Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
Afbeelding van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

traktaat
verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

(1861)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Vanden ‧vij‧ planeten. C. XXVII.

10Dese ‧vij‧ planeten sijn ghelijc den ‧vij‧ daghen, daer alle 11tijt in besloten is. Die crachtichste planete des firmaments, 12ende die claerste, dat is die SonneGa naar voetnoot(2): alsoe ghelikerwijs dat 13claerste licht en̄ dat moghenste der neder ghekeerder gedachten, 14dat is verlichte redene; want si maect den sondach en̄ 15die vierteGa naar voetnoot(3) inden rike der sielenGa naar voetnoot(4), en̄ doet rasten alle die 16crachte der sielen, op dat si horen en̄ merken wat verlichte 17redene ghebiedet, dat si hem daer na regeren al die weke, 18dat is al haer leven.

[pagina 216]
[p. 216]

1Den anderen dach vander weken, datmen werken sal, dat 2is de maendach: dien sal chieren die Mane, dat is besceydenheit, 3die nemet haer licht vander sonnen der verclaerder 4redenen, op datse alle die weke, dat is allen tijt, leve in 5gherechter besceydenheit. Die Mane dat is besceydenheit: 6si loept bider erden, want si berecht dat werkende leven; 7maer die Sonne dat is verlichte redene: si staet hoghe, want 8si berecht dat inwendighe begherlike leven.

9Den disendachGa naar voetnoot(1) sal chieren ene planete die hetet Maers, 10dat is oetmoedicheit en̄ ghehoirsamheit in allen doechden.

11Den woensdachGa naar voetnoot(2) sal chieren ene planete Mercurius, dat 12is caritate en̄ mildicheit; want wi sijn nu in midden der 13weken, dat is in midden den tideGa naar voetnoot(3) datmen werken soude. 14VersoemenGa naar voetnoot(4) wi den tijt, hi lijdtGa naar voetnoot(5), en̄ alse die ewighe feeste 15comt, soe en vinden wie nietGa naar voetnoot(6).

16Den donderdach sal cieren ene planete die hetet Jupiter, 17dat is ene opgherechte begheerte in liefden te Gode, met 18minnen en̄ met love, want die feeste naket sere datmen te 19hove comen sal.

20Den vridachGa naar voetnoot(7) sal cieren ene planete die hetet Venus, dat 21is godlijc gherinen. Die gaet op inden dagheraet, dat is inden 22oirspronc daer alle creatuerlike werke beghinnen, dat is in 23die enicheit der sielen: daer na soe licht die Sonne, dat is 24verlichte redene. Alse dese dachsterre des gherynens op gheet 25inder dagheraet, soe verblijt al dat rike der sielen, omme dies 26wille dat men ghevoelt dat dese raye comt ute enen onwandel-

[pagina 217]
[p. 217]

1barighen hemele der enicheit GodsGa naar voetnoot(1). Soe werdet diewile, 2overmits claerheit der sonnen ende brant van minnen, dese 3dachsterre alsoe overformt, dat scijnt oftemen nemmermeer 4vercrighen en soude datmen mint. Dit is inden middaghe, 5alsemen die scout betaelt daer mense bekint. Alse wi ane sien 6Gods groetheit en̄ onse cleinheit, en̄ wi bekinnen dat wi sculdich 7sijn Gode ende allen menschen, soe dunct ons dat wi in 8allen falieren, en̄ Gode noch den menschen recht en doen. 9Want die caritate es groet, en̄ verlichte redene scijnt clare: 10alsoe vallen wi in oetmoede van ontblivene, en̄ moghen alle 11scout betalen. Dit hetet oec ene avonsterreGa naar voetnoot(2), alsemen met 12verlichter redenen en̄ met brandeGa naar voetnoot(3) van minnen hevet elken 13ghenoech gheweestGa naar voetnoot(4). Tote nu hevet die verlichte redene, 14die sonne, dese dachsterre (dat is minne) vore hare ghedreven 15in allen doechdenGa naar voetnoot(5); maer alsemen elken ghenoech hevet 16gheweest na vermoghene, soe volghet die avonsterre der 17sonnenGa naar voetnoot(6); dat is minne, die rasten wil in enicheit, conste 18sijt vercrighen in ewicheit.

19Den saterdach sal cieren Saturnus, die onghehiereGa naar voetnoot(7), dat 20is hongher, en̄ ongheduer dat ons God ontbliven moet. Dese 21Saturnus dat is hongher: dese steet in dat overste der begheerliker 22cracht; en̄ dese hongher es meerre dan die hongher

[pagina 218]
[p. 218]

1is datmen Gode onblijft in doechden; want dese is omme 2ghebruken, en̄ die ander is omme doechde werkenGa naar voetnoot(1). Dese 3siet op Gode, en̄ die ander siet op hem selvenGa naar voetnoot(2). Doch staense 4beide in eenre begheerten ende onghelije van werkeGa naar voetnoot(3). Dese 5hongher, dese felle planeteGa naar voetnoot(4), si doet blixemen en̄ donderen 6eyselike, en̄ wayen, ende si maect grote tempeeste inden rike 7der sielenGa naar voetnoot(5). Die blixeme, dat is dat gherinen, dat ruert die 8siele in onghedueren, ende toent den hemel der ghedachten 9open en̄ dat lief gheeroent in onbegripeliker vroudenGa naar voetnoot(6). Soe 10comt die donderslach, dat is woet van minnen, wantmens 11niet en mach vercrighen. Hier aſ comt groet onghehier 12weder inden rike der sielen boven en̄ benedenGa naar voetnoot(7): ende en 13daet die verlichte redene die God ghevoeghet hevet met 14desen onghedure, dat rike der stelen en soude niet moghen 15ontbeiden der feesten en̄ der toecomst des brudegoms. Want 16verlichte redene toent clare en̄ openbare, datmen sciere liefs 17pleghen sal in alre welden, na alre crafte ghelosticheitGa naar voetnoot(8): 18en̄ dat doet dien minnenden beyden met verduldicheiden.

19Alsoe alse hier bewijst is in allen desen graden, soe sal 20des menschen leven sijn op gherecht, op datGa naar voetnoot(9) hi comen 21wil tote enen overweseliken levene, dat is een scouwende 22leven na godliker wise.

voetnoot(2)
Volgens de begrippen van Ruysbroeck en diens tydgenooten, was de aerde het middelpunt, om hetwelk zeven planeten haren loop hadden. Daeronder telde men de Zon en de Maen, alsmede Mars, Mercurius, Jupiter, Venus en Saturnus. Uranus kende men toen nog niet.
voetnoot(3)
Of viere, dat is rust- of feestdag, by Kiliaen, solemnitas, festivitas, waervan vieren, by Kiliaen, feriare, otiari. Zie het Glossarium op den Lekenspieghel, of Huydecoper op Stoke, III, bl. 55-56.
voetnoot(4)
Sur. quae (ratio) in animae regno diem Dominicum, quem solis vocant, et ferias efficit.
voetnoot(1)
F. dijsendach. G. dijssendach. I. dijsdach. L. dinxdach.
voetnoot(2)
F. Des goensdaechs. G. Den goensdach. I. Die goensdach.
voetnoot(3)
Zie het Tabernakel, I, bl. 114, aenteek. 1.
voetnoot(4)
F. versuemen. G. versummen. I, L. versumen.
voetnoot(5)
Dat is, hy gaet voorby, of, als Snrius vertaelt, ipsum fluit ac labitur.
voetnoot(6)
Sur. nos vacui et inanes sumus.
voetnoot(7)
F. vrindach.
voetnoot(1)
Sur. eo quòd radius iste ex incommutabili divinae unitatis caelo proficisci ac procedere sentitur.
voetnoot(2)
F.G.I. aventsterre.
voetnoot(3)
I. alleen heeft brande. D.F.G. bande.
voetnoot(4)
Sur Et hîe stella ista Hesperus dicitur, quando ratione illuminata et charitatis ardore singulis quibusque satisfit.
voetnoot(5)
Sur. Et hactenùs quidem rationis illuminatae sol stellam hanc, dum lucifer dicitur, id est, charitatem ad actitandas virtutes omnes antè se egit.
voetnoot(6)
Het woord staet in dativo, als regimen van volghen. Sur. solem subsequitur.
voetnoot(7)
Het adjeetif onghehier, gelyk staende met het hoogduitsche ungehe{problem}er, beteekent akelig, vreesselyk, schrikwekkend. Het woord is verklaerd door Prof. De Vries, in het vierde deel van 's heeren De Jagers Taalkundig Magazijn, bl. 67, vlgg.
voetnoot(1)
Sur. Haec enim de qua nunc agimus, fames, fruitionis avida est; sed altera illa virtutes actitare et exercere vehementer concupiscit.
voetnoot(2)
Sur. Et ea quidem, quam nunc prae manibus habemus, ad Deum, altera verò ad seipsam respicit.
voetnoot(3)
Sur. Utraque tamen fames in eodem affectu versatur, sed actione dispares sunt.
voetnoot(4)
Saturnus werd, in de middeleeuwen, onder de astra malefica gerekend.
voetnoot(5)
Sur. Ista esuries, quam per Saturnum, saevum ac iracundum planetam, significari diximus, fulgura horrendaque tonitrua, et ventos grandesque tempestates in animae regno excitat.
voetnoot(6)
Sur. coeloque mentis patefacto dilectum in gaudiis incompraehensibilibus coronatum ostendit.
voetnoot(7)
Sur. quae res magnas in animas regno supernè ac infernè movet tempestates.
voetnoot(8)
Sur. Sed ratio illustrata, dilucidè ac perspicuè demonstrat, propedièm affuturum tempus, quo pro cunctarum appetitu virium omni cum voluptate et maximis deliciis dilecto vacare, frui ac potiri liceat.
voetnoot(9)
Versta, indien.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken