Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
Afbeelding van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

traktaat
verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

(1861)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van ‧vj‧ manieren van menschen die hem niet en voeghen dese overnatuerlike godlike gaven te onfane. C. VII.

11‧Vj‧ manieren van menschen sijn, die hem niet en voeghen 12na haren vermoghene, in natuerliker behoirlicheit, dese 13overnatuerlike godlike gaven te onfane.

14Die ierste partie dat sijn die menschen, die in openbaren 15dootsonden leven, en̄ hem hebben ghekeert van Gode in 16ghenoechten haers lijfs, in hoverden des ghemoets, in begheerten 17eertscher rijcheit, jeghen die ghebode en̄ jeghen die 18ere Gods. Drierehande menschen leven in openbaren dootsonden: 19die ierste dat sijn die die ere en̄ hoecheit en̄ vordeel 20soeken in aertrike, en̄ andere menschen beniden en̄ begheren 21te verdrucken. Die andere dat sijn die ghierigheGa naar voetnoot(2) vrecke. 22Dat God ghemeene gheschapen hevet allen menschen, dat

[pagina 145]
[p. 145]

1willen si hem selven eyghenen en̄ allene besitten, mochten 2sy. Si doen Gode onrecht; want si en dienen hem niet met 3sinen goede. Ende hem selven doen si onrecht, want al haer 4leven maken si onraste hem selven. En̄ si doen haren evenkersten 5onrecht, want si en deylen hem niet dat te hare 6beyder behoef ghescapen is. Die derde dat sijn die traghe, en̄ 7die gulsighe, en̄ die oncuysche menschen, die volghen hare 8ghelost ghelijc den beesten, en̄ sijn plomp, en̄ grof, en̄ onverclaert 9van godliken lichteGa naar voetnoot(1).

10Dese ‧iij‧ punte toenen openbare allen sienden menschen 11dat alle die ghene die hem volghen verre sijn, en̄ vremde 12ende onghelijc der minnen GodsGa naar voetnoot(2). Die heydene, die der 13natuerlikcr wet en̄ der redelicheit niet en volghen, maer 14haren veeliken crachten en̄ na ghelost der naturen, si selen 15mere pine hebben, en̄ sy sijn vremder ende ongheliker Gode 16dan die andere heydene, die leven na natuerliker redelicheit. 17En̄ die Joden, die die gheboden Gods en̄ die propheciën en̄ 18menich ander wonder en̄ gaven onfaen hebben, en̄ die exempele 19haerre vorderen ghesien en̄ ghehoirt hebben, en̄ dat al 20versmaden, en̄ leven beestelic en̄ jeghen hare wet: die sijn 21noch quader dan die heydene ofte die andere Joden die hare 22wet volghen. Mer die Kerstene, daer Christus om ghestorven 23is en̄ met sijnre doot verlost hevet, en̄ hem sine Sacramente 24ghelaten heeft ende sine menichfuldighe gaven, en̄ hem 25selven te enen ewighen ghebrukene geloeft hevet, en̄ si hem 26ghetrouwe en̄ onnoselheit en̄ ewighen dienst inder dopen 27gheloeft hebben, en̄ hem aſkeren, ende der werelt en̄ den 28viant en̄ haerre vecliker ghelost dienen: die sijn quader dan

[pagina 146]
[p. 146]

1die heydene ofte die Joden, want si meer ontfaen hebben en̄ 2gheloeft, en̄ dat versmaden. Maer willen si keren, si comen 3lichte te soenen; want si sijn kijndere, en̄ die andere sijn 4vremde.

5Dat sijn die ierste, en̄ die onghelijcste, en̄ die verste van 6Gode.

voetnoot(2)
I. kwalyk, gherechte vrecke.
voetnoot(1)
Sur. erassi ac rudes sunt minimeque divino lumine illustrati.
voetnoot(2)
Sur. Isthace tria cunctis apertos habentibus oculos id manifestò declarant, eos omnes qui ipsis morem gerant, caque sectentur, à divina charitate procul abesse, maximèque alienos esse ac dissimiles.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken