Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen
Afbeelding van Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwenToon afbeelding van titelpagina van Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (7.07 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen

(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 250]
[p. 250]

IX

 
Looft Gods almacht, die uit het kwade
 
ontspringen doet goed menigvoud
 
en nieuwe heerlijkheid bouwt
 
uit bouwvallen in zijn genade,
 
laat dit zijn het stramien uwer zangen,
 
waar verbeelding op borduurt
 
bloemen en vogels met lange
 
cierlijke halzen, die vangen
 
insekte' in de vlucht, en gluurt
 
soms een jong ree door de bosschen;
 
dan lichtvoetig huppelt voorbij;
 
aan grijsgroene boomen hangen
 
vruchten in gouden trossen
 
en een verre knaap houdt gevangen
 
't oor met lieflijke melodie.
 
 
 
Den dag en den nacht love uw lied,
 
looft de manebloem, zilverreine,
 
wier straal het wiegelend riet
 
en de bloesemende pluimen
 
met haar teederen glans overgiet;
 
looft het alverwinnend licht,
 
dat verstrooit de dreigende wolken,
 
en komt voor den mensch vertolken
 
Gods eeuwig jong aangezicht.
 
 
 
Looft de dennen: hun schubbige stam
 
is een wonder om te aanschouwen,
 
als de berk in haar zilveren tooi,
 
waarbinnen zijn weg opwaarts nam
 
het sap in geruischloos gestijg.
 
Als haardos van edele vrouwen
 
't gebladert omgolft hen aanminnig,
 
de linde kijkt ernstig en innig;
 
en de eik? Met eerbiedigen schroom
 
knielden jonkvrouwen eens voor hem neder,
 
te offre’ aan den heiligen boom.
[pagina 251]
[p. 251]
 
Looft de bloemen, lieflijk en teeder,
 
troetelkindren zijn zij der natuur
 
die omdartlen de bonte kapellen
 
en d' insekten, wier niet te tellen
 
zangerskoor wekt weder en weder
 
heugnis van een zomerzacht uur.
 
 
 
En het licht! Zult ge dat niet loven,
 
't licht, der Almacht oudste kind?
 
Gaat één weldaad de hare te boven?
 
Waren zonder haar wij niet blind
 
in hulpeloos tasten verloren?
 
Dat wij zijn voor het licht geboren
 
is een teeken, dat God ons bemint.
 
 
 
Looft de zee, haar verborgen gronden
 
en de bergen, die opstonden,
 
toen God ze riep uit het Niet,
 
of door d' eeuwen langzaam rezen,
 
hun lagen laten nog lezen
 
wat voor eindloozen tijd is geschied.
 
 
 
Nog iets moogt ge niet vergeten:
 
te bezingen den mensch, die vermeten
 
maakte d' aarde zich onderdaan.
 
Is hij niet de kroon van Gods werken?
 
Gaf God hem geen heerschappij
 
over alle planten en dieren,
 
de slangen, de leeuwen, de gieren,
 
de listige, wreede en sterke,
 
heerscht niet de mensch door de rede
 
over alles wat aêmt en beweegt?
 
Heeft hij de sterren niet leeren
 
tellen, bereeknen hun vaart,
 
den tijd, dat ze nog zullen duren,
 
en die verliep sedert d' aard
 
uit den chaos vormde haar leden,
[pagina 252]
[p. 252]
 
en hoe lang de zon met haar vuur en
 
haar licht verwarmt nog de aard?
 
 
 
Maar meer dan menschlijk verstand
 
is menschlijke goedheid; gebouwd wordt 's
 
levens huis op haar fundament;
 
naar de roos, die nimmer verdort
 
zweemt zij; haar zachtstralend wezen
 
is de loods, die door 's levens zeeën
 
onze boot brengt veilig aan land.
 
 
 
En als rede en goedheid zich huwen,
 
ontspruit aan hun echt een kind,
 
waar dwazen en slechtaards van gruwen,
 
omdat God boven alles 't bemint.
 
Aya haar naam is, haar oogen
 
zijn vol van een bovenaardsch licht
 
en rustig blijft haar gezicht,
 
ook als haar gemoed is bewogen.
 
 
 
O heerlijke menschlijke gaven!
 
Uit verborgen gronden, de vaan
 
in zijn jonge, gespierde handen,
 
treedt Moed recht op ons aan;
 
zijn donkere oogen branden:
 
hij zal aan geen bete zich laven
 
noch ruste', eer het werk is gedaan.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken