digd. ‘Wat zijn dat voor misstanden? Wie is er verantwoordelijk voor deze nalatigheid?’
‘Ik weet het niet, Sire’, zei de tolk zenuwachtig. ‘Maar áls ze bestonden zouden ze toch achter lopen, want pinguïns zijn bepaald geen vluggerds’.
‘Nou dan’, zei de koning. ‘Laat men onmiddellijk de productie van pinguïnklokken stopzetten. Het kost maar geld en niemand wordt er wijzer van!’
‘Ja Sire’, zei de tolk. ‘Maar al wordt niemand er wijzer van, toch genieten de aalscholver- en de pinguïtolken dezelfde emolumenten als ik...’
‘Bedoel je dat je salarisverhoging wilt?’, vroeg koning leeuw. ‘Wel, Sire’, zei de tolk, ‘u hebt zelf gehoord hoe moeilijk het koekoeks is. Is het dan niet onrechtvaardig om het koekoeks op één lijn met het aalscholvers en het pinguïns te stellen?’
‘Hm’, zei koning leeuw, ‘ik weet niet of dit het juiste moment is om de salariskwestie te stellen. Vraag eerst eens aan de koekoek wat hij precies zou willen zeggen’.
‘Koekoek, koekoek?’, vroeg de tolk, zich tot de koekoek wenden.
‘Koekoek’, zei de koekoek.
‘Nou, waar zanikt hij dan over?’, zei de leeuw. ‘Hij zegt toch koekoek?’
‘Nee Sire’, zei de tolk. ‘Hij zegt: vergun mij, Sire, al was het maar éénmaal in mijn leven, tegen mijn liefje, mijn schatje, mijn verloofde te mogen zeggen: donzen zonnetje, zonnig donzerdje, m'n donzen liefje, m'n dunne donzerdje, m'n dikke donzerdje, m'n donzenverenballetje, m'n vederen donzeballetje, m'n donzebiezebolletje, m'n bollebozedonzerdje, m'n roze konijn...’
‘Roze konijn?’, zei de koning. ‘Wat hebben roze konijnen met koekoeks te maken? Of is het meervoud koekoeken? Enfin, in geen van beide gevallen is de term roze konijn verhelderend... Duurt het overigens nog lang?’
‘Nog honderdnegenenveertig termen’, zei de tolk, ‘waarvan de meeste iets met dons te maken hebben...’