Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
Afbeelding van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

traktaat
verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

(1861)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Vanden sesten slote. C. XV.

5Want gheliker wijs dat die mensee ghemaect was op den 6sesten dach, in sijnre naturen, tot den beelde ende tote den 7ghelikenisse Gods, alsoe wert hi oee weder hermaect in dat 8seste slot, daer hi onfeet beelde en̄ ghelikenisse Gods, boven 9sine nature, in enicheit van minnen, daer hi is met Gode 10één geest en̄ één leven. Ende aldus sprect sinte Jan: ‘Al dat 11ghescapen en̄ ghemaect es, dat was leven in GodeGa naar voetnoot(1).’ 12Want in onsen oirsprone, dat is in die vruchtbare nature 13ons hemelschen Vaders, daer leven wi onvertoentGa naar voetnoot(2) en̄ ongheborenGa naar voetnoot(3); 14ende inden Sone werden wi gheboren, en̄ van 15ewicheit bekent en̄ vercoren; en̄ inden uutvlote des heylighen 16Gheests, sijn wi ewelic ghemint: dat moghen wi gherne 17horen. Altoes sijn wi gheboren inden Sone; en̄ sonder onderlaetGa naar voetnoot(4) 18werden wi gheboren met den Sone; en̄ ewelie bliven 19wi ongheboren inden Vader. Altoes blijft bant en̄ enicheitGa naar voetnoot(5) 20der minnen tusschen den Vader en̄ den Sone: nochtan 21vernwtGa naar voetnoot(6) gheboren ende uutvlote des heylighen Gheests, 22sonder onderlaet, in die hoghe nature GodsGa naar voetnoot(7); want die

[pagina 95]
[p. 95]

1nature is vruchtbaer, ende een puer were in Drieheit der 2persone. En̄ alsoe regneert hi ende leeft in ons, en̄ wi in 3hem, boven onse ghescapenheit, in enicheit van gheeste. 4Daer bliven wi altoes Gode gheenicht in bande van minnen; 5nochtan moeten wi ons vernuwen, sonder onderlaet, in 6doechden en̄ in meerre ghelijcheit met Gode, want wi en sijn 7niet allene ghemaect tot den beelde, mer oee tot der ghelijcheit 8GodsGa naar voetnoot(1). En̄ hier omme, daer wi gheenicht sijn met 9Gode, daer is een verborghen gherinen ofte berueren, en̄ dat 10is die oirsprone der gracien Gods, die onse verstaen verlicht 11in claren onderschede te bekennene die waerheit, en̄ onsen 12wille onfunet in minnen te begheerne alle gherechticheit. En̄ 13alsoe langhe alse minne en̄ begheren onderdanich sijn der 14verlichter redenen, soe moghen wi grote werke werken, ende 15alle onse slote cieren met doechden en̄ met heyligher oefeninghen. 16Maer wanneer dat minne en̄ begherte woedich en̄ 17ongheduerich werden, overmits dat gherinen Gods in enicheit 18van minnen, dan moet redene wiken, en̄ minne laten ghewerden, 19alsoe langhe alse die woet van minnen duertGa naar voetnoot(2).

20Siet, aldus moeten wi Gode gheliken, overmits gracie en̄ 21doechde in ons; en̄ wi selen hem gheenicht sijn, overmits 22scouwen en̄ staren met verhavenheit van gheeste in hem. En̄ 23hier mede slutic dat seste slot, daer onse gheest verhaven is 24in een scouwende leven, één leven, één gheest en̄ ene minne 25met GodeGa naar voetnoot(3).

voetnoot(1)
Vglk. Joann. 1, 3.
voetnoot(2)
K. onvertoocht.
voetnoot(3)
Sur. supernaturaliter ac minimè manifesti et ingeniti vivimus secundum ideas.
voetnoot(4)
Sur. sine intermissione.
voetnoot(5)
K. kwalyk, eenwicheit.
voetnoot(6)
K. kwalyk, vermint.
voetnoot(7)
Sur. et tamen tum Filii generatio, tum sancti Spiritus emanatio ac processio, sine eessatione in sublimi Divinitatis natura renovatur. Daer zal wel eerst gestaen hebben gheboren werden des Soons en̄ uutvlote des heylighen Gheests, als blykt uit de vertaling van Surius, en uit den samenhang der rede.
voetnoot(1)
Sur. quando non ad imaginem duntaxat, sed ad similitudinem quoque Dei, facti et conditi sumus.
voetnoot(2)
Sur. Quando verò amor et affectus ex Dei, in amoris unitate, contactu velut aestuantes ac impatientes fiunt, jam ratio cedere et amorem ut suum agat opus, sinere compellitur, quandiu hie amoris aestus ac impetus perseverat.
voetnoot(3)
Sur. et una cum Deo vita, unus spiritus, unus amor effectus est.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken