Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Scilla (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Scilla
Afbeelding van ScillaToon afbeelding van titelpagina van Scilla

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (1.77 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Editeur

L. Strengholt



Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Scilla

(1966)–Lukas Rotgans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 44]
[p. 44]

Twede bedryf

Eerste toneel

Ismene, Arsinoë, Mentor
mentor
385[regelnummer]
GY kunt in dit vertrek, prinses, myn heer verbeiden.
 
Ik zal uw vader naar een andre plaats geleiden.
 
Dit heeft myn koning my geboden, die hem wacht.
 
Ik volg myn last. de staat, waar in gy zyt gebragt
 
Door 't nootlot, eischt geduldt. vertroost u met de Goden.Ga naar voetnoot389
ismene
390[regelnummer]
Ik heb die lessen van een vyandt niet van noden.Ga naar voetnoot390

Twede toneel

Ismene, Arsinoë
arsinoë
 
Bestraf hem niet, hy schynt bewogen met ons wee.
ismene
 
Ik houde een vyandts troost verdacht, Arsinoë.
 
Die heuschheit is geveinst. 't gemaakte mededogen,Ga naar voetnoot393
 
Dat meest uit schimplust spruit, staat walglyk in myne oogen.
395[regelnummer]
Nu gaat Alkathoë te grondt door muitery.
 
Zoo stort de hooftzuil in van Nizus heerschappy.
 
ô Goude staf! ô kroon, die, met uw valsche straalen,
 
Der vorsten oog verblindt in opgepronkte zaalen;
[pagina 45]
[p. 45]
 
Bedriegelyke zon! ô schynbeeldt van 't gezag!Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Hoe schielyk daalt uw glans op 't schoonste van den dag!
 
ô Speeltuig van 't geval! vergankelyke gaaven!Ga naar voetnoot401
 
Die uw bezitters maakt van koningen tot slaaven;Ga naar voetnoot402
 
Gy, die de zinnen boeit, en in uw strik verwart,
 
Verleidende ydelheit, ik wraake u in myn hart!Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Hy, die noch gistren zat verheven op zyn zetel,
 
Valt heden in de magt eens vyandts, die vermetel
 
Hem dreigt met slaverny: dies noeme ik in myn druk
 
De wisselvalligheit een schaduw van 't geluk.Ga naar voetnoot408
 
Ondankbre landgenoot! lafhartige soldaaten!
410[regelnummer]
Die trouweloos de zy des konings hebt verlaaten,
 
Die hem en 't gansche hof den tempelroof verweet,Ga naar voetnoot411
 
Verbreekt gy dus uw woordt en diergestaafden eedt?
 
Zocht hy der Goden vloek op zynen hals te laaden?
 
Zou hy zyn eige kroon, zyn huis, zich zelf verraaden?
415[regelnummer]
Waar meê verbloemt gy dit, verdoolde burgery,Ga naar voetnoot415
 
Dat gy uw vorst verdenkt in uwe razerny?
 
Maar gy, ô tempeliers! vervreemt van mededogen,Ga naar voetnoot417-22
 
De goutzucht heeft op u, ô huichelaars! vermogen;
 
Gy hebt dit heiligdom gedraagen uit de stadt,
420[regelnummer]
En Minos aangeboôn, betovert door zyn schat:
 
Vergeldt gy zoo den dienst eens konings, die voordezen
 
U zoo veel gunsten, als een vader, heeft beweezen!
 
Hoe stak zyn vroomheit uit by d' opperheerschappy!
 
Gerechtigheit zat op den rykstroon aan zyn zy:
425[regelnummer]
Hy wou haar evenaar nooit lichten noch bezwaaren:Ga naar voetnoot425
[pagina 46]
[p. 46]
 
Dies vlochtze een krans van eere om zyne gryze haaren.
 
Hy strafte nimmer quaadt, door wraakzucht aangeprest,
 
Maar volgens billikheit, en voor 't gemeene best.Ga naar voetnoot428
 
Hoe heeft hy zyn verbondt, in hachelyke tyden
430[regelnummer]
Met vriendt of bontgenoot geslooten onder 't stryden,
 
Bezegelt met het merk van zyn stantvastigheit!
 
De luister van zyn deugdt, de wereldt door verbreidt,
 
Blonk als de middagzon in 't oog der nagebuuren.
 
Nu hebt gy dezen heldt, ô burgers, uit uw muuren,
435[regelnummer]
Geschantvlekt en gehoont, verdreeven in 't gezigtGa naar voetnoot435
 
Van Minos legertent. Arsinoë, zoo zwicht
 
De reden voor geweldt.Ga naar voetnoot437
arsinoë
 
Het Oproer stopt zyne ooren,
 
En weigert om 't bewys der onschuldt aan te hooren.
 
Maar gy verdenkt, mevrou, den priesterlyken staat.Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Beticht die mannen niet met zulk een gruwzaam quaadt.Ga naar voetnoot440
 
Gy zoudt hunne achtbaarheit door dat vermoeden krenken.Ga naar voetnoot441
ismene
 
De zaak is twyfelbaar. wat zal, wat kan ik denken?Ga naar voetnoot442
 
Zy hebben 't weiflent volk tot muiten opgemaakt,Ga naar voetnoot443
 
De vlam ontstoken, die zoo vinnig woedt en blaakt.
arsinoë
445[regelnummer]
Toen d' opperpriester, die in 't heiligdom mogt treden,
 
Alleen, en zonder meer gevolg van minder leden,Ga naar voetnoot446
 
In 't krieken van den dag, naar onze tempelwet,
[pagina 47]
[p. 47]
 
Zyn voeten in 't portaal der hofkerk hadt gezet,
 
Zag hy 't geheiligt Schildt niet boven 't altaar hangen;
450[regelnummer]
Was 't wonder, dat hy wierdt van schrik en angst bevangen?
 
Hy vloog al beevende, met een verbleekt gelaat,
 
Al hygende in den drang der burgren op de straat.
 
Heeft toen zyn klagt gewerkt op 't hart der lantgenooten;
 
't Is uit ontsteltenis, en niet uit arg, gesprooten.Ga naar voetnoot454
ismene
455[regelnummer]
Dat zy zoo 't wil. hebt gy van Scilla niets gehoort?
 
Zy zal in 't oproer zyn mishandelt en vermoordt.
 
Moet ik myn zuster noch in dezen staat beklaagen,Ga naar voetnoot457
 
Haar doodt beschreien in onze algemene plaagen?Ga naar voetnoot458
 
Een zuster, my zoo waardt als d'appel van myn oog,
460[regelnummer]
Myn hart- en bloetvriendin! ô Goden, die omhoog
 
Haar schuilplaats weet, ontdekt aan my de dode leden;
 
Dat ik haar schim voldoe door offerplegtigheden,Ga naar voetnoot462
 
Het koude lyf by 't vier op myne schoudren breng',
 
De lykasch draage in 't graf, en met myn traanen meng'.
arsinoë
465[regelnummer]
Wy hebben lang den tijdt, gelijk gy weet, gesleeten
 
Met zoeken; maar vergeefs. Dorize, nat bekreeten,
 
Heeft neffens my gedraaft de straaten op en neêr,Ga naar voetnoot467
 
Ook met ons lyfgevaar.
ismene
 
Helaas! zy leeft niet meer.
 
Ik ken haar moedig hart. zy zocht gewis dit muiten,
470[regelnummer]
Door kinderpligt gewekt, met haar gezag te stuiten.Ga naar voetnoot470
 
Zy wierdt weleer van 't volk bemint en hoog geacht.
 
Nu heeft de moordersklaauw haar deerlyk omgebragt.
[pagina 48]
[p. 48]
arsinoë
 
Hou moedt. ik hoop zy zal voor uw gezigt verschynen,Ga naar voetnoot473
 
En uwe zorg en vrees door haare komst verdwynen.

Derde toneel

Minos, Ismene, Arsinoë, Mentor
minos
475[regelnummer]
Mevrou, gedoog dat ik u groete in deze tent.
 
't Geluk heeft ongenoodt zich aan myn zy gewendt.Ga naar voetnoot476
 
Een onverwacht geval heeft door uw nederlaagenGa naar voetnoot477
 
En burgerlyken twist dit ryk ons opgedraagen.Ga naar voetnoot478
 
'k Geniet een dubble gunst van 't lot. ik triomfeer,
480[regelnummer]
En zonder heldenbloet te plengen door myn speer.
 
Noch ben ik by die gunst verpligt aan 's hemels zegen,Ga naar voetnoot481
 
Dat ik Ismene door dat toeval heb verkreegen:
 
Want door uw schoonheit, die de gansche wereldt viert,Ga naar voetnoot483
 
Wordt myne lauwerkroon verheerlykt en versiert.
ismene
485[regelnummer]
Gy quetst myne ooren, door uw krygstriomf te noemen,Ga naar voetnoot485-89
 
En op myn schoonheit, by die zege, hoog te roemen:
 
Want zoo zy uw triomf, ô Minos, evenaart,
 
Dan is zy dezen lof, dien gy haar geeft, niet waardt.
 
Vaarwel.
[pagina 49]
[p. 49]

Vierde toneel

Minos, Mentor
mentor
 
DAt antwoordt, uit een vluggen geest gesprooten,
490[regelnummer]
Heeft uw beleeft onthaal terstont voor 't hoofdt gestooten,Ga naar voetnoot490
 
Haar fierheit, door geen ramp noch tegenspoedt bepaalt,Ga naar voetnoot491
 
Heb ik u dezen dag naar 't leven afgemaalt.Ga naar voetnoot492
minos
 
Die fierheit is een blyk van haar geduldig lyden.Ga naar voetnoot493
 
Gelyk de dwaazen zich in voorspoedt hoog verblyden,Ga naar voetnoot494-95
495[regelnummer]
En uitgelaten zich verheffen in 't geluk,
 
Zoo bukt een wyze ziel gematigt onder 't juk.Ga naar voetnoot496
mentor
 
Haar hovaardy verkleent uw zege boven maaten.
minos
 
Zy vonnist als 't behoort. zou ik haar daarom haaten?Ga naar voetnoot498
 
Neen zy verzaakt geensins de deugden van haar' stam.
mentor
500[regelnummer]
Ik vrees, gy zult eerlang u zengen aan die vlam.Ga naar voetnoot500
minos
 
Laat ons die redenen, die my verveelen, staaken.Ga naar voetnoot501
 
Maar zal myn wichelaar het offer vaardig maaken?Ga naar voetnoot502
[pagina 50]
[p. 50]
 
Androgeos schreeuwt wraak in 't vaderlyk gemoedt.
 
Ik zie de bleeke schim, bepurpert met zyn bloet,
505[regelnummer]
Gedurig voor myn oog, terwyl de wonden gaapen.
 
Hy komt my nacht op nacht ontrusten onder 't slaapen.
 
'k Zal, door zyn vyandts bloet te wyden aan de Gôon,Ga naar voetnoot507-08
 
Zyn asch verzoenen, eer ik treede op Nizus troon.
mentor
 
De priesters zullen uw bevelen straks voltrekken.Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Maar wie zal d'offerhande op 't wraakaltaar verstrekken?Ga naar voetnoot510
minos
 
Een man uit Nizus hof van hoogen staat en eer.Ga naar voetnoot511
 
Hebt gy gezegt, dat ik hem wacht?Ga naar voetnoot512
mentor
 
Hy komt, myn heer.

Vijfde toneel

Minos, Nizus, Fokus, Mentor, Agénor, Lyfwacht
minos
 
Ik heb u eindelyk, ô vorst, door 's hemels zegen,
 
Na zulk een lang beleg, in myne magt gekregen.
515[regelnummer]
De reden van den kryg is u genoeg bewust.Ga naar voetnoot515
 
Een opgedronge wraak voerde ons aan deze kust.
 
Een vader kan niet licht een' kindermoordt vergeeten.
[pagina 51]
[p. 51]
 
't Gerucht heeft overal dien gruwel uitgekreeten,Ga naar voetnoot518
 
En zoo veel vorsten, om een zaak van dat gewigt,
520[regelnummer]
Met wapens in de vuist, aan myn belang verpligt.Ga naar voetnoot520
 
Anafe en 't laag Mikoon' versterkten myne vaanen;Ga naar voetnoot521-23
 
En Paros volgde my met strydbaare onderdaanen,
 
Serifon, en Cimool, door krytgebergt vermaardt,
 
Verbonden zich met eede aan myn rechtvaardig zwaardt.
525[regelnummer]
Zoo trok ik met gevolg van vrienden en gebuuren,
 
En plantte voor Athene en Egeus hooge muurenGa naar voetnoot526
 
Myn purpre wraakbanier: want Egeus lantgenootGa naar voetnoot527
 
Hadt met uw hoveling Androgeos gedoodt.Ga naar voetnoot528
 
De roem van zyne jeugdt, zelfs in uw ryk verheven,
530[regelnummer]
Stondt in 't Olimpisch stof verheerlykt en beschreeven:Ga naar voetnoot530
 
Daar hadt hy reis op reis den worstelprys behaalt,
 
En door zyn vaardigheit in 't perk gezegepraalt.
 
Dit kon uw adel noch 't Atheensche hof gedoogen;
 
Tot eindelyk de nydt, zoo krachtig van vermogen,
535[regelnummer]
Door een verraders dolk den heldt heeft omgebragt:
 
En gy, ô vorsten, hebt die moorders niet geslacht,
 
Maar 't gastvry recht gehoont. dies most ik, als een vader,Ga naar voetnoot537
 
U straffen door myn zwaardt, in plaats van dien verrader,
 
Of zoo veel schelmen, die meêdeelden in dat feit.Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Nu heb ik voor Atheen' den eersten grondt geleit
 
Van myn gerechte wraak, die niemant zal verschoonen.Ga naar voetnoot541
[pagina 52]
[p. 52]
 
De koning is verpligt my zeven jonge zoonen,
 
En zoo veel dochters toe te zenden jaar op jaar,Ga naar voetnoot543
 
Tot spys van 't monster dat ik in myn ryk bewaar.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
By loting zullen zy vertrekken naar myn stranden.
 
Myn bouheer, Dedalus, vermaardt door alle landen,
 
Die, vluchtende uit zyn hof, by my zyn vryheit zocht,Ga naar voetnoot547
 
Maakt vast een doolhof by de poort voor dit gedrogt.Ga naar voetnoot548
 
Dat sloot ik met Athene; en wat ik heb beschorenGa naar voetnoot549
550[regelnummer]
Voor u, of voor uw hof, zult gy noch heden hooren.
nizus
 
Ach! Egeus heeft uw handt dat gruwzaam moortverbondt
 
Getekent voor uw wal daar Minos leger stondt?
 
En most uw pen, ô ramp! dat bloedig opzet styven?Ga naar voetnoot553
 
Maar heeftze niet gedwaalt in 't vonnis t' onderschryvenGa naar voetnoot554
555[regelnummer]
Van deze onnoosle jeugdt, en bondertmaal gemist?Ga naar voetnoot555
 
Wordt dus Androgeos gewroken, en de twistGa naar voetnoot556
 
Door moordt op moordt beslecht? doorluchte nagebuuren,
 
Hoe zal de weegalm zich verheffen uit uw muuren,
 
Wanneer die tol verschynt!Ga naar voetnoot559
fokus
 
Kon Thezeus, zoo vermaardt
560[regelnummer]
Door 't onderbrengen van gedrogten door zyn zwaardt,Ga naar voetnoot560
 
Wiens moedt en dapperheit de wereldt is gebleeken,
 
Aan dat vervloekt verbondt gerust zyn zegel steeken!
[pagina 53]
[p. 53]
 
Gy hebt gansch Marathon, ô heldt, van roof bevrydt,Ga naar voetnoot563-73Ga naar voetnoot563
 
Den stier in 't bloet versmoort en aan Diaan gewydt.Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Het everzwyn, gewoon den akkerman te plaagen,Ga naar voetnoot565
 
Legt voor Korinthe door uw dappre vuist verslaagen.
 
Gy hebt den rover door uw sabel neêrgevelt,Ga naar voetnoot567
 
En Epidaurus volk gerukt uit zyn geweldt.
 
Megare wierdt bevrydt van Sciron door uw degen:Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Daar zingt de reiziger uw daaden langs de wegen.
 
Door u wierdt Cercion, ja Scinis, die zo wreedtGa naar voetnoot571
 
Den pynboom in het woudt met lyken heeft bekleedt,
 
Manhaftig afgemaakt: en moet gy nu gehengen,Ga naar voetnoot573
 
Dat een vervloekt gedrogt uw burgers om zal brengen?
575[regelnummer]
Maar hoe! waar dwaale ik heen? dit vonnis, brave heldt,
 
Is in uw afzyn voor uw vaders muur gevelt,Ga naar voetnoot576
 
En in de vierschaar van de wraakzucht uitgesproken.Ga naar voetnoot577
 
Gy zult, wanneer gy keert, dat hofgedrogt bestookenGa naar voetnoot578
 
Met uw gevreesden arm, daar 't in zyn moorthol woedt;
580[regelnummer]
Eer 't zich te barste zwelgt in Egeus burgerbloet.Ga naar voetnoot580
 
Myn vriendt en bontgenoot, keer van uw heldentogten,
 
Gy hebt al eer genoeg van oordt tot oordt bevochten.
[pagina 54]
[p. 54]
nizus
 
Ik heb uw redenen met aandacht aangehoort:Ga naar voetnoot583
 
Maar dat gy my beticht, ô Minos, met een moordt,Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Aan uw, Androgeos begaan, heeft my verdrooten.
 
Hoe is dit feit verricht? wie heeft uw zoon doorstooten?
 
Of waar is 't gastvry recht bevlekt door 't moortgeweer?Ga naar voetnoot587
 
Was 't in Alkathoë, of Attika, myn heer?Ga naar voetnoot588
minos
 
In Attika; maar door uw grooten of hun zoonen:Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
En gy dorst in uw hof dien gruwel noch verschoonen.Ga naar voetnoot590
nizus
 
De schennis was my niet gebleeken naar den eisch:Ga naar voetnoot591
 
Ik heb haar onderzocht, maar doolde reis op reis.
minos
 
Gy hebt geen recht gepleegt, maar wierdt door gunst bewogen.Ga naar voetnoot593
 
Gy zaagt niet. neen. gy hieldt de vingers voor uwe oogen.
nizus
595[regelnummer]
Schoon gy myn deugden door uw lastertaal veracht,
 
Ik houde een rein gemoedt, en heb myn pligt betracht.
minos
 
Waar zyn ze, die men hieldt verdacht, in 't endt gebleeven?
[pagina 55]
[p. 55]
nizus
 
Een schielyk overval heeft hun berooft van 't leven.Ga naar voetnoot598
 
Gy kunt u wreeken aan de lykasch, zoo 't u lust:Ga naar voetnoot599
minos
600[regelnummer]
Door zulke vonden wierde ik nooit in slaap gesust.Ga naar voetnoot600
 
'k Zal 't op geen dooden maar op levenden verhaalen.
 
Gy zyt in myn gewelt. ik kan dien trots bepaalen.Ga naar voetnoot602
nizus
 
't Is waar, het nootlot heeft ons in uw handt gebragt.
 
Ons leven en de doodt staan heden in uw magt.
605[regelnummer]
Gy kunt uw zoon op my of op myn kindren wreeken.
 
Maar dat wy schuldig zyn, is nimmer u gebleeken:
 
Ik wil myn onschuldt niet betuigen, om dat ik,
 
Gelyk een blode, voor uw dreigementen schrik.
 
Veroordeel 't lyf: ik zal uw vonnis onderschrijven:
610[regelnummer]
Maar tracht de zuivre ziel geen schantvlek aan te vryven.
 
Gy hebt veel vorsten, als gy zegt, in deze zaak,
 
Door uw rechtvaardig staal, verbonden tot de wraak:Ga naar voetnoot612
 
Maar hoe veel hoven hebt gy weêr aan andre kantenGa naar voetnoot613
 
Vergeefs gevryt door uw verzoekschrift en gezanten?Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
'k Zwyg van Oliaros, Didime, en Pepareet,Ga naar voetnoot615
 
En andre, die u volk ontzeiden, als gy weet:Ga naar voetnoot616
 
Alleen Enopië zal my bewyzen geeven,Ga naar voetnoot617
[pagina 56]
[p. 56]
 
Daar koning Eakus ten rykstroon zit verheven,Ga naar voetnoot618
 
Hoe gy vergeefs zyn hulp verzocht in dit geval:Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Die vroome vorst, wiens naam oneindig leeven zal,Ga naar voetnoot620
 
Die zoo rechtvaardig heerscht in oorlog en in vrede,Ga naar voetnoot621
 
Bleef doof voor uw verdichtte en ongegronde rede:Ga naar voetnoot622
 
Hy wist wel dat uw zoon gedoodt was in 't geschil;
 
Maar tegens Egeus last, en zonder Nizus wil;
625[regelnummer]
Ja dat elk, in zyn hart ontroert door 't vinnig moorden,Ga naar voetnoot625
 
Als rechter 't feit vervolgde in zyn gebiedt en oorden.Ga naar voetnoot626
minos
 
Maar waarom niet gestraft, gelyk ik heb gezegt?
nizus
 
Men heeftze menigmaal gedagvaart voor 't gerecht:
 
Zy bleeven by hun stuk stantvastig in 't ontkennen.Ga naar voetnoot629
minos
630[regelnummer]
Zoo mag men 't gastvry recht uit nydt met moorden schennen,Ga naar voetnoot630
 
En blyven ongedoemt door zyn hartnekkigheit?Ga naar voetnoot631
nizus
 
My walgt die woordentwist. ik heb genoeg gepleit;
 
En wacht kloekmoedig af wat my zal overkomen.
 
Hebt gy tot ons bederf myn vesten ingenomen,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Myn levensrampen gaan met lydtzaamheit gepaart.
[pagina 57]
[p. 57]
 
't Geluk stemt zelden met de reden, maar verklaartGa naar voetnoot636
 
Zich meest ten voordeel van onwaarde gunstgenooten.Ga naar voetnoot637
 
Het voert u op den troon, daar 't my heeft afgestooten.
 
Maar niets bekragtigt meer de werking van 't geduldt,Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Dan een gerust gemoedt en lyden zonder schuldt.
fokus
 
Gy hebt myn hart geraakt, ô Nizus, door de reden.Ga naar voetnoot641
 
Hoe dwaas hebt gy 't gezag van dezen heldt vertreden,
 
Verblinde burgery! ach! ongelukkig landt,
 
Hoe braaf heb ik uw recht verdedigt door myn handt!
645[regelnummer]
Hoe menigmaal heb ik, by 't hevig overvallen,
 
De ladders met myn vuist geslingert van de wallen,
 
Den stormeling by 't haar getrokken in de vest,Ga naar voetnoot647
 
't Schoorvoetent oorlogsvolk gemoedigt en geprest,
 
Myn vyandt voor de poort gedwongen om te wyken,
650[regelnummer]
En Minos legerplaats bezaait met doode lyken!
 
Hoe heb ik om den muur gezwurven in den nacht;
 
En storm en hagel op myn harnas afgewacht,
 
Of op myn beukelaar, omringt van oorlogsknaapen,Ga naar voetnoot653
 
Vermoeit en afgeslooft, in 't bloedig stof geslaapen!
655[regelnummer]
ô Hemel, die myn kracht verdubbelde onder 't slaan,Ga naar voetnoot655
 
Gy zyt getuige wat myn sabel heeft gedaan,
 
En hoe ik voor de zaak van Nizus heb gestreden:
 
Nu wordt zijn recht verdrukt, door't wufte graauw vertreden.Ga naar voetnoot658
 
Ja, Minos, schoon uw hart alree van hoogmoedt zwelt,
660[regelnummer]
Verraadt heeft u gedient: nooit hadt uw krygsgeweldt,
 
Versterkt, gelyk gy roemt, met vreemde veltstandaarden,Ga naar voetnoot661
 
En buitelantsche magt, by 't schitteren der zwaarden,Ga naar voetnoot662
 
In 't stryden voor de vuist, getriomfeert in 't veldt.
[pagina 58]
[p. 58]
minos
 
Ik pryze uw dapperheit, en eere u, als een heldt,
665[regelnummer]
Die dezen lof verdient door 't zwaajen van zyn degen:
 
Maar dat ik door verraadt dit voordeel heb verkreegen,
 
Ontken ik: want ik heb uw volk niet omgekocht,
 
Maar steets myn glori door de wapenen gezocht.
 
Men heeft voor my de poort, doch ongevraagt, ontslooten.
fokus
670[regelnummer]
Dit oproer is alleen uit tempelroof gesprooten.Ga naar voetnoot670
 
De burgerlyke trou voor Nizus ryksgezagGa naar voetnoot671
 
Is in dit lang beleg gebleeken dag op dag.
 
Onze eige krygsmagt en de hulptroep der gebuuren
 
Heeft lang met bloet den eedt bezegelt op de muuren.
675[regelnummer]
Elk draafde op myn bevel en wenken in den strydt.
 
Maar toen ons 't heilig Schildt, voor 't offervier gewydt,
 
En jaar op jaar geviert met hondert plegtigheden,Ga naar voetnoot677
 
Ontvreemt was, wierden wy van 't muitent volk bestreden.
 
Het opgehitste graauw schoof ongegrondt en valsch
680[regelnummer]
Het gansche hofgezin dien gruwel op den hals.Ga naar voetnoot680
 
Hier holp geen dreigement, geen reden, geen verschooning,Ga naar voetnoot681
 
Noch opperheerschappy. de tempelier wierdt koning,Ga naar voetnoot682
 
En voerde 't hooftgezag op 't burgerlyk gemoedt.Ga naar voetnoot683
nizus
 
Men heeft myn staf gehoont, vertreeden met den voet.Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Een uitgelaaten hoop drong in myn hof van buiten.Ga naar voetnoot685
 
De zaal verstrekte my een kerker onder 't muiten.Ga naar voetnoot686
[pagina 59]
[p. 59]
 
Myn lyfwacht, die zoo trou de hofpoort hadt bewaakt
 
Wierdt in dat oproer voor myne oogen afgemaakt.
 
d'Een hadt alreê verwoedt den moortpriem opgeheven,Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Om my den doodsteek in myn dochters arm te geeven.
 
Een ander muiteling, verbastert van zyn pligt,
 
Spoog onder dat gewoel my vloekende in 't gezigt.
 
Een ander wou zich op myn schat en rykdom wreeken,
 
En dreigde met zyn toorts 't paleis in brandt te steeken.
695[regelnummer]
De plonderaar drong door, en staaroogde op den buit,
 
En vloog, geladen met myn pracht, de hofpoort uit.
 
Dit is ons dezen dag, ô Minos, wedervaren.
minos
 
Maar wien verdenkt gy?
nizus
 
't Hoofdt der priesterlyke schaaren
 
Hadde ik den ingang in myn hofkapel betrout,
700[regelnummer]
En zonder meer gevolg. gy kent de kracht van 't gout.Ga naar voetnoot700
minos
 
Beticht dien priester niet, gy zyt hier in bedrogen.
 
Maar 't Schilt, daar gy van spreekt, heb ik in myn vermogen.
 
Men heeft dat heiligdom in myne tent gebragt;
 
En zonder dat ik op dat middel heb gedacht.
705[regelnummer]
Ik zweer u Nizus by de magt van onze Goden,Ga naar voetnoot705
 
By hunne altaaren, hunne orakels en geboden,
 
Dat ik onschuldig ben in dezen tempelroof.
nizus
 
Uw openhartigheit eischt dat ik u geloof.
 
Maar kent gy hem, van wien gy 't Heilschildt hebt ontfangen?
[pagina 60]
[p. 60]
minos
710[regelnummer]
Neen, prins, maar d'oorzaak van uw ramp houde ik gevangen.Ga naar voetnoot710
 
Die kan ik u aanstonts vertoonen, zoo 't u lust.
nizus
 
Wel aan.
Minos luistert Agénor iets in 't oor die daar op naar binnen gaat.
minos
 
Gy zult haar zien.
nizus
 
Dit stelt mijn hart gerust.Ga naar voetnoot712
 
Laat my in dezen staat noch eene beê verwerven,Ga naar voetnoot713
 
Dan zal ik, welvoldaan, voor myne muuren sterven.
715[regelnummer]
Gy weet, waar toe de wraak my door dien roof verpligt.
 
Vergun my, dat ik hem doorstoote in uw gezigt.Ga naar voetnoot716
fokus
 
Bevlek uw handen niet. laat my de gunst genieten,
 
Dat ik 't meinedig bloet, ô Minos, mag vergieten.
 
Die gunst verwacht ik van uw edelmoedigheit:
720[regelnummer]
Zy stemt in myn verzoek, en vloekt dit eerloos feit.Ga naar voetnoot720
 
Laat dan een offer voor Androgeos bereiden,
 
En my voor 't oog van 't heir naar 't wraakaltaar geleiden:
 
Daar zal ik d'offerbyl noch kussen, en vol moedt
 
De doodbus van uw zoon verzoenen door myn bloet.Ga naar voetnoot724
mentor
725[regelnummer]
Zy nadert.
[pagina 61]
[p. 61]

Zesde toneel

Minos, Nizus, Fokus, Scilla, Dorize, Mentor, Agénor, Lyfwacht
Nizus,
Scilla ziende
 
Ach! ik schrik!
fokus,
Scilla ziende
 
Waar voert ons 't nootlot heene!
nizus
 
Myn dochter, groote Goôn!
fokus
 
De zuster van Ismene!
minos,
tegen 't gevolg
 
Laat ons alleen. geleidt de vorsten naar 't vertrek.

Zevende toneel

Minos, Scilla, Dorize
minos
 
Ik sta verstomt, en schrik, daar ik uw naam ondek.Ga naar voetnoot728
 
Hebt gy Alkathoë verraaden en uw vader?
scilla
730[regelnummer]
Gy treedt te rug, myn heer. neen, Minos, kom vry nader.
 
Gy deisde niet, toen ik, door 't Godtgewyde pandt,Ga naar voetnoot731
 
U Nizus rykstaf schonk, en kroonde met myn handt.
[pagina 62]
[p. 62]
 
Of vreest gy, dat ik u de kroon weêr zoek t'ontrukken?
 
Ik tracht haar vaster op uw vorstlyk hoofdt te drukken.
735[regelnummer]
Dies wyk niet voor een vrou, die u zoo dier verpligt.Ga naar voetnoot735
 
Ontstelt, nu gy my kent, myn byzyn uw gezigt?
minos
 
Ik weet niet, of ik waake of droome in die vertoning.
 
Wat wacht gy voor dien dienst? wat giften, wat beloning?
 
Hadt ik aan u verdient, dat ik die gunst genoot?
740[regelnummer]
Gy voert my op den troon, uw vader in zyn doodt.
scilla
 
Kan ik de redenen, waar door ik wierdt bewoogen,Ga naar voetnoot741-48
 
Niet melden met myn mondt, zoo lees haar uit myne oogen.
minos
 
Gy spreekt een duistre taal.
scilla
 
Gy ziet, maar houdt u blindt
minos
 
Ik vat uw mening niet.Ga naar voetnoot744
scilla
 
Hebt gy dan nooit bemint?
[pagina 63]
[p. 63]
minos
745[regelnummer]
Gy mint my dan?
scilla
 
Helaas! kan ik my klaarder uiten?
 
Gy vergt my woorden, die door maagdeschaamte stuiten
 
Op myne ontroerde tong; daar gy in dezen staat
 
't Geheim van myne ziel ontdekt uit myn gelaat.
 
Zult gy nu dankbaar zijn? zal ik myn loon verwachten?
750[regelnummer]
Erken den dienst, en schenk...Ga naar voetnoot750-52
minos
 
Ik zal myn pligt betrachten:
 
En mogelyk zult gy aanschouwen dezen dag,
 
Prinses, hoe veel de min op myn gemoedt vermag.
 
Vaar wel.

Achtste toneel

Scilla, Dorize
scilla
 
Wat zal ik van dat duister antwoordt denken?
dorize
 
Ach! die verklaring zal uw eer en aanzien krenken,Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Zoo Minos u veracht. wat hebt gy uitgevoert?Ga naar voetnoot755
scilla
 
Myn hart, Dorize, door zyn koel onthaal ontroert,Ga naar voetnoot756
 
Voorzegt zyn weigering. die trotse zal my hoonen,
 
En tegens myne min zich zelf afkeerig toonen.
 
Getrouwe, geef my raadt.
[pagina 64]
[p. 64]
dorize
 
Ik weet geen raadt, mevrou.
760[regelnummer]
Ik ben zelf hopeloos, en deele in uwen rou.Ga naar voetnoot760
 
Men spreekt van offeren. ik vrees voor zwarigheden.
scilla
 
ô Goden! wordt gy ooit bewoogen door gebeden,
 
Ziet neder uit uw' troon, verlost my van myn smart
 
Door een gewenschte doodt, of schenkt my Minos hart.
Einde van het twede bedryf
voetnoot389
met de Goden: met de gedachte dat de goden het zo hebben gewild.
voetnoot390
In Ismenes antwoord tekent de dichter haar in haar ongebroken fierheid.

voetnoot393
heuschheit: vriendelijke beleefdheid.
voetnoot399
Ismene wil zeggen dat de zon een misleidend beeld is van de grootsheid van wereldlijke heerschappij; de glans verblindt door haar schoonheid, maar doet de wisselvalligheid van opgaan en verzinken vergeten.
voetnoot401
't geval: de wisselvallige fortuin.
voetnoot402
e.v. Vgl. het befaamde ‘Vaert wel scepters’ in Granida.
voetnoot404
wraake: verwerp.
voetnoot408
De wisselvalligheid begeleidt de fortuin als een schaduw.
voetnoot411
In de verwarring van het oproer is het hof dus beschuldigd van de tempelroof.
voetnoot415
verbloemt: geeft... een schijn van aannemelijkheid.
voetnoot417-22
Er is blijkens deze regels een zekere animositeit tussen het hof en de geestelijkheid, door de gang van zaken nog toegenomen.
voetnoot425
evenaar: weegschaal; lichten: lichter maken; bezwaaren: verzwaren.
voetnoot428
't gemeene best: het algemeen welzijn.
voetnoot435
in 't gezigt: voor het oog.
voetnoot437
de reden: het redelijk inzicht, het gezonde verstand; Oproer: personificatie.
voetnoot439
den priesterlyken staat: de priesterstand.
voetnoot440
met: van.
voetnoot441
achtbaarheid: eerwaardigheid.
voetnoot442
Uit Ismenes woorden hier blijkt dat haar eerdere uitval tegen de geestelijkheid door haar geëmotioneerdheid een grotere stelligheid suggereerde dat zij kan verantwoorden.
voetnoot443
weiflent: tot weifelen geneigd, veranderlijk; opgemaakt: aangezet.
voetnoot446
minder leden: lagere geestelijken.
voetnoot454
arg: boos opzet.
voetnoot457
in dezen staat: in deze (rampzalige) toestand.
voetnoot458
algemeene plaagen: rampen die het hele volk treffen (daartegenover is Scilla's dood een particuliere smart voor Ismene).
voetnoot462
voldoe: tot rust breng.
voetnoot467
neffens: naast, met.
voetnoot470
kinderpligt: plicht jegens haar vader (ironisch contrast met de werkelijkheid!).
voetnoot473
gezigt: ogen.

voetnoot476
't Geluk: de fortuin.
voetnoot477
geval: toeval.
voetnoot478
ons: pluralis majestatis.
voetnoot481
Noch: buitendien, voorts; verpligt: dank verschuldigd.
voetnoot483
viert: hulde bewijst, eert.
voetnoot485-89
Opnieuw toont Ismene haar koninklijke fierheid; ze veracht Minos' door verraad behaalde triomf.
voetnoot490
beleeft: hoffelijk, hoofs.
voetnoot491
bepaalt: belemmerd.
voetnoot492
afgemaalt: geschilderd.
voetnoot493
Minos is meteen onder de indruk van Ismenes ‘karakter’.
voetnoot494-95
Dwazen kennen geen ‘moderatio’; zelfbeheersing is het kenmerk van de wijze.
voetnoot496
gematigt: met beheersing van smartgevoelens.
voetnoot498
vonnist: oordeelt; Ismenes oordeel over Minos' triomf is in overeenstemming met Minos' eigen visie erop, vgl. vs. 295-309.
voetnoot500
die vlam: Mentor voorziet Minos' liefde voor Ismene.
voetnoot501
die redenen: het gesprek hierover; verveelen: irriteren.
voetnoot502
vaardig: gereed.
voetnoot507-08
Een klassiek gegeven: het bloed van de vijand verzoent de verontruste schim van de vermoorde.
voetnoot509
straks: aanstonds.
voetnoot510
offerhande: Rotgans schrijft naar 17de-eeuws gebruik offerhande met bijgedachte aan ‘hand’.
voetnoot511
Vgl. vs. 383-84; Minos heeft nu dus beslist, dat een man uit Nizus' hof slachtoffer zal zijn.
voetnoot512
Hy komt: daar nadert hij.

voetnoot515
bewust: bekend.
voetnoot518
't Gerucht: de Faam, godin die wereldnieuws omroept.
voetnoot520
verpligt: verbonden.
voetnoot521-23
De vijf genoemde eilanden behoren tot de Cycladen; de dichter volgt hier Metam. VII, 461-65, waar de namen luiden: Anaphe, Mycenus (bij Ovidius humilis genoemd), Paros, Seriphos (Rotgans neemt de bij Ovidius gebezigde naamvalsvorm ‘Seriphon’ over) en Cimolus (‘de aan krijt rijke velden van Cimolus’).
voetnoot526
Egeus: koning Aegeus van Athene, onder wiens bewind de moord op Androgeos plaatsvond; vgl. Metam. VII, 453-60.
voetnoot527
purpre: kleur van bloed en wraak.
voetnoot528
hoveling: aan het hof levende adellijke jongeman; vgl. vs. 533.
voetnoot530
Androgeos behaalde alle prijzen, toen te Athene voor de eerste maal de Panathenaeën gevierd werden; de dichter contamineert hier deze Atheense sportwedstrijden met de Olympische spelen; verheerlykt en beschreeven: op luisterrijke wijze beschreven (hendiadys).
voetnoot537
't gastvry recht: het gastrecht, dat Androgeos als gast te Athene bescherming waarborgde; gehoont: te schande gemaakt.
voetnoot539
meêdeelden: hun aandeel hadden; dat feit: die misdaad (zo meermalen in het vervolg).
voetnoot541
verschoonen: ontzien.
voetnoot543
zoo veel: eenzelfde aantal.
voetnoot544
't monster: de Minotaurus.
voetnoot547
Daedalus was wegens moord uit Athene gevlucht en had toevlucht gezocht op Kreta.
voetnoot548
vast: behalve de betekenis ‘reeds’ omvat dit woord ook het aspect van langdurigheid (‘is reeds lange tijd bezig met’).
voetnoot549
sloot ik: kwam ik overeen.
voetnoot553
styven: bekrachtigen.
voetnoot554
in: door.
voetnoot555
onnoosle: onschuldige; gemist: gefaald.
voetnoot556
dus: zo.
voetnoot559
die tol: in de figuren van de gelote slachtoffers; Thezeus: de held Theseus, zoon van Aegeus, die de Minotaurus doodde.
voetnoot560
onderbrengen: overwinnen.
voetnoot563-73
De heldendaden van Theseus worden hier vrij naar Ovidius weergegeven, Metam. VII, 433-50, waar de Atheners de jonge held bezingen na zijn aankomst aldaar.
voetnoot563
Marathon: ten noordoosten van Athene.
voetnoot564
Den stier: de Kretensische stier, door Herakles gevangen en in Marathon vrijgelaten; Diaan: Diana, godin van de jacht.
voetnoot565
Het everzwyn: maakte de omgeving van Cromyon bij Korinthe onveilig.
voetnoot567
den rover: de knotsdrager Periphetes, die in de omgeving van Epidaurus in Argolis opereerde.
voetnoot569
Sciton: wierp reizigers in zee (in de buurt van Alkathoë).
voetnoot571
Cercion: reus in Eleusis, westelijk van Athene, die voorbijgangers dwong met hem te worstelen; Scinis: Sinis, een rover die reizigers aan twee naar elkaar toegebogen bomen bond en zo uiteenscheurde.
voetnoot573
gehengen: toelaten.
voetnoot576
afzyn: afwezigheid.
voetnoot577
vierschaar: rechtbank.
voetnoot578
Rotgans laat hier Fokus Theseus' overwinning op de in de doolhof van Daedalus opgesloten Minotaurus voorspellen; dat hofgedrogt: ook Vondel bezigt dit woord voor de Minotaurus, vgl. Herscheppinge, VIII, vs. 222 (W.B.-uitg., dl. 7, blz. 669).
voetnoot580
Egeus burgerbloet: het bloed van Aegeus' onderdanen.
voetnoot583
redenen: woorden.
voetnoot584
met: van.
voetnoot587
't gastvry recht: het gastrecht, vgl. aant. bij vs. 537.
voetnoot588
Attika: landschap rondom Athene.
voetnoot589
grooten: edelen; of: Minos geeft blijk van onzekerheid!
voetnoot590
verschoonen: (hier) ongestraft laten.
voetnoot591
schennis: nl. van het gastrecht.
voetnoot593
gunst: partijdige voorliefde; kwetsende insinuatie t.o. een vorst die om zijn rechtvaardige rechtspleging befaamd is.
voetnoot598
een schielyk overval: plotselinge beroerte of andere onverwachte ziekteaanval.
voetnoot599
De dubbele punt duidt aan dat de volgende spreker snel interrumpeert.
voetnoot600
vonden: listige bedenksels.
voetnoot602
gewelt: macht (aldus herhaaldelijk); bepaalen: inperken.
voetnoot612
door uw rechtvaardig staal: door de gerechtvaardigdheid van uw oorlogvoering.
voetnoot613
aan andre kanten: daartegenover, maar ook lett.: in andere windstreken.
voetnoot614
gevryt: trachten te winnen.
voetnoot615
cf. Metam. VII, 469-71; Oliaros en Didymae behoren tot de eilandengroep der Cycladen, Peparethos ligt meer noordelijk, bij Euboea.
voetnoot616
andre: Ovidius noemt nog drie andere eilanden; volk: troepen; ontzeiden: weigerden.
voetnoot617
Alleen: te verbinden met 'k Zwyg van... in vs. 615; Enopië: Oenopia, het eiland Aegina in de Saronische golf, zuidwestelijk van Athene; vgl. Metam. VII, 471-89.
voetnoot618
Eakus: Aeacus, vader o.a. van Phocus, die door Rotgans als verloofde van Ismene wordt voorgesteld.
voetnoot619
in dit geval: in deze zaak.
voetnoot620
vroome: onkreukbare.
voetnoot621
rechtvaardig: Aeacus werd na zijn dood een der drie rechters in de onderwereld, evenals Minos trouwens (vgl. vs. 1791-1800).
voetnoot622
rede: taal, betoog.
voetnoot625
ontroert: geschokt; vinnig: fel, boosaardig.
voetnoot626
zyn gebiedt en oorden: (hendiadys) de oorden van zijn heerschappij.
voetnoot629
by hun stuk: in hun zaak.
voetnoot630
't gastvry recht: het gastrecht.
voetnoot631
En: en desondanks; ongedoemt: onveroordeeld.
voetnoot634
bederf: verderf; vesten: wallen, muren.
voetnoot636
't Geluk: de fortuin; stemt: is in overeenstemming, harmonieert, ‘klopt’; de reden: de billijkheid.
voetnoot637
meest: meestal.
voetnoot639
bekragtigt: versterkt; de werking: het effect.
voetnoot641
de reden: uw wijs inzicht, redelijkheid en zelfbeheersing.
voetnoot647
stormeling: bestormer; in de vest: binnen de wal.
voetnoot653
beukelaar: schild; oorlogsknaapen: soldaten.
voetnoot655
Vgl. Granida, vs. 925.
voetnoot658
't wufte graauw: het lichtzinnige, wisselvallige gepeupel.
voetnoot661
roemt: pocht.
voetnoot662
schitteren: flikkeren.
voetnoot670
Fokus karakteriseert hier het oproer als iemand die het weten kan: er was geen enkele aanleiding tot opstandigheid, slechts de tempelroof is oorzaak van de muiterij geweest, d.w.z. het vaste geloof in de magische kracht van het schild en de grote invloed van de priesterschap.
voetnoot671
burgerlyke trou: trouw der burgers.
voetnoot677
geviert: vereerd.
voetnoot680
Het gansche hofgezin: de gezamenlijke hofbewoners.
voetnoot681
Vgl. vs. 123-24; reden: overreding, redelijk betoog; verschooning: verontschuldiging, bewijs van onschuld.
voetnoot682
tempelier: priester.
voetnoot683
burgerlyk: van de burgers.
voetnoot684
staf: als symbool van de vorstelijke macht.
voetnoot685
uitgelaten hoop: uitzinnige massa.
voetnoot686
zaal: pronkzaal.
voetnoot689
moortpriem: dolk.
voetnoot700
zonder meer gevolg: zonder gevolg (in de vorm van soldaten); de kracht van 't gout: ook Ismene had de priesters al van ‘goutzucht’ beschuldigd, vs. 418.
voetnoot705
onze Goden: de goden die wij beiden vereren.
voetnoot710
d'oorzaak van uw ramp: Rotgans laat Minos met opzet deze omschrijving bezigen om even later zonder vermoedens te wekken haar te kunnen gebruiken (in vs. 712); vgl. hem in vs. 716: dat een vrouw een dergelijk verraad zou kunnen plegen, lag blijkbaar buiten de grenzen van het geloofwaardige.
voetnoot712
luistert (in de regieaanwijzing): fluistert.
voetnoot713
staat: situatie; beê: verzoek, nl. de inwilliging ervan.
voetnoot716
in uw gezigt: voor uw ogen.
voetnoot720
stemt: stemt toe.
voetnoot724
doodbus: urn met de as van het verbrande lichaam.

voetnoot728
daar: nu.
voetnoot731
deisde: schrokt terug.
voetnoot735
Ontwijk daarom niet een vrouw, aan wie u zulke dure verplichtingen hebt.
voetnoot741-48
Vgl. voor deze passage mijn artikel in NTg. 58e jg. (1965), blz. 366-73. Als meisje kan Scilla niet het initiatief nemen bij een liefdesverklaring; zij wil naar haar liefde en om haar liefde gevraagd worden en tracht Minos die vraag in de mond te leggen. Minos blijkt aan deze absurde mogelijkheid van Scilla's liefde niet gedacht te hebben en daarom moet Scilla langs indirecte weg (vs. 744: ‘Hebt gy dan nooit bemint?’) over haar liefde spreken. Daarmee gaat ze naar haar eigen besef al te ver voor een meisje (vs. 745: ‘Helaas! kan ik my klaarder uiten?’). Het motief van de sprekende ogen is in Rotgans' oeuvre stereotiep.
voetnoot744
mening: bedoeling.
voetnoot750-52
Minos drukt zich dubbelzinnig uit, zodat Scilla, al laat de koele reactie geen twijfel over, ondanks alles in blinde liefde blijft hopen.

voetnoot754
die verklaring: de liefdesverklaring die Scilla heeft afgelegd.
voetnoot755
u veracht: uw liefde verwerpt.
voetnoot756
ontroert: verbijsterd.
voetnoot760
rou: wanhopig verdriet.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken