Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens
Afbeelding van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongensToon afbeelding van titelpagina van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.72 MB)

Scans (21.64 MB)

ebook (4.00 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Illustrator

W. Klijn



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens

(1932)–Hans de la Rive Box–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]

Hoofdstuk XVIII
Avonturen van Jimmy

Een papegaaienkooi kan een heel geschikte verblijfplaats zijn voor een vogel, voor apen is zij totaal ongeschikt. Althans voor verstandige apen. Dat niet alle apen verstandig zijn, is bekend. In dat opzicht lijken deze dieren verrassend veel op menschen.

Jako en Jan bijvoorbeeld waren niet verstandig, al had Jan soms oogenblikken, dat hij slim kon zijn. Maar Jimmy was wel verstandig en toen vrouw Laval hem ten einde raad in de kooi had gezet, had zij niet kunnen vermoeden, dat Jimmy met deze handeling niet accoord zou gaan.

Behalve verstandig was Jimmy ook rusteloos. Toen hij een half uurtje achter de groen uitgeslagen koperen tralie's had zitten gluren, kreeg hij zin om zich te gaan bewegen, maar de kooi was klein en zoodoende kwam er niet veel van. Eenmaal probeerde Jan hem aan de ooren te trekken, doch Jimmy werd zoo woedend, dat Jan verschrikt achter Jako wegschool.

Wat later was Jimmy druk bezig met het koperen traliedeurtje. Hij stak zijn lange, dunne arm tusschen de tralie's door en zanikte net zoo lang aan de knip tot deze los sprong. Het deurtje floepte open en in minder dan geen tijd was Jimmy uit de kooi op de tafel en van de tafel op den grond gesprongen.

Vrouw Laval zag het te laat, doch kon de kooi sluiten, voordat Jan het voorbeeld van zijn ouderen vriend kon volgen. Wat Jako betrof, hij nam niet eens de moeite om eens naar beneden te kijken, waar Jimmy naar toe ging.

Deze stoorde zich niet aan vrouw Laval, die hem met een paar apennootjes bij zich trachtte te lokken. Voordat zij het wist, was mijnheer Jimmy achter de lap landhuis-

[pagina 125]
[p. 125]

jesstof verdwenen en een minuut later sprong hij buiten van het trapje af en rende hij het dal in.

Met zijn apeninstinct kon hij spoedig het spoor van zijn baas vinden, doch op den straatweg raakte hij het kwijt, daar een aap niet die fijne reukzenuwen heeft van een hond. Jimmy liep een paar maal in een kringetje en bleef toen verdrietig staan. Dat was zijn noodlot, want voordat hij wist wat er gebeurde, hadden twee kleine handjes hem stevig beetgepakt en zweefde hij in de lucht.

Hij was in de macht van een jongen van een jaar of twaalf, die op weg was naar school. Een leuke pientere jongen, die zonder eenige vrees het dier tegen zich aandrukte. Jimmy trachtte weg te komen, maar de jongen liet hem niet los. Hij keerde zich om en schreeuwde luid naar een paar vriendjes: ‘Hé, jóh, ik heb een aap gevangen! Kom eens kijken, een levendige aap!’

Drie minuten later was Jimmy omringd door een troepje schreeuwende en verbaasde kameraadjes. Stel je voor, die René, zoo maar een aap gevangen. Hoe was het mogelijk!

‘Neem 'm mee naar school, joh! Breng 'm naar de p'liesie, René! Laat 'm eens dansen, kan ie pootjes geven?’ klonk het door elkaar.

Om de waarheid te zeggen, wist René niet wat te doen. Het beste leek hem, de aap mee te nemen naar school. Dan was er een kans, dat de meester zou zeggen: ‘Die aap kunnen we hier niet hebben, hoor; breng 'm maar naar je huis of naar het politiebureau!’ En dan had ie fijn nog een uurtje den tijd. Maar het liep toch even anders. De leeraar zei wel, dat René Jimmy maar naar huis moest brengen, maar toen René tien stappen van den terugweg had af gelegd, nam mijnheer Jimmy onverwachts een koenen sprong en zat in minder dan geen tijd boven in een kastanjeboom. René stond verwezen naar boven te kijken en het huilen stond hem nader dan het lachen,

[pagina 126]
[p. 126]

want hij had in gedachten al heele plannen met het aapje gemaakt. Hij zou hem mak maken en een leuk hok voor hem timmeren en hem Gijs noemen, maar dat behoefde allemaal niet meer. Want hoewel de talrijke omstanders de arme René als het ware bekogelden met raadgevingen, slaagde niemand er in Jimmy naar beneden te krijgen en eindelijk droop de menigte af, René het laatst.

Jimmy, hij was verstandig, wachtte rustig zijn tijd af. Toen het op straat bedaarde met de drukte van kijklustigen, klom hij voorzichtig naar beneden. Hij had tenminste al geleerd, dat straten gevaarlijk voor hem waren en daarom haastte hij zich in de richting der boomen.

Zoo kwam hij bij de Geul en verborgen onder een struik rustte hij uit van de vermoeienissen. Eindelijk klom hij langs de glooiïng naar boven, waar de weg was, die van Houtum - Sint Gerlach naar Valkenburg liep. Van Valkenburg afkomende bevindt zich rechts van dien weg de Geul en links de begroeide berghelling, waaronder zich de grotten bevinden.

Van deze berghelling, die geheel door de sneeuw bedekt was, naderde eensklaps een nieuw gevaar voor Jimmy. Een jonge herdershond, op zoek naar avontuur, kreeg het wonderlijke bruine wezen plotseling in de gaten en stormde blaffend en luidruchtig op Jimmy af. Deze voelde zijn haren ter berge rijzen en ontkwam alleen, doordat hij een geweldigen sprong naar beneden nam. De herdershond sprong hem na, duikelde tweemaal over zijn kop en plofte in de Geul. Jimmy dacht er niet aan om eens om te kijken. Hij rende de glooiïng weer op, tartte alle gevaar van den weg en holde zoo hard in de richting Valkenburg, dat de herder, die hem nog een tijdje nazat, het eindelijk opgaf.

Jimmy matigde zijn vaart pas, toen zijn krachten hem begaven. Hij begon wat langzamer te loopen en waagde

[pagina 127]
[p. 127]

het eens achter zich te kijken. Van den herder was geen spoor meer te bekennen en mijnheer Jimmy kwam langzamerhand tot bedaren. Hij was juist van plan om zich langs de berghelling naar boven te begeven, om eens op zijn gemak in een boom uit te blazen, toen hij een wonderlijke ontdekking deed.

Hij kreeg plotseling een bekende geur in zijn neusje. De geur van zijn baas! En op hetzelfde oogenblik rook hij de voetstappen van Laval.

Mijnheer Jimmy was alle moeheid als bij tooverslag vergeten. Hij begon het spoor van zijn meester te volgen en zoo kwam het dat Laval het aapje geheel onverwachts zag opduiken.

Onder den rook van Valkenburg was hij een kameraad tegengekomen en vanzelf was hij blijven praten. De vijf minuten werden er tien en toen Jimmy op het tooneel verscheen had hij zijn vriend alles verteld van Paul en was er al een half uur verstreken.

Jimmy, uitgelaten van blijdschap, sprong om Laval's beenen en deed alles om Laval te beduiden terug te keeren naar huis.

‘Het lijkt wel of die aap je mee terug wil hebben,’ zei de vriend dan ook.

‘Het is zoo'n duivel!’ lachte Laval. ‘Geloof maar, dat mijn vrouw hem ergens heeft opgesloten. Misschien wel in de kooi bij Jan en Jako, maar Jimmy is zoo slim als een mensch en heeft 'm natuurlijk gesmeerd. Maar nou je het zegt, zou ik ook gaan denken, dat ie me mee terug wil hebben.’

Toen kreeg de vriend een ingeving.

‘Ben!’ riep hij. ‘Misschien is de jongen onderwijl thuis gekomen en heeft je vrouw Jimmy los gelaten om je te zoeken. Zooals het dier om je heen springt, is het net een politiehond.’

[pagina 128]
[p. 128]

Laval opende de mond van verbazing. Zijn rood gezicht werd nog rooder.

‘Drommels, Willem, dat is best mogelijk. Wacht, ik zal eens een eindje terugloopen!’

Hij voegde de daad bij het woord en onmiddellijk zette Jimmy het op een hollen, in de tegenovergestelde richting van Valkenburg.

‘Nou...... zoo slim als een mensch!’ riep de vriend. ‘Wees verstandig, Ben en volg dien aap. De jongen is vast en zeker al weer thuis!’

Laval nam afscheid van hem. ‘In ieder geval zal ik Jimmy maar volgen,’ lachte hij. Ze gaven elkaar een hand en gingen ieder huns weegs.

Jimmy was uitgelaten van blijdschap. Telkens rende hij een eind vooruit, keerde dan langzaam terug en keek zijn meester aan, alsof hij wilde zeggen: ‘Waarom loop je niet wat vlugger?’

‘Ja, ja, kalm maar aan,’ grinnikte Laval dan, maar binnen het half uur beklom hij het wankele trapje voor zijn woning. Zijn vrouw kwam hem daar tegemoet.

‘En......? Hoe is het? Je bent gauw terug. Is hij op het politiebureau?’

‘Niet dat ik weet,’ antwoordde haar man. ‘Zie je, Jimmy kwam me achterop en toen dacht ik, misschien heb jij hem los gelaten om mij terug te halen. Ik dacht, dat de jongen hier was terug gekomen.’

‘Ik heb niets gezien,’ antwoordde ze. Hij volgde haar naar binnen en trok zijn jas uit.

‘Hoe kwam Jimmy dan buiten?’

De vrouw lachte. ‘Hij schoof de knip van het deurtje van de kooi en was weg, voordat ik het kon verhinderen.’

Laval ging zitten op een der weinig krakende stoelen en streelde Jimmy's glanzenden rug.

‘Er is toch iets niet in orde met het dier’, mompelde

[pagina 129]
[p. 129]


illustratie
.....binnen het half uur beklom hij het wankele trapje voor zijn woning.


[pagina 130]
[p. 130]

hij en wat luider zei hij: ‘Wat is er dan, mijn jongen? Waarom ben je dan zoo onrustig?’

‘Puttelaar is hier geweest,’ vertelde vrouw Laval, terwijl zij peinzend naar Jimmy keek. ‘Hij vroeg of je vanmiddag bij hem kon komen. Hij moet vijf honderd Kerstsparren verzenden met de auto van Leenders en nu is Piet, zijn knecht ziek. Ik geloof, dat je een rijksdaalder kon verdienen met hem te helpen laden.’

‘Ik ga er meteen op af’, zei Laval ijverig. ‘Misschien kan ik me voor de rest van den morgen ook nog nuttig maken. Om de waarheid te zeggen voel ik er niet veel voor, om nog naar Valkenburg te gaan. Als de jongen zich naar de politie heeft begeven, dan zal hij vandaag of morgen wel met een agent hier komen, om zijn jas te halen.’

‘Waar heb je zijn pet gelegd?’ vroeg vrouw Laval, op den grond kijkend.

Laval zelf had zijn jas al weer aangeschoten. ‘Ik heb jas en pet op die stoel daar gelegd. Dat weet ik zeker.’

Ze zochten enkele minuten, toen gaf vrouw Laval een kreet. ‘Kijk eens naar Jimmy!’

‘Wel drie dubbele Oran-Oetang van een Chimpansee!’ riep Laval. ‘Kom eens hier, deugniet!’

Jimmy, met Paul's pet stevig tusschen zijn donkere handjes geklemd, dacht er niet aan. Integendeel! Hij sleepte de pet in de richting van het triplexschot en zijn kraaloogjes waren recht in de oogen van Laval gericht.

‘Wat mankeert die aap toch vandaag?’ riep vrouw Laval.

‘Apenkuren’, grinnikte haar man. Hij deed een plotselinge poging om de pet te bemachtigen, doch voordat hij er op bedacht was, rende Jimmy weg. Laval, gierend van pret, volgde hem tot in het kromme gangetje dat zich voorbij de lap van landhuisjesstof splitste.

‘Hé!’ liet de man zich verwonderd ontvallen. ‘Wou

[pagina 131]
[p. 131]

je niet naar buiten? Dat doe je anders graag, mijn jongen!’

Maar Jimmy dacht er niet aan om naar buiten te vluchten. Hij liep in de richting van de grot en sleepte de pet nog steeds met zich mee.

Op hetzelfde oogenblik kreeg Laval een schok van schrik. Als...... als Paul...... eens niet naar buiten, maar net als Jimmy...... naar binnen...... naar de grot was gegaan......?

De gedachte trof hem als een zweepslag. Hij bleef doodstil staan en streek toen langs zijn voorhoofd met de oogen gesloten. Razend snel werkten zijn hersenen. Allerlei gedachten gingen door zijn hoofd. Als de jongen eens koorts had gekregen en in zóó'n toestand was opgestaan......? Als hij werkelijk zonder jas en pet en misschien zonder licht in de grot was gedrongen om de drie mannen, die slechts in zijn verbeelding bestonden, te gaan zoeken?

Laval keerde met een ernstig gezicht naar zijn vrouw terug en Jimmy volgde hem langzaam en met tegenzin.

‘Wat scheelt jou,’ vroeg zijn vrouw nieuwsgierig.

‘Ik weet het niet, ik geloof, dat ik de kluts heelemaal kwijt ben’, antwoordde hij. ‘Zie je...... ik dacht ineens zoo...... als de jongen eens niet naar buiten...... maar vannacht naar de grot is geloopen?’

Vrouw Laval staarde hem met open mond en verbaasde oogen aan.

En toen antwoordde ze met zachte stem:

‘Oh, Ben...... daar heb ik geen oogenblik aan gedacht. Je moet onmiddellijk gaan kijken’.

‘Dat zal ik zéker!’, zei Laval grimmig. ‘En moge de jongen nog in leven zijn......’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken