Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Namens Tamar (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Namens Tamar
Afbeelding van Namens TamarToon afbeelding van titelpagina van Namens Tamar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

Scans (7.67 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Namens Tamar

(1964)–Renate Rubinstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

Half hart

Ba, wat is het jaar oud, ik kan het niet meer zien. Wie weet, misschien ben ik daar wel ziek van. Daarvan en van die kies. Slijmerig, spugerig, slaperig. Je moet de dingen sorteren, ze stuk voor stuk bekijken, dan kun je ze wegstrepen. Als er dan niets meer over is, kun je weer vrolijk zijn, want dat is het gewone. De moeilijkheid is alleen, dat er steeds iets nieuws bijkomt, nauwelijks lijkt alles in orde of er gaat een vent met z'n auto dwars voor je fiets staan en je moet vloekend om hem heen rijden. Of de olieman slaat je huis over. Of een buurvrouw beweert, dat je haar televisie stoort met je radiotoestel. Of de krant meldt, dat vier politieagenten een meisje dat ‘schoften’ zei, met de gummiknuppel afrosten. Zo is er altijd wat.

Het begint meestal met je eigen schuld. Als het daar dan bij bleef, ging het nog, maar altijd blijken de anderen nog schuldiger en je daarmee verzoenen veroorzaakt pas de echte depressie. Zoals de affaire met de avondjurk, om een voorbeeld op te ruimen. Madeleine met het grappige schaapshoofd had er één nodig om er twee weken in een amateur-toneelstuk in op te treden. ‘Je mag de mijne wel,’ had ik haar aangeboden. Niet alleen, omdat ik hoopte, dat ze vriendinnen met mooiere jurken had, maar ook, omdat mijn impulsen altijd beter zijn dan ik zelf. Welke kleur, wou ze weten. Wit in twee delen, van boven satijn, van onderen shantoeng, zei ik. De rok zal je wel te lang zijn, maar je kunt de zoom innemen. Een maand later kwam ze hem halen. Toen had ik hem natuurlijk net zelf nodig. Ik belde Channa op, die heeft een blauwe, maar wou hem niet uitlenen. Dan de mijne maar, ik trek wel een schipperstrui aan, zei ik knorrig tegen Madeleine, die zich beleefd afzijdig hield. Beschaamd pakte ik hem toen maar in een bij-

[pagina 37]
[p. 37]

zonder keurig papiertje en deed er hartelijk nog een rood lintje om.

Maar zoals de geest in de fles die na tien jaar dacht: wie mij verlost, schenk ik een koninkrijk; na 100 jaar: wie mij nu bevrijdt, maak ik heerser der aarde; na 1000 jaar: wie mij nu nog bevrijdt, vermoord ik, zo ook heeft de vriendelijkheid van mijn hart zijn krappe grenzen. Na een week hoorde ik hoeveel succes ze had in het wit; het deed mij plezier en het gaf mij voldoening wanneer het mij een enkele keer lukte er niet bij te vertellen, dat die witte van mij was. Na twee weken dacht ik: hij zal nu wel goed vuil zijn, maar als ze komt, zal ik daar niets van zeggen. Na drie weken dacht ik: waar blijft die jurk, verdomme, ze denkt zeker, dat-ie van haar is. Deze gedachte hield ik niet voor mij. Ze werd dus overgebracht, of dat zal tenminste de reden wel zijn waarom ik de jurk nog een week later in een krant bij de trap vond, zonder briefje en niet gestoomd. Zo lakoniek, dat vind ik grappig, zei ik tegen onze gemeenschappelijke vriend Paardelazer, maar wat een vreemd meisje. Die keek echter koel voor zich uit. Toen ik hem daar eindelijk uitgeprovoceerd had, kwam de afgrijselijke waarheid aan het licht: Madeleine was op het gerucht van mijn slechtgemeende opmerkingen in tranen uitgebarsten; zij had haar rol nog maar haperend kunnen uitvoeren; haar vienden hadden gezworen mij zelfs niet te groeten op straat. De moeilijkheid met jou, besloot Paardelazer, is dat je niet aardig bent. Zelden had iemand mij in het gezicht gezegd wat zo waar was. Het nam een dag berouw en een nacht berusting, voor ik wakker werd, geheel hersteld, onaardig als vanouds, en woedend. Had ik hem maar nooit uitgeleend, dacht ik op weg naar de stomerij, dan had zij er wel nooit zo mooi uitgezien maar iedereen was mij blijven groeten. Geen hart vinden de mensen best, maar een half hart vergeven ze niet. Ik ben het niet met ze eens: two cheers for the halfhearted! Goed, zo strompel je dus met een

[pagina 38]
[p. 38]

klopje op de eigen schouder het jaar uit. En als je dan nog, zoals ik, op het laatste moment een verstandskies laat trekken, dan kun je dat jaar ook niet meer zien. Hoeft ook niet, er komt weer een nieuw aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken