Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het sieraad der geestelijke bruiloft (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het sieraad der geestelijke bruiloft
Afbeelding van Het sieraad der geestelijke bruiloftToon afbeelding van titelpagina van Het sieraad der geestelijke bruiloft

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (9.91 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeur

Frans Erens



Genre

proza

Subgenre

traktaat
hertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het sieraad der geestelijke bruiloft

(1917)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 177]
[p. 177]

Hoofdstuk LXVI
Over den eersten graad der gave van verstand

EN hierom geeft God hem de zesde gave, dat is de geest des verstands. Deze gave hebben wij vroeger vergeleken bij eene bron met drie rivieren; want zij bevestigt onzen geest in eenheid, en zij openbaart de waarheid, en zij maakt eene wijde algemeene minne. Deze gave is ook wel gelijk aan den schijn der zon; want de zon met haren schijn vervult de lucht met enkelvoudige klaarheid, en zij verlicht alle gedaanten en toont het onderscheid van alle kleuren. En hiermede geeft zij te kennen hare eigene macht; en hare hitte is algemeen in de heele wereld tot nut en tot vruchtbaarheid. Op gelijke wijze maakt de eerste inblik dezer gave in den geest eenvuldigheid. En die eenvuldigheid wordt doorschenen met bizondere klaarheid, geheel zooals de lucht des hemels met het licht der zon; want de gratie Gods, die een grondslag is van alle gaven, verblijft wezenlijk als een eenvoudig licht in ons mogelijk verstaan; en door middel van dit enkelvoudig licht wordt onze geest bevestigd, eenvuldig verlicht, vol genaden en goddelijke gaven: en hier is hij op God gelijkend door middel der genade en der goddelijke minne. En nu hij op God gelijkt, en naar Hem eenvuldig streeft, en Hem bemint boven alle gaven, zoo neemt hij geen genoegen met de gelijkendheid, noch met de geschapene klaarheid; want hij heeft in den grond een natuurlijk en bovennatuurlijk neigen tot een grondeloos wezen, waar uit hij is gevloeid. En die eenheid des goddelijken wezens bezit een eeuwig

[pagina 178]
[p. 178]

trekken van alle gelijkendheid tot hare eenheid. En hierom ontvonkt de geest zich zelven met genot, en vervloeit in God als in zijn eeuwige rust; want de genade Gods verhoudt zich tot God als de schijn tot de zon, en zij is het middel en de weg, die ons tot God leidt. En hierom schijnt zij eenvuldig in ons en maakt ons godvormiger, dat is God gelijkend. En gelijkend zijnde ontzinkt hij aan zich zelven in alle uren, en sterft in God, en wordt met God een, en blijft een; want liefde doet ons worden met God een, en blijven en wonen in een. Nochthans behouden wij eeuwige gelijkendheid in het licht der genade of der gloriën, waar wij ons zelven werkend in liefderijkheid en in deugden bezitten. En wij behouden de eenheid met God boven onze werken in de zuiverheid van onzen geest in het goddelijk licht, waar wij God boven alle deugden in ruste bezitten. Want de liefderijkheid in de gelijkendheid moet eeuwig werken, en de eenheid met God in de genietende minne zal voor altijd rusten. En dit is de minne plegen; want in een nu en in den zelfden tijd werkt de minne en rust in haren beminde. En het eene wordt door het andere versterkt; want hoe hooger de minne, des te meer rust, en hoe meer rust, des te inniger de minne. Want het een leeft in het andere; en wie niet mint, die rust niet en wie niet rust, die mint niet. Nochthans meent sommige goede mensch, dat hij niet mint en rust in God. En die meening zelve komt van de minne. Omdat hij meer begeert te minnen dan hij kan, dunkt het hem, dat hij te kort schiet. En in dit werken smaakt hij minne en rust; want niemand kan verstaan, hoe men werkend mint en genietend rust, dan de gelatene, ledige, verlichte mensch. Nochthans is ieder minnaar één met God en in rust, en op God gelijkend in der minne werken; want God in zijne hooge natuur, waar van wij eene gelijkenis dragen, die houdt zich genietend in eeuwige rust naar de wezenlijke Eenheid, en werkend in eeuwig werken naar de

[pagina 179]
[p. 179]

Drieheid; en ieder is des anders volkomenheid, want de rust ligt in de Eenheid en het werken in de Drieheid. En aldus blijven beiden in de eeuwigheid. En hierom, wanneer de mensch God zal smaken, dan moet hij minnen; en wil hij minnen, dan kan hij smaken. Maar neemt hij genoegen met andere dingen, dan kan hij niet smaken wat God is. En hierom moeten wij ons zelven bezitten, eenvoudig in deugden en in gelijkendheid, en God boven ons zelf door middel van de minne in ruste en in eenheid. En dit is het eerste punt hoe de algemeene mensch wordt bevestigd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken