Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel
Afbeelding van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakelToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.75 MB)

XML (1.41 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel

(1858)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Vanden derden artikele ons gheloefs. C. XLIII.

9Die derde gemme hetet Smaragdus, ende hier inne 10stont Levi, die derde sone her Jacobs. Met desen stene 11verstaen wi dat derde letGa naar voetnoot(4) van onsen ghelove, ende met 12dien name Levi sinte Jacobbe, Zebedeus sone, ons Heren 13apostel. Want Levi es alsoe vele gheseget alse toegedaen, 14ochte toegevoeghetGa naar voetnoot(5); ende dit leert ons sinte Jacob in 15desen artikele daer hi sprect: ‘Ic gheloeve dat die Sone 16dies Vaders ontfaen es van den heileghen Gheeste, gheboren 17van der maecht Marien.’ Aldus es onse nature toeghedaen 18den eweghen Worde, ende dat eweghe Word es toeghevoecht 19onser naturen, ende dit es ghesciet in Marien overmids hare 20doecht, ende were dies heileghen GheestGa naar voetnoot(6). In desen arti- 21kele gheliken wi dien Sone Goods, dien graciosen steene die

[pagina 209]
[p. 209]

1Smaragdus hetet, die alsoe groene es, dat loef ende ghers, 2ende al dat grune es, sijnre groenheit niet gheliken en mach. 3Ende hi vervult ende spijst elcs minschen ghesichte, diene 4anesiet, overmids sine groenheitGa naar voetnoot(1). Dat dat eweghe Woert dies 5Vaders minsche worden es, dat es die groenste varuwe die ie 6ghesien wart. Dese eninghe es soe groene, ende soe scone, ende 7soe blide, dat hare gene andere varuwe gheliken en mach. 8Ende hier omme heeft si vervult ende ghespijst elc min- 9schen ghesichte die, in inneghen siene, daer toe bereet es. Die 10dien Smaragd sculpeert ende ghravetGa naar voetnoot(2), soe en es geen dinc 11soe ghenoechlec, noch soe vermakelec den oghen; ende in 12heme machmen bekinnen ende speculeren, alse in enen 13spieghel, alle dinc die heme jeghewerdech sijnGa naar voetnoot(3). Alsoe 14ghelikerwijs alse wi gravenGa naar voetnoot(4) met ghemerke wie hi es, die 15onse nature aneghenomen heeft van minnen, omme onsen 16wille, soe moet ons verwonderenGa naar voetnoot(5), ende omme sine 17hoecheit en connen wine niet volloven. Ende alse wi anesien 18die maniere hoe hi minsche worden es, soe moete wi 19ons scamen; ende omme sine oetmoedecheit en moge wi 20ons niet ghnoech ghenederen. Ende alse wi proeven die 21sakeGa naar voetnoot(6) waeromme hi minsche worden es, soe moghe wi ons 22verbliden, ende na onse begherenGa naar voetnoot(7) en conne winc niet 23gnoech gheminnen.

24In dese drie wisen selen wi Christum, dien edelen mi- 25raudeGa naar voetnoot(8), begherleke anesien ende minneleke graven ende

[pagina 210]
[p. 210]

1merkenGa naar voetnoot(1): soeGa naar voetnoot(2) en es gheen dinc soe ghenoechlec, noch 2soe treckende die oghen onser redelecheit; want wi vinden 3heme in ons ghebeeldet, ende ons in heme wederbeeldetGa naar voetnoot(3), 4overmids sine gratie ende een doechdelec leven. Ende hier 5omme sele wi ons kerenGa naar voetnoot(4) van tijtleken dinghen, ende desen 6spieghel altoes vore ons dreghen. Ende dit dede sinte Jacob, 7die apostel ons Heren, want Jacob ludet alsoe vele als die 8onder sine voete tredet alle dincGa naar voetnoot(5). Ende hi was Zebedeus 9sone. Zebedeus bediet ghegheven ochte gheghavetGa naar voetnoot(6); ende 10hier mede verstaen wi Christum, daer die heileghe Kerke 11ave singhet in sire gheborten: ‘Een kint es ons gheboren, 12een sone es ons ghegheven.’ Ende Christus was oec ghe- 13gavet, want in hem was volheit alre gaven, ende overmids 14heme eest al dat wi hebben ende hebben selenGa naar voetnoot(7). Ende 15hier omme mote wi Jacob sijn, verwinnerenGa naar voetnoot(8), Zebedeus 16sonen, daer wi Christum bi verstaenGa naar voetnoot(9), die ons ghewonnen 17heeft ende herboren heeft, overmids sine doet, in dat eweghe 18leven.

voetnoot(4)
Versta lid, articulus.
voetnoot(5)
Sur. additus vel applicatus.
voetnoot(6)
B. dies heilechs Gheests.
voetnoot(1)
Sur. implet etiam et satiat ac reficit suâ viriditate adspectantium oculos.
voetnoot(2)
Sur. Scalpentibus quoque Smaragdum, enz.
voetnoot(3)
Sur. possuntque in eo ceu speculo quaeque ei opposita agnosci et conspici.
voetnoot(4)
Sur. perscrutamur. Het woord graven is hier overdragtelyk gebruikt.
voetnoot(5)
Sur. quaedam nos capiat necesse est admiratio.
voetnoot(6)
Sur. Cùm denique causam expendimus, quamobrem homo factus sit.
voetnoot(7)
Sur. pro voto ac desiderio.
voetnoot(8)
Surius vertaelt zeer wel: praeclarissimam smaragdum. Miraude, emeraude, emaraude, smaraude (gelyk het woord by Kiliaen voorkomt) zyn allen misvormingen van Smaragdus. Zie Huydecoper op Stoke, I, bl. 66.
voetnoot(1)
Sur. amanter scalpere sive perscrutari atque considerare debemus.
voetnoot(2)
Sur. idque nobis ita facientibus.
voetnoot(3)
Sur. transformatos.
voetnoot(4)
Sur. Avertamur igitur.
voetnoot(5)
Sur. qui supplantatorem significat, eo quod caduca omnia et temporaria conculcârit ac vicerit.
voetnoot(6)
Sur. donatum vel dotatum.
voetnoot(7)
Sur. per eumque quicquid et habemus et habituri sumus, adipiscimur.
voetnoot(8)
Sur. id est, supplantatores.
voetnoot(9)
Sur. itemque filios Zebedaei, id est Christi, qui, enz. In C. luidt de plaets als volgt: Dus moechdi merken dat wi moeten sijn Jacob, dat es verwinnere, ende wi moeten sijn Zebedeus sonen, dat es Christus sonen, die ons, enz.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken