Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met twee maten (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met twee maten
Afbeelding van Met twee matenToon afbeelding van titelpagina van Met twee maten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (1.65 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met twee maten

(1956)–Paul Rodenko–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

Met twee maten

 
De man die schrijft verandert
 
steeds weer in zijn schrijvende hand,
 
die meer dan een mens kan geloven,
 
 
 
HANS ANDREUS
 
ik sta aan het eind van mijn armen
 
te zingen...
 
 
 
SIMON VINKENOOG
 
De kunst is op het punt
 
van ontstaan.
 
 
 
REMCO CAMPERT
[pagina 89]
[p. 89]

I
‘Experimentelen, wat nu?’

Nu de poëtische vernieuwing, waarvan de experimentelen de stootgroep vormden, alweer enkele jaren oud is, de experimentelen zelf uit de illegaliteit van het gestencilde blaadje en de rel in de legale openbaarheid van de schoolboekjes en de bloemlezingen zijn getreden, nu zij geen steen des aanstoots meer zijn, maar (al zal de een van graniet, de ander liever van holle baksteen spreken) erkend bouwmateriaal bij de modernisering van het Huis der Poëzie - nu de experimentele poëzie zelfs mode is geworden, een ‘new look’ zonder welke ook vele ouderen zich poëtisch niet meer ‘gekleed’ voelen, hoort men van diverse kanten de vraag stellen: experimentelen, wat nu?

Een merkwaardige vraag eigenlijk. Niet zozeer wanneer een traditionalist haar stelt; dan betekent de vraag eenvoudig: het speeluurtje is om, laten we tot de ernst des levens, de tucht van maat en rijm terugkeren. Maar iets anders is het wanneer degenen die de gedichten van Lucebert of Hugo Claus bewonderen, wanneer de experimentelen zelf deze vraag stellen - zoals bij voorbeeld Jan Walravens, woordvoerder van de Vlaamse experimentelen, doet in zijn bloemlezing Waar is de eerste morgen? Immers, men zal toch ook niet tegen een architect die een mooie villa gebouwd heeft zeggen: mooi zo, prachtig - maar, architect, wat nu? Het antwoord zou alleen maar kunnen luiden: erin gaan wonen. Waarom willen de experimentelen dan niet wonen in de woningen van hun gedichten, van de voortreffelijkheid waarvan zij zelf zo hoog opgeven, - woningen waarvan een der modernisten dicht:

 
Ik heb een witte stad tegen de horizon
 
gebouwd en
 
drieduizend kamers voor u
 
ingericht,
[pagina 90]
[p. 90]

- ruimte genoeg, zou men toch zeggen, zelfs om al zijn bewonderaars te logeren te vragen. Maar nee, uit de vraag ‘wat nu?’ kan men alleen maar opmaken dat de experimentelen hun gedichten au fond toch als een soort noodwoningen beschouwen (of als men wil: hotels; een hotel kan prachtig zijn maar blijft een doorgangshuis); het experimentele gedicht, hoe voortreffelijk, hoe overrompelend van kracht het ook moge zijn, is blijkbaar niet ‘definitief’, het is voorbereiding tot iets anders.

Althans, dit lijkt de voordehandliggende conclusie. Maar dit zou dan toch, lijkt het, één van tweeën moeten betekenen. Of het betekent dat de experimentelen hun dichten zelf als iets voorlopigs, een voorbereiding tot iets anders zien (een mening die men inderdaad wel hoort verkondigen); maar dan rijst onmiddellijk de vraag: is het psychologisch denkbaar dat een gedicht, een goed gedicht, geschreven zou zijn met de vooropgezette bedoeling om iets voorlopigs te maken? dat wil dus zeggen met de bedoeling, de creatieve wil om iets bijna-goeds te maken? Het antwoord moet luiden: natuurlijk niet; wanneer de experimentele poëzie een aantal voortreffelijke gedichten heeft opgeleverd - en dat heeft zij - dan zijn die gedichten voortreffelijk omdat de dichter zich met zijn volledige persoonlijkheid heeft ingezet om een goed, een ‘definitief’ vers te schrijven. Of het moet betekenen dat de experimentele dichters behept zijn met een soort dichterlijke ootmoed (‘we hebben het zo goed bedoeld, maar achteraf blijkt het maar geknoei te zijn’) - een veronderstelling die door de feiten wordt gelogenstraft. Maar als het noch het één noch het ander is, wat kan dan wel de zin zijn van de weliswaar niet met zoveel woorden naar voren gebrachte, maar impliciet toch duidelijk aanwezige idee van het gedicht als een voorlopigheid, een ‘noodwoning’?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken