijt had het niet meer gesneeuwd, zoodat er geen versche sporen van voetstappen te zien waren. Van het trapje af liep een vastgetrapt paadje, van tientallen voetsporen.

‘Zoo'n dekselsche kwajongen,’ gromde Laval, terwijl hij met zijn ruige handen door zijn haar streek. ‘Die is half ziek, zonder jas, het dal ingetippeld. Zijn jas en pet liggen warempel nog binnen. Ik had gedacht, dat hij wijzer zou zijn. Goed om een longontsteking op je hals te halen..... Enfin, we zullen maar kalm afwachten, wanneer hij terugkomt. Wij hebben gedaan voor hem, wat we konden.’

Zoo in zich zelf sprekend liep hij naar binnen, waar Jimmy alweer tegen hem opsprong. Vrouw Laval was ondertusschen ook opgestaan en haar man vertelde haar van zijn ontdekking.

‘Maar dat is verschrikkelijk!’ riep ze verschrikt. ‘Hij was gisterenavond nog zwaar ziek. Weet je wat je doet, Ben? Ga hem achterna, zoo vlug mogelijk en neem zijn jas mee.’

‘Het dal is zoo groot, vrouw,’ antwoordde hij. ‘Hoe kan ik weten, waar hij naar toe is gegaan? Als het maar gesneeuwd had, dan kon ik zijn spoor volgen, maar het wemelt buiten van de voetafdrukken.’

‘Hij is vast naar Valkenburg!’ meende vrouw Laval. ‘Maar ga eerst eens vragen op het station hier in de plaats. Gaat er niet om half zeven een trein uit Maastricht naar Valkenburg?’

‘Om twaalf minuten vóór zevenen,’ zei Laval. ‘Die is om zeven uur hier en om acht minuten over zeven in Valkenburg. Als je me een paar sneden brood geeft, dan vertrek ik meteen. Laat 's kijken, het is nu kwart over zes, hè? Dan ben ik makkelijk om kwart voor zeven op het stationnetje en heb ik allen tijd om hem op te pikken, als hij daar tenminste is, vóór de trein komt.’

[pagina 121]
[p. 121]

‘En als hij er niet is, dan ga je het dal door, lange de Geul, naar Valkenburg, Ben,’ sprak zijn vrouw weer. ‘Maar ik geloof best, dat hij den trein zal nemen. Herinner je je wel, dat hij vertelde, dat hij nog wat geld bij zich had?’

‘Maar wat zou hij voor den drommel in Valkenburg eigenlijk willen doen?’ peinsde Laval. ‘Naar de politie gaan?’

‘Allicht! Misschien was hij bang, dat je niet met hem mee wilde om de drie mannen op te zoeken.’

Laval haalde de schouders op. ‘Kletspraat van een ziek kind, vrouw,’ zei hij. ‘Ik heb geen seconde kunnen gelooven van dat verhaal. We leven in een nuchteren tijd en niet in de middeleeuwen. Paul was ziek en heeft alles gedroomd. Ik hoop maar dat ze hem meteen op den trein naar zijn woonplaats zetten, dan behoeven wij ons hoofd niet over hem te breken. Aha, daar heb je Lobbes. Wel jongetje, lekker geslapen? En daar komt Lowietje me ook al een handje geven.’

‘Jimmy is door het dolle heen, heb je dat al opgemerkt?’ vroeg vrouw Laval, terwijl ze het fornuis oppookte en daarna een paar boterhammen ging snijden.

‘Misschien heeft hij honger,’ onderstelde haar man en zette het aapje op zijn knie. Maar Jimmy scheen het ditmaal niet bijster aangenaam te vinden. Hij kneep zijn handjes om Laval's pols en sprong vervolgens op den grond.

‘Hé, kwaje rekel!’ lachte zijn baas. ‘Voor jou twee anderen, hoor. Komen jullie maar hier, Lowietje en Lobbes!’

Lobbes heesch zich langzaam en bedaard omhoog en Lowietje volgde wat kwieker het voorbeeld.

‘Hier is je brood, nou nog een lekker bakje koffie,’ zei vrouw Laval en de aapjes werden natuurlijk niet vergeten.

[pagina 122]
[p. 122]

‘Moet je nou eens kijken!’ riep de man opeens. ‘Kijk eens naar Jimmy? Die rakker schijnt vandaag geen honger te hebben.’

De beide menschen staarden naar het aapje, dat rusteloos heen en weer sprong.

‘Er is iets niet in orde met hem,’ meende de vrouw.

‘Misschien heeft hij de mazelen onder de leden!’ grinnikte haar man. ‘Maak je maar niets angstig om hem, hoor, over een uurtje valt hij op zijn eten aan als een tijger op een biefstuk.’

Na een paar minuten had Laval zijn ontbijt verorberd. Hij trok zijn jas aan, ging kleine Bennie een zoentje brengen en kuste toen zijn vrouw.

‘Als ik wat later dan anders terugkom, weet je waar ik ben,’ zei hij bij het afscheid. ‘Ik ga eerst naar het station, als ik hem daar niet vind wandel ik naar Valkenburg.’

‘Hij zal best op het station zitten. Hé, vergeet zijn jas niet, Ben!’

‘Dat is waar ook!’ antwoordde hij en even later verliet hij de armoedige woning met Paul's jas en pet bij zich.

Hij had nog geen tien stappen door de sneeuw gedaan, toen een bruin hoopje als een bal vanaf het trapje achter hem aan schoot. Het was Jimmy.

‘Vort...... naar huis, klein mirakel!’ lachte de man.

Hij nam de aap op en bracht hem terug. Zijn vrouw greep hem stevig beet en toen vertrok Laval voor den tweeden keer.

Zijn vrouw had alle moeite om Jimmy goed en wel binnen te krijgen. Daar ging hij als een dolle te keer, zoodat Lobbes en Lowietje bang voor hem werden en Jako en Jan in de papagaaienkooi vergaten in elkanders staart en ooren te bijten. Jimmy scheen met alle geweld naar buiten te willen en om dit te voorkomen werd Jimmy bij Jan en Jako in de kooi opgesloten.

[pagina 123]
[p. 123]

Van uit deze gevangenis bleef hij vrouw Laval met zijn pientere oogjes smeekend aankijken, alsof hij wilde vragen, waarom zij hem niet begreep.

Terwijl moeder Laval haar zoontje aankleedde, wandelde haar man ondertusschen naar het stationnetje. Toen hij daar aankwam was het nog schemerdonker. Hij behoefde niet lang te zoeken, want spoedig begreep hij dat Paul zich daar niet bevond. Voor alle zekerheid bleef hij wachten, tot de trein uit Maastricht arriveerde, doch wie er in de coupé's stapte, geen Paul......

‘Dan maar de Geul langs naar Valkenburg,’ mompelde Laval en nadat hij de kraag van zijn verschoten overjas had opgezet, zette hij er een flinken pas in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken