Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
Afbeelding van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

traktaat
verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

(1861)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van dat Rike der Scrifturen. C. XL.

18Noch werdet den edelenGa naar voetnoot(5) dat rike Gods ghetoent inder 19Scriſturen, overmits die lere Christi ende der heylighen, en̄ 20die exempele Christi en̄ sijnre heylighen, die si ons ghelaten 21hebben op dat wi hem volghen, ende dat vererighen dat si 22beseten hebben. Dien dit rike der Scriſturen ghetoent wert

[pagina 259]
[p. 259]

1van Gode, hi versteet die Scrifture te rechte; nochtan en 2verstaet hi niet wel, mach ghescienGa naar voetnoot(1), alle die behendighe 3sinne diere in vallenGa naar voetnoot(2): mer dies en is gheen noot. Mer hi 4verstaet afleyden en̄ toeleyden, en̄ alsoe kint hi alle waerheitGa naar voetnoot(3), 5want daer in sijn alle doechde ende ondoechde besloten. 6Hy kent oec wel die stemme der vremder die herden 7scinen, ende roveren en̄ mordenaren sijn: dat sijn die de 8Scrifture ongelijc den heylighen ontbinden, ende die ongelije 9den heilighen sijn van haren levene. Dat sijn alle die ghene 10die afleiden van dogheden, en̄ tijteliken dinghen meer soeken 11dan der menschen salicheit: die sijn vremde ende niet herdenGa naar voetnoot(4). 12Mer dit rike sal volbracht werden van Gode en̄ vanden 13goeden menschen, datsGa naar voetnoot(5) ene sillabe niet achter bliven en 14sal in woerden en̄ in werken, en̄ in allen doechden.

15Dit is dat rike der Scrifturen, dat wi volvoeren selen, 16want het is ghevloten ute den heylighen Gheest, overmits 17Christum ende sine heylighen. Die Scrifture sal vergaen; mer 18die waerheit sal ewich bliven. Die gheleerde behendighe 19mach die Scrifture claerlie ontbinden, overmits volheit der 20Scriſturen ende behendicheit sijns verstennissen, ende langhe 21gheoefenheit inder scolenGa naar voetnoot(6), nochtan dat hi sonder die 22gracie Gods isGa naar voetnoot(7); mer die vrucht ende die soeticheit diere

[pagina 260]
[p. 260]

1in verborghen is, die en mach hi niet ghesmaken sonder die 2godlike minne. En̄ hier omme werdet dat rike der Scrifturen 3den minnenden ghetoent, op dat si der heyligher Scrifturen 4ghelije leven, en̄ der soeticheit en̄ der vrucht ghesmaken in 5tijt en̄ in ewicheit. Want doechde en̄ troest van binnen, en̄ 6hope des ewichs levens, dat is dat rike Gods dat verborghen 7is inder Scrifturen, dat vertoent wert den minnenden, dies 8die vremde niet ghesmaken en moghen met gheenre const 9noch behendicheiden sonder die gracieGa naar voetnoot(1) Gods.

voetnoot(5)
praeclaris hominibus, zegt Surius.
voetnoot(1)
Dit is misschien of masschien analytisch uitgedrukt. Zie Huydecoper op Stoke, II, bl. 380, alsmede de oude werken der Maetschappy van Leyden, in-4o, I, bl. 118.
voetnoot(2)
Sur. quanquàm fieri potest, ut earum subtiles sensus omnes non assequatur.
voetnoot(3)
Sur. Ea autem quae à Deo vel abducant, vel ad Deum addueant, satis intelligit, atque eo ipso omnem perspicit veritatem.
voetnoot(4)
Sur. meritoque inter alienos, et non inter pastores numerandi sunt.
voetnoot(5)
Versta dat des of daervan.
voetnoot(6)
Sur. Qui docti et acuti sunt, scripta divina, tum quòd memoriam illis refertam habeant, tum ob intellectûs et ingenii perspieaciam, tum etiam ob multam in scholis exercitationem, planè ac dilucidè explicare quidem possunt.
voetnoot(7)
Sur. etiamsi divinae charitatis et gratiae expertes sint.
voetnoot(1)
D. hwalyk, gave.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken