Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Scilla (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Scilla
Afbeelding van ScillaToon afbeelding van titelpagina van Scilla

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (1.77 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Editeur

L. Strengholt



Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Scilla

(1966)–Lukas Rotgans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 23]
[p. 23]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Vertooners

Minos, Koning van Krete.
Nizus, Koning van Megare.
Ismene, {Dochters van Nizus.
Scilla, {Dochters van Nizus.
Fokus, Zoon van Eakus, koning van Enopië, minnaar van Ismene.
Mentor, Onderveltheer en vertrouling van Minos.
Dorize, Vertroude van Scilla.
Arsinoë, Vertroude van Ismene.
Agénor, Hooftman der lyfwacht van Minos.
Lyfwacht.  

Het Toneel verbeeldt de tent van Minos voor het belegert Alkathoë.

[pagina 24]
[p. 24]

Scilla, treurspel

Eerste bedryf

Eerste toneel

Scilla, Minos
scilla
 
JA, Minos, aan 't geschenk, dat ik u heb gegeeven,Ga naar voetnoot1
 
En uit de kerk geschaakt, hangt Nizus kroon en leven.Ga naar voetnoot2
 
't Is haast een jaar geleên dat gy hier zyt gelandt,Ga naar voetnoot3
 
En ik uw vaanen voor de muuren zag geplant;
5[regelnummer]
Maar hebt gy wel een voet gewonnen met den degen,
 
Of eenig voordeel op Alkathoë gekreegen?
 
Wy hebben reis op reis uw stormen doorgestaan,Ga naar voetnoot7
 
Uw helden van den wal gedreeven onder 't slaan;Ga naar voetnoot8
[pagina 25]
[p. 25]
 
En gy hadt vruchteloos den krygstogt ondernomen,
10[regelnummer]
Was ik in dit beleg u niet te hulp gekomen.
 
't Gewyde pandt, myn heer, dat ik u heb gebragt,Ga naar voetnoot11
 
Wierdt lang als heilig by den vorst en 't volk geacht.Ga naar voetnoot12
 
't Orakel eischte voor een langen reeks van jaaren,
 
Dat Nizus zorg dit Schildt naauwkeurig most bewaaren,
15[regelnummer]
Een Schildt door Mavors beeldt verheerlykt. hoor, ô heldt,Ga naar voetnoot15
 
Wat ons voordezen door de godspraak is gemeldt.
 
 
 
Bewaak dit heiligdom, ô vorst. gy onderzaatenGa naar voetnoot17
 
Bewierookt Mavors beeldt; daar in bestaat alleen
 
De rust en zekerheit van uw gebiedt en staaten,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Het heil der grooten en de zegen van 't gemeen.
 
 
 
Wie in Megare leeft wierdt van zyn kintsche dagen
 
Die stem in 't hart gedrukt. wy vreesden voor geen laagen,Ga naar voetnoot22
 
Noch schroomden, door dit Schildt verdedigt, voor geweldt.Ga naar voetnoot23
 
Men hadt van jaar tot jaar een vierdag ingestelt,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Waar in al d'edelliên en burgers, mans en vrouwen
 
Te voorschyn quamen, om een offerfeest te houwen,Ga naar voetnoot26
 
En voor den tempel, daar dat heiligdom van 't rykGa naar voetnoot27
 
Vertoont wierdt, 's hemels gunst te looven. blyk op blyk
 
Gaf ieder van zyn pligt en kerkdienst voor d'altaaren,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Daar hondert stieren, by 't gewoel der wichelaaren,Ga naar voetnoot30
 
Om 't offer loeiden voor de byl in 't heilig stof.Ga naar voetnoot31
 
Na deze plegtigheit wierdt in de zaal van 't hof
[pagina 26]
[p. 26]
 
Een offerdisch gespreidt voor edelliên en grooten,
 
En by de poort op 't veldt voor minder lantgenooten.
35[regelnummer]
Zoo wierdt van jaar tot jaar dat groote feest geviert,
 
De tempel, markt en straat met groente en loof versiert.Ga naar voetnoot36
 
Ik zelf heb menigmaal 't gewyde vier ontstoken,
 
Den wierook toebereidt, en omgezwaait by 't smooken,
 
En als een priesterin, ten dienst der offerhandt,
40[regelnummer]
Het nootlot nagespoort in 't lillende ingewandt.
 
'k Heb hondertwerf dien Godt, met neêrgeboge leden,Ga naar voetnoot41
 
In vrede of oorlogstydt om Nizus heil gebeden:
 
Vooral in dit beleg heeft hy my menigmaal
 
Zyn zegen toegewenkt by 't klinken van uw staal.
45[regelnummer]
Hoe zal de tempelier nu storm en onweêr kraajen,Ga naar voetnoot45-6Ga naar voetnoot45
 
En onder 't weiflent volk zyn zaadt van oproer zaajen!Ga naar voetnoot46
 
Hebt gy al iets gehoort?
minos
 
Gy waart my eerst verdacht,
 
Toen gy voor my verscheen in 't midden van den nacht:
 
Doch nu my door gevolg de waarheit is gebleeken,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Zal ik u van de zaak met grooter vryheit spreeken.
 
Ik zag in 't krieken van den dag de witte vaan,
 
Omvlochten met olyf, op Nizus muuren staan.Ga naar voetnoot52
 
Ik heb twee gyzelaars gekreegen uit zyn wallen,
 
De grootsten uit uw volk, die met hun welgevallen
55[regelnummer]
En ongedwongen naar myn leger zyn gegaan:
 
Zy bieden met de stadt my kroon en septer aan.
 
De vesting staat voor my en 't gansche heir ontslooten:
 
Dies zonde ik een uit myn getrouste togtgenooten,
 
Verzelschapt met een troep soldaaten, derwaarts heen.
[pagina 27]
[p. 27]
60[regelnummer]
Al 't volk is, als ik hoore, ontroert en op de been,Ga naar voetnoot60
 
En tegens 't gansche hof met gramschap ingenomen.
 
Ik wacht myn legerhoofdt, hy zal straks wederkomen.Ga naar voetnoot62
 
Maar gy, mevrouw, die door een dienst van dat gewicht,Ga naar voetnoot63
 
En ongehoorde zaak, een vyandt hebt verpligt,
65[regelnummer]
Neem my niet qualyk af, dat ik uw naam moet vraagen,
 
En wat u heeft geport om dit gevaar te waagen,
 
En hoe gy 't heilig Schildt geschaakt hebt uit de kerk.Ga naar voetnoot67
scilla
 
Weet dan, ô brave vorst, dat ik dit groote werk...Ga naar voetnoot68

Twede toneel

Minos, Scilla, Dorize, Agénor
agénor
 
Myn heer, een man van staat, uit Nizus vest geweeken,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Zoekt u om redenen van hoog belang te spreeken.
 
Hy brengt deze eedle vrou in 't leger uit zyn hof.
minos
 
Ik volge u voort. mevrou, ik ga met uw verlof.Ga naar voetnoot72
 
'k Zal by gelegenheit u nader onderhouwen.
[pagina 28]
[p. 28]

Derde toneel

Scilla, Dorize
scilla
 
Dorize!
dorize
 
Goôn! prinses, moet ik u hier aanschouwen!
75[regelnummer]
Men heeft den ganschen dag in dien verbaasden staatGa naar voetnoot75
 
Door 't hof naar u gezocht, en op de markt en straatGa naar voetnoot76
 
Den burger ondervraagt, maar niets van u vernomen.
scilla
 
Ik zal 't u melden. maar hoe zyt gy hier gekomen?
 
Wat brengt gy uit de stadt en vaders hof?
dorize
 
Daar blaakt
80[regelnummer]
Een vier van oproer nu ons Heilschildt is geschaakt.
 
Al wat my wierdt bericht zal ik aan u verhaalen.
 
Zoodra de dageraat verrees met morgenstraalen,
 
Ontstondt'er door de stadt een schielyk moortgerucht.Ga naar voetnoot83
 
De koning met zyn stoet ontwaakte, en was beduchtGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
Of 't vyantlyke heir de poorten en de wallen,Ga naar voetnoot85
 
Begunstigt van den nacht, met storm hadt overvallen.Ga naar voetnoot86
 
De dappre Fokus, die de ronde eerst hadt gedaan,Ga naar voetnoot87
 
Vloog naar de vest, en zag het hoofdt der priestren staanGa naar voetnoot88
[pagina 29]
[p. 29]
 
In 't midden van den drom der trekkende oorlogsknaapen,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
En burgren, die de wacht verpoosden, en in 't wapenGa naar voetnoot90
 
De post bezetten, die hun' zorg was toebetrout.
 
Hy scheurt zyn offerkleedt. hy stampvoet, en aanschout,
 
Verbaast op dit gezigt, den hemel, onder 't zuchten.Ga naar voetnoot93
 
Op, schreeut hy, burgers, op soldaaten, laat ons vluchten.
95[regelnummer]
Verwerpt het krygsgeweer. 't loopt met Alkathoë,Ga naar voetnoot95-96
 
De koninklyke vest, ten ende. wee, ô wee!Ga naar voetnoot96
 
Men heeft ons Mavors Schildt, de ziel van 't ryk, ontdraagen,
 
En van den wandt gelicht. nu blyken Minos laagen.
 
Hy heeft gewis door list dit heiligdom gerooft.
100[regelnummer]
Ach! myn altaargenoot, wat hangt u boven 't hoofdt!Ga naar voetnoot100
 
Indien gy vechten wilt, wat kan dat opzet baaten?
 
De Goden hebben ons door dat geval verlaaten.Ga naar voetnoot102
 
Hy brout zyn ondergang, verdoolde burgery,Ga naar voetnoot103
 
Die in hun' toornigheit den sabel gordt op zy.
105[regelnummer]
Wat jammer, wat elende en ramp is u beschooren,
 
Indien de stadt door storm in 't stryden gaat verloren,Ga naar voetnoot106
 
En koning Minos dringt verwinnaar in de poort,Ga naar voetnoot107
 
Omsingelt van zyn stoet, verhit op roof en moordt!Ga naar voetnoot108
 
Dan zal geen zuigeling, gedrukt in 's moeders armen,
110[regelnummer]
Den wreeden kinderbeul beweegen door zyn kermen,Ga naar voetnoot110
 
Maar smooren in zyn bloet, terwyl de voedster beeft,Ga naar voetnoot111
 
En vallende op de vrucht, met haar den dootsnik geeft.Ga naar voetnoot112
 
Ik zie den dwingelandt uw huis door 't vier verteeren,Ga naar voetnoot113
[pagina 30]
[p. 30]
 
Uw dochters voor uw oog op 't smokent puin schoffeeren,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
De Moordt holt langs de stadt. geen tempel, geen altaarGa naar voetnoot115
 
Verstrekt den vluchteling een vryburg in 't gevaar.Ga naar voetnoot116
 
Verhoedt dit ongeval, en sluit de poorten open.
 
Hier zwygt de priester: en d'ontroerde burgers loopenGa naar voetnoot118
 
Vol wanhoop langs de vest. het dondert in de luchtGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
Tot driemaal achtereen. elk schrikt, en neemt de vlucht,
 
En werpt de wapens neêr. maar Fokus tracht dit muiten,
 
En schadelyk gevolg in zyn begin te stuiten,Ga naar voetnoot122
 
En elk door reden eerst te brengen tot zyn pligt,Ga naar voetnoot123
 
En dan door dreigement; maar hy heeft niets verricht.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Hy wordt van 't woedent volk al vloekende overvallen,Ga naar voetnoot125
 
En, schoon hy weêrstant biedt, ontwapent op de wallen,
 
En naar 't paleis gesleept. uw vaders lyfwacht keert,
 
Maar flaau, den aanval, en wordt schielyk overheert.Ga naar voetnoot128
 
Met zulk een stoet verschynt de prins voor Nizus oogen.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Door dat veracht onthaal wordt d'oude vorst bewoogen.Ga naar voetnoot130
 
De schoone Ismene ziet haar minnaar in dien staat,
 
En valt hem om den hals met een verbaast gelaat.Ga naar voetnoot132
 
Maar 't opgehitste graauw, vervreemt van mededogen,
 
Beschimpt de ryksprinses, en 't koningklyk vermogen,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Men houdt al 't hofgezin gegyzelt in de zaal,Ga naar voetnoot135
 
Met dubble wacht bezet. wie schrikt niet voor 't verhaal!
 
Zoo vliegt men om de poort der vesting op te sluiten,Ga naar voetnoot137
 
Daar Minos oorlogsvolk, alreê bewust van 't muiten,Ga naar voetnoot138
[pagina 31]
[p. 31]
 
Op 't waajen van de vaan, met groene olyf bekleedt,
140[regelnummer]
Vast in slagorde stondt. de koning staat gereet,Ga naar voetnoot140
 
Om met zyn gansche huis, uw zuster en haar minnaar
 
In 't heir te komen, door 't bevel van zyn verwinnaar.
 
Myn broeder, die zyn komst aan Minos maakt bekent,Ga naar voetnoot143
 
Heeft my voor af, prinses, geleidt naar deze tent,
145[regelnummer]
Om 't woedent volk t' ontgaan. hoe zyt gy hier gekomen?Ga naar voetnoot145
scilla
 
Wie heeft het Schildt gerooft? hebt gy dat niet vernomen?
dorize
 
Neen.
scilla
 
Maar gy kent haar wel, Dorize.
dorize
 
Hoe, mevrou,
 
Zou ik haar kennen?
scilla
 
Ja.
Dorize
 
Verdenkt gy zoo myn trou?
 
En zou ik deze zaak den vorst niet openbaaren?
scilla
150[regelnummer]
Wel, weet gy 't niet? hoor toe: ik zal het u verklaaren.
 
Zy staat voor uw gezigt. ik heb dat stuk bestaan.
[pagina 32]
[p. 32]
dorize
 
Wat hoor ik! hemel! ach! hebt gy uw landt verraân!
 
Goôn! wat heeft uw gemoedt tot dat besluit gedreeven?
 
Wien hebt gy 't heilig pandt, daar 't ryk aan hing gegeeven?
scilla
155[regelnummer]
Het is in Minos magt. maar eer ik verder ga,
 
Zoo weet dat ik bemin, Dorize. ja, ô ja,
 
Ik heb....
dorize
 
Hoe, gy bemint? en wien?
scilla
 
Dien grooten koning.
dorize
 
Hoe kan u deze min verstrekken tot verschoning
 
Van zulk een euveldaadt?
scilla
 
Myn liefde is wel gegrondt:
160[regelnummer]
Ik zoek door 't huwelyk een eeuwig vrêverbondtGa naar voetnoot160-62
 
Met Minos en de kroon van vader op te rechten.Ga naar voetnoot161
 
Ik hoop myn bruiloftfeest zal dit krakkeel beslechten.Ga naar voetnoot162
 
Elk deelt in 't krygsgevaar. indien een wrede vuist,Ga naar voetnoot163-66Ga naar voetnoot163
 
In 't stormen op den wal, van 's konings bloet begruist,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Ons d'overwinning schonk, ten koste van zyn leven,
 
Dan zou die zege my gewis den dootsteek geeven.
 
Waar toe meer bloet gestort, en, heet op moordt en wraak,
 
In 't oorlogsperk gewoedt?
[pagina 33]
[p. 33]
dorize
 
Hoe hebt gy deze zaak
 
Voor my verzweegen, my, die gy hadt uitverkoren,
170[regelnummer]
Om uw geheimen, als vertroude, steets te hooren?
scilla
 
Ik wist wel dat gy zoudt myn oogmerk wederstaan.
dorize
 
Dan hadde ik maar myn pligt, gelyk 't betaamt, gedaan.Ga naar voetnoot172
scilla
 
Kent gy de liefde niet, Dorize, en haar vermogen?
 
Myn staat eischt geen verwyt, maar eer uw mededogen.Ga naar voetnoot174
dorize
175[regelnummer]
Maar is de koning niet verbonden door de trou?Ga naar voetnoot175
scilla
 
't Is waar, Pasifaë was eer zijn waarde vrou,Ga naar voetnoot176
 
Maar heeft zyn koets bevlekt door haar oneerbaar leven,Ga naar voetnoot177
 
En hy om overspel haar uit zyn gunst verdreeven.
dorize
 
En wanneer wierdt uw hart die minnewondt gewaar?
scilla
180[regelnummer]
Kent gy den toren niet op 't hooge bolwerk, daarGa naar voetnoot180Ga naar voetnoot180-200
 
De klanken, als men zegt, van Febus lier gebleeven,Ga naar voetnoot181
[pagina 34]
[p. 34]
 
In 't kloppen op den muur, een zoeten nagalm geeven?
 
Hoe menigmaal hebt gy, eer Minos was gelandt,
 
Uw oor met my gestreelt, door 't klinken van den wandt:
185[regelnummer]
Hoe dikmaal hebt gy daar met my den tydt gesleeten
 
Ook in dit lang beleg: of is u dat vergeeten?Ga naar voetnoot186
 
By stilstant heb ik daar veel uuren doorgebragt,Ga naar voetnoot187
 
En steets den toestant der Kretenzer oorlogsmagt
 
Naaukeurig aangemerkt. hier zag ik Minos draavenGa naar voetnoot189
190[regelnummer]
Op 't moedig oorlogsros aan 't hoofdt van hondert braaven.Ga naar voetnoot190
 
Ik heb zyn wapenschou, den handel van 't geweer,Ga naar voetnoot191
 
En d'oefening in 't veldt, by 't drillen van zyn speer,Ga naar voetnoot192
 
Met yver aangezien. ik zag de veders zwierenGa naar voetnoot193
 
Om zyn gekamden helm voor 't oog der krygsbanieren.Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Hoe vaardig schoot zyn vuist, volleert en afgerecht,Ga naar voetnoot195
 
Den werpschicht op den wal in 't hevigst van 't gevecht!Ga naar voetnoot196
 
Zag ik hem zonder helm langs zyne tenten treeden,
 
Dan wierdt myn hart geraakt door zyn bekoorlykheden.Ga naar voetnoot198
 
In 't kort, ik keerde van den toren reis op reis,
200[regelnummer]
Verslingert op den heldt, al zuchtende in 't paleis.Ga naar voetnoot200
 
Maar, ach! hoe zocht ik my door reden t' overwinnen!Ga naar voetnoot201
 
Hoe heb ik deze drift veroordeelt in myn zinnen!Ga naar voetnoot202
 
Maar vruchteloos. helaas! de hartstogt, die myn wilGa naar voetnoot203
 
Zoo krachtig ging te keer, bleef meester in 't geschil.
205[regelnummer]
ô Zelfstrydt, die geen rust vergunde aan myn gedachten,
[pagina 35]
[p. 35]
 
Gy, die myn koets ontroerde in slaapelooze nachten,Ga naar voetnoot206
 
(Dat tuige 't zachte dons, doorweekt met traan op traan)
 
Wat heb ik stormen door uw perssing uitgestaan!Ga naar voetnoot208
 
Wat heb ik om dien heldt, Dorize, veel geleden!
210[regelnummer]
Dies schroomde ik in dien staat gevaar noch zwarigheden.Ga naar voetnoot210
dorize
 
Maar door wat middel hebt gy 't heilig pandt gerooft?
scilla
 
De Min, vernuftig in haar werking, dient ons hoofdt
 
Met hondert vonden, om 't gewenschte wit te raaken.Ga naar voetnoot213
 
Ik kon de hofkapel, gelyk gy weet, genaakenGa naar voetnoot214
215[regelnummer]
Langs d'oude gallery, van binnen door de poortGa naar voetnoot215
 
Die in myn slaapzaal staat, en, van geen wacht gestoort,
 
Die voor het groot portaal de ronde doet van buiten,Ga naar voetnoot217
 
Met waschlicht in de handt de binnedeur ontsluiten.Ga naar voetnoot218
 
Gy weet, myn vader gaf de sleutels in myn magt,
220[regelnummer]
Doordien ik was gewoon, na 't scheiden van den nacht,Ga naar voetnoot220
 
In 't krieken van den dag myn tempeldienst te pleegen.
dorize
 
Die vroomheit staat hem dier, en kost hem 's hemels zegen.
scilla
 
Ei, smaal niet op myn deugdt: en heb ik eens gedwaalt,Ga naar voetnoot223
 
De Min heeft my van 't spoor al vleiende afgehaalt.Ga naar voetnoot224
[pagina 36]
[p. 36]
dorize
225[regelnummer]
Hoe quaamt gy uit de stadt by nacht?
scilla
 
Ik hadt twee slaaven,
 
(Wier vryheit ik wel eer verwurven heb,) door gaaven
 
En uit erkentenis, in myn belang gebragt.Ga naar voetnoot227
 
Daar loopt een ruime gang beneden naar de gracht,Ga naar voetnoot228-29
 
Waar in men langs een trap in 't hof kan nederdaalen;Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
d'Een vrygemaakte wacht, opdat ik niet zou dwaalen,
 
My by den ingang met een fakkel, en geleidtGa naar voetnoot231
 
My naar de gracht, daar ons zyn metgezel verbeidt.
 
Hier lag de hofgalei, die wy in vrededagen
 
Gebruikten in de plaats van vaders stasiwagen;Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Waar in wy menigmaal, van slaaven voortgeroeit,
 
Heen stooven langs 't kanaal dat in de zeegolf vloeit:Ga naar voetnoot236
 
Daar stap ik vrolyk in met myne hulpgenooten;Ga naar voetnoot237
 
Die zonder veel gerucht de kiel door 't water stooten.
 
Zoo voert ons die galei in zekerheit aan landt.Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
De leitsliên brengen my door 't leger handt aan handt,
 
Begunstigt van den nacht, terwyl de mannen slaapen,
 
Aan Minos groote tent. de lyfwacht, die in 't wapenGa naar voetnoot242
 
Den ingang trou bewaakt, gebiedt ons stil te staan.
 
Een ander dient terstont myn komst den koning aan.
245[regelnummer]
Zoo stap ik, met het Schildt geladen in myn armen,
 
Door tentwacht en staffier, die Minos lyf beschermen,Ga naar voetnoot246
 
In dit vertrek, en schenk den vorst ons heiligdom.
[pagina 37]
[p. 37]
dorize
 
Ik sta door uw verhaal als sprakeloos en stom:
 
Maar mag ik ongeveinst myn hart aan u ontdekken,
250[regelnummer]
Deze onderneming zal u nooit tot voordeel strekken,
 
Gy hebt te veel gewaagt. bedenk, prinses, ik zal...
scilla
 
Neen, zwyg. de stoute wordt begunstigt van 't geval,Ga naar voetnoot252
 
Terwyl de suffer van zyn oogmerk blyft versteeken.Ga naar voetnoot253
 
De vruchten, die de tydt door arbeidt weet te queeken,Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Verkrygen zoeter smaak, dan die ons by geluk
 
Slechts druipen in den mondt. dit is een meesterstuk,
 
Dat my veel zekerheit belooft na veel gevaaren.
 
Een zeeman, lang geschokt, geslingert op de baaren,
 
Die door zyn wakkerheit den storm braveert op zee,
260[regelnummer]
Trekt voordeel uit zyn vlyt aan een gewenschte ree.

Vierde toneel

Minos, Scilla, Dorize, Mentor, Agénor
minos
 
Mevrou, ik moet den vorst, die nadert, hier verbeiden.
 
Agénor zal u weêr naar uw vertrek geleiden.
 
Ook heb ik met dien heer te spreeken.
scilla
 
Wel, wy gaan.
 
Maar denk, wat ik voor u, ô Minos! heb gedaan.
[pagina 38]
[p. 38]

Vijfde toneel

Minos. Mentor
mentor
265[regelnummer]
ZOo lacht de zege ons toe. zoo pronken uwe vaanen.
 
En standers, in 't gezigt van Nizus onderdaanen,
 
Op zyn verheve vest: elk viel den koning af.Ga naar voetnoot267
 
Soldaat en burger knielde en kuste uw legerstaf:
 
Zy gaven zwaardt en speer vrywillig in myn handen,
270[regelnummer]
En zwoeren hulde en trou aan u, die deze landenGa naar voetnoot270
 
Voortaan gebieden zult, als wettig vorst en heer.
 
Zoo breidtge uw ryksgrens uit. zoo zal uw krygsgeweer,Ga naar voetnoot272
 
Begunstigt van de Goôn, door al de wereldt blinken.
 
Door uw verheffing zal uw vyandts hoogmoedt zinken.
275[regelnummer]
Gy hebt d'Atheensche kroon voor eerst de wet gestelt,Ga naar voetnoot275
 
Gedwongen om 't verbondt te tekenen in 't veldt.Ga naar voetnoot276
 
Nu hebt gy, om uw roem en luister te vergrooten,
 
Uw vyandt van den troon, dien gy beklimt, gestooten,
 
En in een dag of min dit groot krakkeel beslecht,
280[regelnummer]
En 't Alkatheesch gezag aan uw gebiedt gehecht.Ga naar voetnoot280
 
Het woest Megare ziet uw oorlogstoortsen rooken,Ga naar voetnoot281
 
Door 't vier van wraakzucht in uw dappre vuist ontstoken.
 
Hoe zal 't Kretenzer volk in dien verheven staatGa naar voetnoot283
 
U groeten, als gy keert in 't blinkent feestgewaadt!
285[regelnummer]
Hoe zal uw hofgezin met blyde zegezangenGa naar voetnoot285
 
Al juichende uwe vloot aan onze kust ontfangen!
 
Uw bouheer Dedalus, de wereldt door vermaardt,Ga naar voetnoot287
[pagina 39]
[p. 39]
 
Zal op uw buitenhof, ter eere van uw zwaardt,Ga naar voetnoot288
 
Een hooge zegeboog uit prachtig marmer houwen:
290[regelnummer]
Dan zal de vreemdeling uw krygstriomf aanschouwen,Ga naar voetnoot290-94
 
Als gy op 't oorlogsros verheven zit ten toon,
 
Verheerlykt met den staf en groene lauwerkroon;
 
Daar duizent vyanden, geketent aan uw voeten,Ga naar voetnoot293
 
U, als hun' opperheer en overwinnaar, groeten.
minos
295[regelnummer]
'k Heb die verwinning niet bevochten door myn staal.
 
De bystant van een vrou verwekt die zegepraal.
 
Die zege, Mentor, maakt my schaamroot en verlegen,
 
Doordien ik van een vrou dat voordeel heb verkregen:
 
Zy zet myn grooten naam meer schande als luister by:
300[regelnummer]
Verhef haar niet te hoog door uwe vleiery.
 
Die laffe loftrompet, die veelen zou bekooren,
 
Klinkt, als een valsche toon, gansch walglyk in myne ooren.
 
Gy spreekt, als hoveling: ik hoore u, als een heldt,Ga naar voetnoot303
 
Wiens edelmoedigheit in 't bloedig oorlogsveldt,
305[regelnummer]
Met een gelyke kans, zyn vyandt wil bespringen:
 
Dan voegt het na den strydt door 't heir triomf te zingen.
 
De lauren munten uit, gevlochten om ons haar,
 
Maar voor de vuist geplukt in 't grootste lyfgevaar.Ga naar voetnoot308
 
Nu worde ik van een vrou, en door verraadt, verheven.
mentor
310[regelnummer]
Kent gy haar niet, die u dat Heilschildt heeft gegeeven?
 
En is u niet bewust, waarom zy 't landt verriedt?Ga naar voetnoot311
minos
 
Ik zag haar nooit voorheen; en 't ander weet ik niet.
 
'k Zal by gelegenheit die zaaken wel ontdekken.
[pagina 40]
[p. 40]
 
Maar ik bespeur iets groots, iets heerlyks uit de trekkenGa naar voetnoot314
315[regelnummer]
Van 't wezen: ik geloof, zy is van hoogen staat.Ga naar voetnoot315
 
De glans der majesteit vertoont zich in 't gelaat.
mentor
 
Haar huis is licht gehoont, van eere en staat versteeken;Ga naar voetnoot317
 
En mooglyk zoektze dit aan Nizus hof te wreeken.
 
Een hooggebore ziel, beledigt, vlamt op wraak.
320[regelnummer]
Heeft dit geen schyn, myn heer?Ga naar voetnoot320
minos
 
Ik suf in deze zaak.
mentor
 
Of zou 't wel liefde zyn, waar door zy wordt gedreeven?
 
Die hartstogt werkt met kracht, ontziet gevaar noch leven.
minos
 
Maar hoe hebt gy de stadt verzekert door myn magt?Ga naar voetnoot323
mentor
 
'k Heb vyftig vaanen in Alkathoë gebragt,Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
En toren en kasteel bezet met dappre mannen.Ga naar voetnoot325
 
Men heeft de ketens op de groote markt gespannen,
 
Waar langs de hooftwacht trok naar 't wachthuis, om, indienGa naar voetnoot327
 
Het graauw aan 't muiten sloeg, het tegenstant te biên,
 
En door die ketenen den toegang af te sluiten.Ga naar voetnoot329
[pagina 41]
[p. 41]
330[regelnummer]
Elk toont zich welgemoedt, en zal den oploop stuiten.Ga naar voetnoot330
 
Ik heb de woningen der burgren onderzocht,
 
Ontwapent, en 't geweer in 't wapenhuis gebrogt;Ga naar voetnoot332
 
Dat laat ik door een wacht der braafste legerschaaren,
 
En hopliên meest bekent, naar krygsgebruik, bewaaren.Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Ik heb 't gevaar gekeert door myn voorzigtigheit,
 
En Nizus aanhang in verzekering geleidt:Ga naar voetnoot336
 
De priesters hadden my die huizen aangeweezen:
 
Zy pleiten voor uw zaak: dies hebt gy niet te vreezen:Ga naar voetnoot338
 
Zy woelen onder 't volk, dat hun naar d'oogen ziet,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
En op hun wenken draaft: zy schildren uw gebiedtGa naar voetnoot340
 
Als heilig, en om hoog zelfs van de Goôn beschoren,Ga naar voetnoot341
 
Maar vloeken Nizus hof, als oorzaak van hun' toren.Ga naar voetnoot342
minos
 
Dat volk draait als de windt, en eert d'opgaande zon:Ga naar voetnoot343
 
En schoon ik hun gemoedt door Nizus onheil won;
345[regelnummer]
Ik kan my op die gunst, als veilig, niet vertrouwen.

Sesde toneel

Minos, Mentor, Agénor
agénor
 
Ik zie den koning met een sleep van hoofsche vrouwenGa naar voetnoot346-53
 
En edelliên van ver genaaken met uw wacht.Ga naar voetnoot347
[pagina 42]
[p. 42]
 
Het gansche leger vliegt hem tegen. ieder tracht
 
Hem uit nieuwsgierigheit t'aanschouwen voor uw tenten.
350[regelnummer]
't Gejuich der helden klinkt door alle uw regementen.
 
Ook krielt het in de stadt van krygsvolk op den wal.
 
De torens staan bedekt met menschen overal,
 
De tempels zwart van volk. het woelt aan alle kanten.
minos
 
Ga, tree hem te gemoet met vyftig lyftrouwanten.Ga naar voetnoot354

Zevende toneel

Minos, Mentor
minos
355[regelnummer]
Hebt gy in Nizus hof den stoet der edelliên,
 
De grooten van zijn ryk en vrouwen niet gezien?Ga naar voetnoot356
mentor
 
Ik vondt hem in de zaal, daar elk, met hem bewoogen,Ga naar voetnoot357
 
Den diepen rou van 't hart vertoonde door zyne oogen.Ga naar voetnoot358
 
In 't midden van dien sleep zat aan zyn rechte handt
360[regelnummer]
Een jonge en eedle maagdt, de luister van zyn landt,
 
Een schoonheit, zoo volmaakt en vol bekoorlykheden,Ga naar voetnoot361-62
 
Vermengt met majesteit en hoffelyke zeden,
 
Als ik in eenig oordt der wereldt immer zag:
 
Haar moedt, niet eens verzet door zulk een fellen slag,Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Braveerde 't noodlot zelf in 't midden van haar plaagen.Ga naar voetnoot365
 
Gelyk een ryzende eik den storm en dondervlaagen
[pagina 43]
[p. 43]
 
Na heldren zonneschyn op zyne wortels tart:
 
Zoo stondt een fiere deugdt, gewortelt in haar hart,Ga naar voetnoot368
 
Onwrikbaar in den storm van zoo veel zwarigheden.
370[regelnummer]
Zy troostte 't gansche hof des konings door de reden.Ga naar voetnoot370
 
Haar welbespraakte tong, die 't keurigst oor bekoort,Ga naar voetnoot371
 
Bragt, met een zoeten toon, een schat van wysheit voort.Ga naar voetnoot372
minos
 
't Gerucht van haare deugdt en schoonheit, waardt te loovenGa naar voetnoot373
 
Klonk uit Alkathoë door aller vorsten hoven.
375[regelnummer]
Ik ken haar door de faam. Ismene, zoo vermaardt,
 
Was, schoon ik haar nooit zag, voor lang myne achting waardt.
 
Ik haak om haar te zien.Ga naar voetnoot377
mentor
 
Zy zal u licht behaagen.
 
Haar schoonheidt....
minos
 
Neen, ik sluit myn hart voor minnevlaagen,
 
De wraakzucht dreef my hier; en sleep myn krygsgeweer:
380[regelnummer]
Geen liefde keert die drift.Ga naar voetnoot380
mentor
 
Spreek niet te stout, myn heer.
minos
 
Dit zy genoeg. ga, zeg aan 't hoofdt der wichelaaren,Ga naar voetnoot381
 
Dat ik een offerhandt zal slachten op d'altaaren.
 
Ik wil aan Nizus huis my wreeken van den hoon,Ga naar voetnoot383
 
En 't bloet verzoenen van Androgeos, myn zoon.Ga naar voetnoot384
Einde van het eerste Bedryf
[tekstkritische noot]Megare: landschap in Midden-Griekenland, Megaris, met Alkathoë (Megara) als hoofdstad.
Hooftman: kapitein.
verbeeldt: stelt voor; vgl. de afbeeldingen.

voetnoot1
Ja: in het 17de- en 18de-eeuwse treurspel gebruikelijke inzet van een bedrijf, die bij de toeschouwer de illusie moet wekken van een al eerder begonnen gesprek; Minos: het noemen van de naam vloeit voort uit de eis van ‘helderheid’, inhoudende dat de toeschouwer niet in het onzekere mag verkeren t.a.v. de vraag wie er op het toneel staan; Scilla blijft ter wille van het dramatisch verloop voor Minos nog een onbekende, maar voor de ontwikkelde toeschouwer, van wie verondersteld wordt dat hij het verhaal in grote trekken kent, maakt ze zich door haar eerste woorden meteen bekend.
voetnoot2
kerk: tempel, hier de ‘hofkapel’ van het paleis van Nizus; geschaakt: geroofd.
voetnoot3
gelandt: Minos kwam van Kreta, had naar Rotgans' voorstelling van zaken eerst Athene aan zich onderworpen en was vervolgens met zijn vloot tegen Alkathoë opgetrokken; haast een jaar geleên: bij Ovidius is sprake van een half jaar (Metam. VIII, 11).
voetnoot7
stormen: stormaanvallen.
voetnoot8
onder 't slaan: in de strijd.
voetnoot11
pandt: kostbaar voorwerp, wellicht met de bijgedachte aan ‘onderpand’, omdat het schild Nizus' welvaren waarborgt.
voetnoot12
geacht: hooggeacht, vereerd.
voetnoot15
Mavors: andere naam voor Mars, de oorlogsgod; beeldt: afbeelding; verheerlykt: opgeluisterd.
voetnoot17
heiligdom: heilig voorwerp (aldus meermalen in het vervolg).
voetnoot19
zekerheit: veiligheid; uw gebiedt en staaten: uw heerschappij en de streken waarover die zich uitstrekt.
voetnoot22
laagen: hinderlagen.
voetnoot23
schroomden: vreesden.
voetnoot24
vierdag: (godsdienstige) feestdag.
voetnoot26
Te voorschyn quamen: verschenen.
voetnoot27
daar: waar (zo herhaaldelijk in het vervolg).
voetnoot29
pligt en kerkdienst: (hendiadys) religieuze plichten in het bijwonen van het offerfeest en het vereren van het schild.
voetnoot30
wichelaren: priesters.
voetnoot31
Rondom de offerplaats loeiden bij het slachten op de heilige grond.
voetnoot36
groente en loof: (hendiadys) takken met gebladerte.
voetnoot41
dien Godt: nl. Mars.
voetnoot45-6
Scilla voorziet dat de priesters in hun wanhoop over het verdwijnen van het schild onheil zullen voorspellen en aldus aanleiding zullen geven tot oproer onder het volk.
voetnoot45
tempelier: priester; storm en onweêr: onheil; kraajen: voorspellen.
voetnoot46
weiflent: van nature weifelachtig, veranderlijk van gezindheid.
voetnoot49
door gevolg: door wat er sindsdien gebeurd is.
voetnoot52
omvlochten met olyf: als teken van begeerde vrede.
voetnoot60
ontroert: in beroering.
voetnoot62
straks: dadelijk, ogenblikkelijk.
voetnoot63
mevrouw: aanspreektitel in Frans-klassicistische spelen (vert. van madame) ook voor ongehuwde adellijke dames.
voetnoot67
geschaakt: geroofd; kerk: tempel.
voetnoot68
brave: dappere (zo herhaaldelijk).

voetnoot69
van staat: van hoge positie; geweeken: gekomen.
voetnoot72
voort: meteen.
voetnoot75
den ganschen dag: van de vroege morgen af tot nu toe; sedert het ‘krieken van den dag’ (vs. 51) zijn er zeker enkele uren verlopen om de gebeurtenissen, door Dorize (vss. 79-145) en Mentor (vss. 324-42) meegedeeld, te doen plaatsvinden; in dien verbaasden staat: in die toestand van verwarring en ontsteltenis.
voetnoot76
Door 't hof: het (hele) hof door.
voetnoot83
een schielyk moortgerucht: een snel zich verspreidende opschudding.
voetnoot84
was beducht: vroeg zich bevreesd af.
voetnoot85
vyantlyke: het accent valt op de eerste lettergreep.
voetnoot86
van: door (aldus herhaaldelijk); met storm: stormenderhand.
voetnoot87
eerst: zojuist (?).
voetnoot88
vest: stadsmuur.
voetnoot89
trekkende: de wacht betrekkende (?), optrekkende (?).
voetnoot90
verpoosden: aflosten; in 't wapen: in volle wapenrusting.
voetnoot93
Verbaast op dit gezigt: ontsteld bij het aanschouwen van de soldaten en de burgers die hun posten betrekken - voor de opperpriester gaat voortzetting van de strijd immers tegen de wil der goden in, vgl. vss. 101-04.
voetnoot95-96
Vgl. Gijsbrecht van Amstel vs. 951.
voetnoot96
vest: stad.
voetnoot100
myn altaargenoot: gij die met mij dezelfde goden vereert.
voetnoot102
geval: voorval.
voetnoot103
zyn: zijn eigen.
voetnoot106
door storm: door een bestorming.
voetnoot107
verwinnaar: als overwinnaar.
voetnoot108
Omsingelt van zyn stoet: omringd door zijn gevolg (= zijn leger); verhit etc.: bepaling bij stoet.
voetnoot110
Den wreeden kinderbeul: als hoedanig nl. Minos' soldaten zich zullen doen kennen; beweegen: met medelijden vervullen.
voetnoot111
voedster: moeder.
voetnoot112
haar: nl. de vrucht.
voetnoot113
den dwingelandt: vgl. de aant. bij kinderbeul in vs. 110.
voetnoot114
schoffeeren: onteren.
voetnoot115
De Moordt: als personificatie op te vatten; altaar: het accent valt op de laatste lettergreep.
voetnoot116
Verstrekt: dient...als (aldus herhaaldelijk); vryburg: veilige wijkplaats.
voetnoot118
ontroerde: ontstelde, in paniek geraakte.
voetnoot119
het dondert: er is een donderslag (als teken van de toorn der goden opgevat).
voetnoot122
schadelyk gevolg: de schadelijke voortgang ervan.
voetnoot123
door reden: door overredende woorden.
voetnoot124
verricht: uitgericht, bereikt.
voetnoot125
woedent: in blinde woede optredende; al vloekende: onder vervloekingen.
voetnoot128
flaau: zwak; overheert: overmeesterd.
voetnoot129
stoet: gevolg (ironisch).
voetnoot130
dat veracht onthaal: die smadelijke bejegening; bewoogen: diep geschokt.
voetnoot132
verbaast: ontsteld.
voetnoot134
ryksprinses: kroonprinses; vermogen: gezag.
voetnoot135
al 't hofgezin: allen die tot het hof behoren; gegyzelt: gevangen als waarborg voor de te sluiten vrede; de zaal: pronkvertrek in het paleis.
voetnoot137
op te sluiten: te openen.
voetnoot138
bewust van: afwetend van.
voetnoot140
Vast: reeds enige tijd.
voetnoot143
Myn broeder: dezelfde als de man van staat in vs. 69, die daar noch elders ten tonele verschijnt en overigens ook nergens genoemd wordt.
voetnoot145
woedent: in blinde woede optredende.
voetnoot160-62
Vgl. voor deze rechtvaardiging van Scilla's daad wat Ovidius haar in de mond legt, Metam. VIII, 47-48 en 67-68.
voetnoot161
Met: tussen; op te rechten: op te richten.
voetnoot162
dit krakkeel: deze twist, oorlog.
voetnoot163-66
Vgl. Metam. VIII, 64-66.
voetnoot163
Elk deelt in 't krygsgevaar: iedereen (ook Minos, wil Scilla zeggen) staat bloot aan de gevaren van de oorlog.
voetnoot164
't stormen: het stormenderhand aanvallen; van 's konings bloet begruist: met het bloed van koning Minos besmeurd (bepaling bij wrede vuist, vs. 163).
voetnoot172
maar: slechts.
voetnoot174
staat: toestand.
voetnoot175
de trou: het huwelijk.
voetnoot176
Pasifaë: Minos' echtgenote, uit wier onnatuurlijke liefde voor een stier de Minotaurus geboren werd, die in het door Daedalus gebouwde labyrint gevangen werd gehouden; eer: weleer; waarde: hem dierbare.
voetnoot177
koets: bed, hier voor huwelijk.
voetnoot180
bolwerk: uitspringend gedeelte in de vesting rondom de stad.
voetnoot180-200
vrije weergave van Metam. VIII, 14-37.
voetnoot181
De klanken...van Febus lier: Phoebus Apollo had Alkathoüs bij de bouw van Megara = Alkathoë geholpen en daarbij zijn lier op de stenen gelegd; vandaar dat deze bij aanraking geluid gaven.
voetnoot186
is u dat vergeten: dat is subject, u indirect object.
voetnoot187
stilstant: wapenstilstand; vgl. de aant. bij de Voorrede, blz. 19.
voetnoot189
aangemerkt: gadegeslagen.
voetnoot190
braaven: helden.
voetnoot191
wapenschou: inspectie; handel van 't geweer: wapenhandel, hanteren der wapenen.
voetnoot192
drillen: trillen bij het werpen van het wapen.
voetnoot193
Met yver: vol overgave, geboeid.
voetnoot194
gekamden: van een vederbos voorziene, gepluimde, krygsbanieren: vendels, legerafdelingen, elk onder een banier.
voetnoot195
afgerecht: ervaren, geoefend.
voetnoot196
werpschicht: speer.
voetnoot198
bekoorlykheden: uiterlijke aantrekkelijkheid.
voetnoot200
Verslingert: verliefd.
voetnoot201
door reden: door het gezonde verstand te gebruiken.
voetnoot202
deze drift: deze ongeregelde hartstocht; Rotgans bezigt het woord drift ook in neutrale zin voor ‘hartstocht’, maar hier is het aspect van het onbeheerste, rede-loze erbij inbegrepen: Scilla is zich bewust van het verkeerde in haar liefde.
voetnoot203
die myn wil: is die subject of mijn wil? Beide opvattingen leveren een goede zin op.
voetnoot206
koets: bed; ontroerde: verontrustte.
voetnoot208
stormen: hevige innerlijke beroeringen.
voetnoot210
Dies: daarom.
voetnoot213
vonden: listen; wit: doel.
voetnoot214
de hofkapel: de tempel maakt deel uit van het paleis; genaaken: naderen, hier: bereiken.
voetnoot215
d'oude gallery: deze is dus blijkbaar binnen het paleis gelegen; het is niet onmogelijk dat de galerij door uitbouw van het paleis de ‘oude’ geworden is; poort: deur.
voetnoot217
het groot portaal: de hoofdingang aan de buitenzijde van de hofkapel.
voetnoot218
waschlicht: een waskaars; de binnedeur: de deur die de ‘oude gallery’ met de hofkapel verbindt.
voetnoot220
Doordien: aangezien.
voetnoot223
deugdt: synoniem van vroomheit in vs. 222; eens: éénmaal.
voetnoot224
't spoor: het goede pad; al vleiende: lokkend met schone voorspiegelingen.
voetnoot227
in myn belang gebracht: in mijn zaak betrokken.
voetnoot228-29
De onderaardse gang verbindt het hof met de gracht.
voetnoot229
in 't hof: bepaling bij trap.
voetnoot231
by den ingang: nl. van de gang, als Scilla de trap in het hof is afgedaald.
voetnoot234
stasiwagen: statiekoets, het officiële koninklijke rijtuig.
voetnoot236
De gracht staat dus door een kanaal in verbinding met de baai waarbij Alkathoë gelegen is.
voetnoot237
vrolyk: welgemoed.
voetnoot239
in zekerheit: veilig.
voetnoot242
in 't wapen: geharnast en gewapend.
voetnoot246
staffier: lijfwacht.
voetnoot252
stoute: stoutmoedige; van 't geval: door de fortuin; vgl. voor deze gedachte Metam. VIII, 73.
voetnoot253
de suffer: hij ‘die door gedachteloosheid of in 't algemeen door gebrek aan flinkheid niet tot krachtig handelen in staat is’ (WNT XVI, 471); versteeken: verstoken.
voetnoot254
arbeidt: inspanning.

voetnoot267
verheve vest: hoge stadsmuur.
voetnoot270
hulde en trou: hou en trouw.
voetnoot272
krygsgeweer: wapen, hier: militaire macht.
voetnoot275
Minos heeft op zijn strafexpeditie eerst Athene aan zich onderworpen.
voetnoot276
't verbondt: nl. waarbij Athene zich verbonden had ieder jaar een aantal jonge mensen naar Kreta te zenden als voedsel voor de Minotaurus (vgl. vss. 540-48); in 't veldt: te velde, dus zoveel als: na de strijd.
voetnoot280
gebiedt: heerschappij.
voetnoot281
Megare: de landstreek om Alkathoë.
voetnoot283
in dien verheven staat: in die hoge positie van wereldveroveraar en vorst met nieuw ‘gebied’.
voetnoot285
hofgezin: de gezamenlijke bewoners van het hof.
voetnoot287
Dedalus: de bouwer van het labyrint.
voetnoot288
buitenhof: plein voor het paleis.
voetnoot290-94
De dichter denkt aan een triomftocht in klassieke trant.
voetnoot293
Daar: terwijl.
voetnoot303
hoveling: met de bijgedachte van ‘vleier’.
voetnoot308
voor de vuist: gewapenderhand.
voetnoot311
bewust: bekend.
voetnoot314
heerlyks: vorstelijks.
voetnoot315
wezen: gelaat.
voetnoot317
licht: wellicht; versteeken: ontbloot, beroofd.
voetnoot320
Heeft dit geen schyn: klinkt dit niet aannemelijk; Ik suf in deze zaak: ik weet niet goed wat ik hiervan denken moet.
voetnoot323
verzekert: bezet.
voetnoot324
vaanen: vendels, compagnieën.
voetnoot325
toren: wel de toren op het bolwerk, vgl. vs. 180; kasteel: citadel, vesting binnen de stad, van belang voor het beheersen van de stad.
voetnoot327
't wachthuis: centrale post vanwaaruit de wacht over de stad geregeld wordt; klaarblijkelijk aan of dichtbij de grote markt gelegen.
voetnoot329
den toegang: nl. tot het wachthuis.
voetnoot330
oploop: samenscholing van het ‘graauw’.
voetnoot332
Ontwapent: nl. de burgers (overspannen samentrekking); 't geweer: de wapens.
voetnoot334
hopliên meest bekent: de bekendste, uitstekendste officieren.
voetnoot336
Nizus aanhang: diegenen die Nizus ook in het oproer trouw gebleven waren; verzekering: gevangenschap.
voetnoot338
niet: niets.
voetnoot339
woelen: gaan rusteloos rond.
voetnoot340
gebiedt: heerschappij.
voetnoot341
zelfs van de Goôn: door de goden zelf.
voetnoot342
vloeken: vervloeken.
voetnoot343
Dat volk: de priesterschap (?), het volk uit vs. 339 (?).

voetnoot346-53
Passus waarin het z.g. momentane aspect aan de orde is: het gebeuren op het toneel neemt in dramatische spanning toe, nu het door het bekend worden van gelijktijdige gebeurtenissen in een groter kader wordt geplaatst; de hele omgeving is in beroering.
voetnoot347
met uw wacht: beschermd dus door Minos' soldaten.
voetnoot354
lyftrouwanten: soldaten van Minos' lijfwacht; het grote aantal is een eerbewijs aan Nizus.

voetnoot356
en vrouwen: en de edelste vrouwen van zijn rijk.
voetnoot357
de zaal: vgl. vs. 135 en de aant. daarbij.
voetnoot358
rou: smart om de jongste gebeurtenissen.
voetnoot361-62
het meisje is een en al bekoorlijkheid zonder dat dit aan haar fiere majesteitelijke waardigheid afbreuk doet.
voetnoot364
verzet: aan het wankelen gebracht.
voetnoot365
Braveerde: trotseerde.
voetnoot368
een fiere deugdt: de deugd van de fierheid.
voetnoot370
de reden: haar van wijs inzicht getuigende woorden.
voetnoot371
keurigst: meest kieskeurig.
voetnoot372
zoeten: bevallige, vriendelijke.
voetnoot373
deugdt en schoonheit: gebruikelijke combinatie in neoplatonische trant.
voetnoot377
licht: wellicht (?), allicht, gemakkelijk (?).
voetnoot380
stout: stoutmoedig, vermetel.
voetnoot381
wichelaaren: priesters.
voetnoot383
m.a.w.: iemand van Nizus' geslacht zal geofferd worden.
voetnoot384
vgl. de inleiding.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken