Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het sieraad der geestelijke bruiloft (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het sieraad der geestelijke bruiloft
Afbeelding van Het sieraad der geestelijke bruiloftToon afbeelding van titelpagina van Het sieraad der geestelijke bruiloft

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (9.91 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeur

Frans Erens



Genre

proza

Subgenre

traktaat
hertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het sieraad der geestelijke bruiloft

(1917)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

Hoofdstuk LXXIV
Hoe sommige menschen leven, tegenstrijdig met deze drie wijzen

NU leven sommige menschen, die goed schijnen tegenstrijdig met deze drie wijzen en met alle deugden. Nu lette ieder op en proeve zich zelven. Ieder mensch die niet aangetrokken is en verlicht door God, is door de minne niet aangeraakt, en hij heeft noch eene werkende overgave met begeerte, noch eene eenvuldige minnelijke neiging in genietende rust. En hierom kan hij met God niet worden vereenigd; want allen die zonder bovennatuurlijke minne leven, hellen over naar zich zelf en zoeken rust in vreemde dingen. Want alle creaturen zijn op natuurlijke wijze geneigd tot rusten: en hierom wordt de rust gezocht door goeden en door kwaden in menigerlei wijs.

Nu merkt op: wanneer de mensch naar de zinnen naakt is en zonder beelden, en ledig zonder werken naar de hoogste krachten, dan komt hij van de naakte natuur in de rust; en deze rust kunnen alle creaturen vinden en bezitten in zich zelven in de bloote natuur zonder de genade Gods, wanneer zij zich ledig kunnen houden van beelden en van alle werken. Maar hier kan de minnende mensch niet rusten, want de liefderijkheid en het inwendige bewegen der genade Gods ligt niet stil: en hierom kan de innige mensch in zich zelven in natuurlijke rust niet lang volharden. Maar nu let op de manier, hoe men deze natuurlijke rust beoefent. Dat is een stilzitten zonder oefening van binnen of van buiten in eene ledigheid, opdat de rust worde gevonden

[pagina 196]
[p. 196]

en ongehinderd blijve. Maar de rust beoefend op deze wijs, dat is ongeoorloofd, want zij maakt in den mensch eene verblindheid in niet weten, en een nederzijgen in zich zelven zonder werken: en deze rust is niets anders dan eene ledigheid, waar de mensch in valt en zich zelf en God vergeet en alle ding, wat het werken betreft. Deze rust is strijdig met de bovennatuurlijke rust, die men in God bezit; want dat is een minnelijk ontvlieten met een eenvuldig inzien in de onbegrijpelijke klaarheid. Deze rust in God, die altoos met innige begeerten werkend gezocht wordt, en in genietende neiging wordt gevonden, en in het ontvlieten van minne eeuwig bezeten wordt, en wanneer ze bezeten is, niettemin gezocht wordt: deze rust is verheven boven de rust der natuur, zoo hoog als God is verheven boven alle creaturen. En hierom worden alle menschen bedrogen, die naar zich zelf streven en neerzijgen in natuurlijke rust, en God niet zoeken met begeerten, noch in genietende minne Hem vinden: want de rust, die zij bezitten, die ligt in een ledig-zijn van zich zelven, waar toe zij van nature en van gewoonte geneigd zijn. En in deze natuurlijke rust kan men God niet vinden; maar wel brengt zij den mensch in eene ledigheid, die Heidenen en Joden vinden kunnen en alle menschen, hoe kwaad zij ook zijn, is het dat zij in hunne zonden zonder berispen van hun geweten leven en zich van beelden en alle werken konden ontdoen. In deze ledigheid is de rust genoegelijk en groot. Deze rust in zich zelve is geene zonde; want zij is in alle menschen van nature uit, indien zij zich ledig kunnen houden. Maar wanneer men ze beoefenen en bezitten wil zonder werken van deugden, valt de mensch in eene geestelijke hoovaardij en in een zelfbehagen, waarvan men zelden geneest. En hij waant somwijlen te hebben en te zijn, waar hij nimmermeer toe komt. Wanneer de mensch aldus deze rust in valsche ledigheid bezit en hem alle minnelijke overgave een hinder

[pagina 197]
[p. 197]

dunkt, blijft hij met de rust bij zich zelven, en leeft strijdig met de eerste wijze, die den mensch met God vereenigt: en dit is een begin van alle geestelijke dwalingen.

Nu let hier op eene gelijkenis: de engelen, die zich minnelijk en genietend tot God keerden met alles, wat zij van Hem ontvangen hadden, vonden zaligheid en eeuwige rust; maar zij, die zich terugbogen naar zich zelven, en zochten de rust in zich met zelfbehagen in het natuurlijke licht, die hadden eene korte en ongeoorloofde rust; en zij werden verblind en gescheiden van het eeuwige licht, en vielen in duisternissen en in een eeuwige onrust. Aldus hebt gij het eerste tegenstrijdige, dat men bezit met rusten in valsche ledigheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken