Helse vertelsels. Deel 3. Het spiegelbed en andere onstichtelijke historiën uit vrijmoediger eeuwen
(1963)–Paul Rodenko–
[pagina 7]
| |
In de wachtkamerIn een hoek van de hellewachtkamer zaten drie verhitte edellieden.Ga naar voetnoot* Verhit niet zozeer als gevolg van een opgewonden debat of een louche historie (want de historiën, die de hellewachtkamerbewoners elkaar plegen te vertellen, mogen dan vrijmoedig zijn, ze dienen slechts tot lering en vermaak), maar eenvoudig als gevolg van de heersende temperatuur. Graaf d'Harengaison, een hoveling uit de tijd van Filips de Schone, nam zijn bepluimde hoed af en trachtte zich wat koelte toe te wuiven. ‘Oef!’, zei hij. ‘Het lijkt wel of het hier de laatste tijd nog warmer is dan anders.’ ‘Dat klopt’, zei Freiherr van Schwein de Botté terwijl hij even opkeek van het werkje waarin hij verdiept was - het bijvijlen van zijn nagels. ‘Ik hoorde van oberduivel drieëntachtighonderdduizenddriehonderdéénentwintig, die het overigens nog steeds verdraait om iets anders dan rode wijn te schenken, goed op temperatuur...’ ‘Té goed’, zuchtte graaf d'Harengaison. ‘Riep iemand mij?’, vroeg oberduiveltje drieëntachtighonderdduizenddriehonderdéénentwintig, dat zich plot- | |
[pagina 8]
| |
seling als uit het niet materialiseerde en gedienstig met een servet over zijn arm voor de in luie stoelen uitgestrekte edellieden stond. ‘Kan ik een glas wijn voor u inschenken?’ ‘Het liefst op de rokjes’, zei vicomte du Caquage. ‘Natuurlijk, ik heb u nog nooit ergens anders op horen klinken’, grinnikte het duiveltje. ‘Niet klinken, drínken’, zei de vicomte. ‘Het schijnt tegenwoordig de grote mode op aarde te zijn. Het betekent op ijs.’ ‘IJs!’ Het duiveltje huiverde. ‘Mag ik de heren verzoeken hier geen onbetamelijke taal uit te slaan? Het spijt mij, maar ik heb strenge orders u in zo'n geval helemaal niets te serveren.’ En met deze woorden was oberduivel drieëntachtighonderdduizenddriehonderdéénentwintig weer verdwenen. ‘Dan maar niets’, zei de vicomte. ‘Maar’, wendde hij zich tot Freiherr von Schwein de Botté die inmiddels bezig was zijn nagels bij te poetsen, ‘wat was het nu eigenlijk dat u van onze oberduivel gehoord hebt?’ ‘Muiterij in de hel’, zei de Freiherr. ‘Vandaar dat heer Satan de vuren nog eens extra heeft laten opstoken, met het gevolg dat wij het hier in de wachtkamer ook aanzienlijk warmer hebben.’ ‘Wat voor muiterij?’, vroeg vicomte du Caquage. De Freiherr haalde zijn schouders op. ‘Och, het schijnt dat het analfabetisme onder de subalterne duivels, die met het prik- en roosterwerk belast zijn, hand over hand toeneemt. En de grote boosdoeners uit de geschiedenis zijn bereid de gruwelijkste martelingen te ondergaan - behalve één, die de gruwelijkste van alle is...’ | |
[pagina 9]
| |
‘Welke bedoelt u?’, vroeg graaf d'Harengaison. ‘Dat de met het martelwerk belaste duivels eenvoudig niet meer weten wie ze martelen.’ Vicomte du Caquage keek omhoog naar een marmeren borstbeeld van Voltaire, dat hen vanaf een boekenkast aangrijnsde. ‘Rien n'est si désagréable que d'être pendu obscurément’, citeerde hij. ‘A propos, hebt u monsieur de Voltaire de laatste tijd nog gezien?’, vroeg graaf d'Harengaison. ‘Och nee’, zei de vicomte, ‘hij heeft het veel te druk met het speuren naar beeldhouwers om steeds weer nieuwe borstbeelden van zich te laten maken. Trouwens’, vervolgde hij, ‘met die jongelui uit de achttiende eeuw kun je toch geen behoorlijk gesprek op touw zetten. Te veel filosofie en te weinig rokken.’ ‘Wie weet hebben ze hem per slot van rekening maar naar de hemel gestuurd’, zei Freiherr von Schwein de Botté. ‘Hij werkte toch iedereen hier op de zenuwen met zijn filosofische gezwets. Hij moest weten dat hij het filosoferen beter aan ons Duitsers over kan laten.’ ‘Hm’, zei vicomte du Caquage sceptisch. Hij begon plotseling te lachen: ‘Als ze monsieur de Voltaire naar de hemel hebben gestuurd, moet dat voor die arme jongen op zijn beurt weer de gruwelijkste straf zijn die hij zich ooit had kunnen voorstellen!’ ‘Ik zou er anders best eens een ogenblikje heen willen... éven wat frisse lucht happen’, zei graaf d'Harengaison terwijl hij zich opnieuw zonder resultaat koelte trachtte toe te wuiven. ‘Och, de hemel is ook niet alles... denkt u dàt vooral niet’, merkte Freiherr von Schwein de Botté op, die | |
[pagina 10]
| |
bezig was met een fijn zilveren kammetje zijn sik te kammen. De graaf keek hem verwonderd aan. ‘U zegt het op een toon alsof u er zelf geweest bent...’, begon hij. ‘Neenee, dat niet’, zei de Freiherr glimlachend. ‘Maar ik ken toevallig een hoogst betrouwbaar verhaal over een man die er wèl geweest is... En zoals u weet vertellen wij Duitsers nooit verhalen vóór we ze grondig op hun betrouwbaarheid hebben onderzocht. Als u wilt zal ik u de merkwaardige geschiedenis vertellen van Het Spiegelbed...’ Dat wilden de heren wel en dus begon de Freiherr als volgt te verhalen. |
|