Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met verschuldigde hoogachting (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met verschuldigde hoogachting
Afbeelding van Met verschuldigde hoogachtingToon afbeelding van titelpagina van Met verschuldigde hoogachting

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (29.04 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met verschuldigde hoogachting

(1966)–Renate Rubinstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 94]
[p. 94]

Dierenbeschermen

U weet wel die gesprekken. Dierenbeschermers zijn eigenlijk sadisten, zegt iemand; ze zijn gewoon gevaarlijk, zegt iemand anders die mee wil doen, en ik denk mannetjespochers en zet de poes als hij langs komt op schoot. Zo'n gesprek gaat gauw weer over, want het is niet of ik met dierenbeulen of kattenmeppers omga, maar gewoon met mensen die 's iets willen zeggen en zo iets is altijd raak.

Ik weet niet zeker of ik van dieren hou, want eigenlijk ken ik er maar een paar, maar dierenbeschermers vind ik aardig, al ken ik niemand die eraan doet. Vooral als ze mensen met paraplu's dreigen of hard gaan gillen, zoals je wel in de krant leest, dat vind ik flink. En waarom het altijd zo schandalig gevonden wordt om meer om dieren dan om mensen te geven, begrijp ik niet. Er zijn toch genoeg mensenliefhebbers? Het schijnt dat er een afspraak is over de volgorde waarin je van iets houden mag: eerst van je kinderen, dan van je man, dan van je ouders, en God ook natuurlijk, maar nog meer familie dat wordt al overdreven, en niet familieleden, daar zit iets ziekelijks in en het wordt gauw immoreel, om nu nog maar te zwijgen van andere rassen en talen, en dieren dat is helemaal irritant. Je houdt toch echt van mij alleen? Ja hoor, ik hou van jou en kleine Miepie, is het juiste antwoord.

Het zal u nu wellicht verbazen (hoop ik) dat deze kolom geboren is uit wrevel tegen een dierenbeschermster. Want in mijn genegenheid voor het soort is een deuk gekomen sinds ik met één exemplaar ervan kennismaakte. Het ging telefonisch. Eigenlijk verwachtte ik dat het iemand was die een poesje wou hebben, toen de telefoon ging, want ik had net een advertentie geplaatst: Mee te nemen, drie jonge poesjes. ‘Mevrouw,’ zei de stem, die zeer keurig was, van het soort waarbij je vermoedt dat de spreekster iets heel diks en vies in de mond heeft dat ze uit zal spugen zodra het losraakt, ‘u bent toch, mag ik aannemen, dierenliefhebster?’ Ja mevrouw, zei ik gedwee, want voor ik het begreep had ik het al door. En inderdaad, ik zou er van langs gaan krijgen. Of ik niet wist dat er mensen bestaan die de diertjes opkopen om er vivisectie mee te doen. Of ik dat wel bedoeld had toen ik mijn kat Het jongen. Of ik niet beter had

[pagina 95]
[p. 95]

geweten dan te annonceren: mee te nemen. ‘Mee te nemen,’ mijn onbekende telefoondame sprak het uit als een zeer smerig woord, zodat ik mij meteen schuldig voelde. (Toch had ik het bedacht als een wat vriendelijker term dan ‘af te halen’ met zijn deels sinistere, deels vuilnisbakachtige bijklank.) ‘Ik zal op mijn instinct afgaan, mevrouw,’ riep ik, ‘ik zal ze heus niet meegeven aan...’ (in godsnaam aan wie niet?) ‘aan opgeschoten jongens,’ besloot ik, laf vermoedend dat zij dat een nare categorie mensen zou vinden.

Maar zij was niet zo gemakkelijk tevreden te stellen. ‘U moet de jonge diertjes zelfbij de mensen gaan brengen, en dan blijft u maar gerust tien minuten op bezoek om het milieu te bekijken en als u kleine kinderen ziet,’ - ‘dan is het goed,’ zei ik begrijpend. ‘Dan neemt u het diertje meteen weer mee,’ zei de stem. ‘Maar ik dacht juist dat kleine kinderen zich zullen hechten aan zo'n poesje, en dan durven de ouders het later niet te verkopen,’ zei ik, al helemaal thuisgeraakt in de gruwelsfeer. ‘Nee mevrouw, kleine kinderen beschouwen het dier als een speeltje, en meestal overleeft uw poesje dat niet. En nietwaar, mevrouw, u zegt toch dat u dierenliefhebster bent, maar daarvoor heeft uw kat ze niet grootgebracht.’ De telefoon sidderde helemaal van het wantrouwen en het misprijzen.

Op dit punt gekomen begon ik mij te herinneren dat ik toch ook volwassen ben, en mij niet op mijn kop hoef te laten zitten. ‘De consequentie van uw woorden, mevrouw,’ zei ik streng, ‘is dat alle katten maar gecastreerd moeten worden.’ ‘Geopereerd,’ corrigeerde de stem, ‘maar wat is daar tegen?’ ‘Ik geloof dat het veel fijner is voor mijn poes om lekker jonkies te hebben.’ ‘Nee mevrouw, niet als u ze laat vermoorden, dat is niet prettig voor de moeder, daarvoor heeft zij haar kleinen niet grootgebracht.’ Ze zou er niets van merken, dacht ik, maar wou zo iets ruws niet zeggen. De belegen stem was intussen al bezig een lesje te laten horen over de voordelen van de kleine operatie: ‘Uw kat is daarna rustig, hij kent geen, eh, verlangen meer.’ Ik begreep dat wij het toch nooit eens zouden worden, en begon aan een reeks dankwoorden voor haar bemoeizucht, ik bedoel belangstelling, waar zij niet meer tussen kon komen. In de kamer waren drie poezen bezig met een stoel speeltuintje te spelen onder toezicht van hun bazig knorrende moeder. Een

[pagina 96]
[p. 96]

dode kat kent ook geen verlangen meer, dacht ik, geleidelijk driftiger wordend. In de eerste plaats omdat ik weer eens beschouwd was als voer voor opvoeders. Dat is een hebbelijkheid van alle ijveraars voor goede zaken. Zij zijn zo onder de indruk van het wonder van hun bekering of de vele uren die zij in zelfstudie hebben doorgebracht, dat zij niet meer op het idee komen dat iemand anders ook zijn gedachten zou kunnen hebben. En daarna om die castratie. Wat een hypocriet argument. Als de last van het verlangen zo zwaar woog, zou je toch ook eens van mensen moeten horen die het door een kleine chirurgische ingreep bij zich zelf lieten weghalen.

Later op de dag kwamen de mensen die een poes wilden meenemen. Allen hadden zich goed vermomd als mevrouwen, sommigen waren zelfs zover gegaan de vermomming te completeren met een kind of twee. Ze vergaten niet eens naar de namen te vragen van de poesjes waar ze meesterlijk gespeelde, vertederde blikken op wierpen. Ik heb ze uit het raam nagekeken, ze hielden zich goed. Maar dat bewijst natuurlijk niets: misschien stuurden ze twee straten verder de kinderen al weg met een kwartje, om zich daarna te spoeden naar het griezellaboratorium en een welverdiend loon van f 1,75 per stuk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken