Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Namens Tamar (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Namens Tamar
Afbeelding van Namens TamarToon afbeelding van titelpagina van Namens Tamar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

Scans (7.67 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Namens Tamar

(1964)–Renate Rubinstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 113]
[p. 113]

Ophouden

Mijn fiets is gestolen. Of tenminste, hij is weg. Ik merkte het pas toen ik hem nodig had en dat was tien dagen na de vorige keer zodat hij alle tijd heeft gehad om te verdwijnen. Sindsdien zijn er vier dagen verlopen, maar hij is nog niet terug. Misschien komt het doordat wat ik meestal kwijt raak mensen zijn, dat ik zijn terugkomst tot nu toe kalm afwachtte, maar ik zie nu wel in dat je het anders moet aanpakken. Ik moet hem zoeken.

De moeilijkheid is, hij kan overal nog wel op mij staan wachten. Hij kan natuurlijk ook wel regelrecht uit de gang gestolen zijn, maar dat lijkt mij toch een beetje betrekkingswaan. Vanuit de tram kijk ik wel naar onbemande fietsen, maar die van mij zag ik er niet tussen. Een dief of agent zal er wel mee weggelopen zijn, als hij op slot stond tenminste. Niets is zeker.

Dan staat hij nu over tien andere fietsen verdeeld op het Waterlooplein. Of onder honderd valse in het een of andere gigantische politiepakhuis in de katakomben van het Centraal Station, waar in de nacht de ratten ongestoord hun ratrace houden. Als het nu een hond was kon ik hem gewoon bij de ingang staan roepen, hij zou zich dan losmaken uit de kluwen dubbelgangers, maar het is een stomme fiets en ik weet niet eens meer hoe hij heet.

Ik schaam mij daarover. Tien jaar heb ik erop gereden en nu weet ik alleen waar hij rammelt en hoe hij trapt maar beschrijven kan ik hem niet. Je fiets, dat is zoiets als je echtgenoot. Of als prenten. Na drie maanden aan je wand hebben ze hun frisse gezichtjes al verloren. Ik wou dat het anders was, maar zo is het.

Iets ondernemen dus. Naar de politie gaan. (Kentekens? Zwart,

[pagina 114]
[p. 114]

geloof ik). Of een nieuwe kopen. Voor honderd gulden geen gedonder. Hoe meer ik daarover denk hoe minder voel ik ervoor. Zo zonde van je tijd. En van je geld.

Als ik in het verdwijnen van die fiets nu eens een vingerwijzing Gods zag? Dan had ik er misschien nog wat aan. Jij moest nu maar, toont mij wellicht God of hoe men hem, het of haar die op deze stuntelige manier zijn boodschap overbrengen wil, noemen kan, ophouden met doorgaan met hetzelfde. Het is tenslotte niet alsof je er een diploma voor krijgt als je maar lang genoeg hetzelfde leven volhoudt. Wie bindt je of wat dwingt je?

Ik sta met de mond vol tanden. Inderdaad, de tandarts, de krant, de bieslookplant, vrienden, voornemens, beloften en alle andere afspraken geven mij de indruk dat ik de niet-fiets moet vervangen door een fiets, liefst dezelfde, en verder ook alles moet bijhouden en aanvullen. Maar in het oog van de eeuwigheid is dat niet veel. Buiten liggen Afrika, India en Tanger, revolutie, hongersnood en nachtclubs, en waarom zou ik binnen moeten blijven?

Intussen is het vier weken later. Nog steeds kijk ik af en toe naar de boom voor mijn huis of de fiets al terug gereden is. Verder dan Den Haag reisde ik nog niet. Waarom niet? Het antwoord kreeg ik nu, het staat in het Autobiografische woordenboek van J.A. Emmens dat pas verscheen. Dit is wat hij bij het woord Ophouden schreef, en mij gaat het ook wel zo. ‘Ik wil ermee ophouden en iets anders gaan doen en ik geloof, ook wel dat ik dat wil, alleen niet dat ik dat zal doen. Mijn hele leven namelijk heb ik alleen maar iets kunnen doen wanneer ik anderen had bezworen dat ik het eigenlijk niet wilde doen. Alsof ik iets alleen maar met weerzin mag doen, alsof ik verraad pleeg aan een ideaal door iets met plezier te doen, alsof anderen niet mogen weten dat het doen mij eigenlijk diep bevredigt.’

[pagina 115]
[p. 115]

Bij nader inzien gaat deze uitspraak steeds beter op. Snijdt hij immers niet naar twee kanten? Wordt niet ook doorgaan met hetzelfde doen een geoorloofde tijdsbesteding wanneer men maar eens kernachtig gezegd heeft dat men er liever mee op zou willen houden? Nu, in dat geval koop ik maar een fiets.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken