Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Viermaal vier (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Viermaal vier
Afbeelding van Viermaal vierToon afbeelding van titelpagina van Viermaal vier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

Scans (13.74 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Viermaal vier

(1968)–Imre Sardane–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 14]
[p. 14]

3

Buiten ontplooiden de vlaggen van alle naties lusteloos hun kleuren in een lauw, tochtig voorjaarswindje. Het zonlicht was nevelig, vochtig. Je voelde iets in je beginnen te botten. Ik haastte mij naar de auto, die ik op een gereserveerd parkeerterrein had laten staan.

Een blinde muur van een van de gebouwen weerkaatste het hoge, nasale geluid van een straalvliegtuig dat over de startbanen taxiede. Ik telde de lege plaatsen op het parkeerterrein. Ik hinkstapte over de kalkstrepen waar geen auto's stonden.

Onder het wegrijden lurkten de uitlaten of ze een imitatie ten beste wilden geven van het opgewonden, lacherige gedoe, dat ik uitentreure kende van de cocktailpartijen en fuifjes met al dat opgeschroefde, snoeverige stemgedruis. Als ik terugschakelde, hoorde je de lachsters gieren. Het was een snerpende karikatuur van Alfs activiteiten.

 

Ik reed het perk rond. Het geluid van de uitlaten ging te loor in het gespetter van het grind. Een ratelende ruk aan de handrem en het was stil. Ik bleef even zitten. Ineens stond het besluit bij mij vast. Ik was niet van plan dit op mij te laten zitten. Het was het zoveelste onberaden, overhaaste besluit van de lichtgeraakte Alf.

Ik liep het huis in en de trap op. Roel was mijn koffers aan het pakken, geassisteerd door Lousje.

‘We gaan niet naar Frankfurt. Pak die boel maar weer uit.’

Roel vertrok in zulke situaties geen spier. Hij permitteerde zich hoogstens iets van een kuchje of een zucht. Jarenlang was hij chauffeur bij het internationale vrachtvervoer geweest. Daarvan was weinig meer te merken, alleen in zulke momenten. Hij stond er dan bij zoals hij in die tijd langs de grote verkeerswegen bij ontelbare slippartijen en frontale botsingen gestaan had na zijn eigen vrachtwagen-combinatie veilig langs de berm geparkeerd te hebben en uitgestapt te zijn.

[pagina 15]
[p. 15]

Ritsie mocht mij een groot kind vinden, Roel beschouwde mij meer als een dergelijk soort ongeluk, waarbij hij de helpende hand moest bieden, als je het mij vraagt. In ogenblikken als deze placht hij de ravage vrij onaangedaan te bezien, haast wat verveeld, om het reddingswerk dan onverwijld te beginnen. Een beetje triomfantelijk, een beetje al te ernstig deed hij het nodige. Het schonk hem een zekere voldoening.

Hij had al begrepen hoe laat het was. Hij kende de verschijnselen. Het begon met de telefoon. Ik was voor niemand thuis. Terwijl hij allerlei verhalen ophing aan de telefoon, ijsbeerde Alf gekweld en opgejaagd door het huis. De situatie werd meestal al spoedig onhoudbaar. Alf voegde de daad bij het woord. Hij verdween spoorloos. Hij was werkelijk niet langer thuis.

 

Ik ging in zulke buien niet op reis. Op reis kom je altijd bekenden tegen. Hoe dat komt is niet duidelijk. Maar het is een feit.

Ik schooierde doodeenvoudig rond in de buurten van onze stad waar je als normaal mens nooit een voet zet. Geen mens die je daar kende. Niemand lette op je. Je was er veiliger dan op de Kaap Verdische eilanden of in de Caraïbische Zee. Het ging van buurtcafé naar buurtcafé. Buiten had je het doolhof van straten, van braakliggende bouwterreinen, van schuttingen. De binnenkomers wreven zich in de handen. De ballen op het biljart klikten tegen elkander. De kaartspelers mepten met hun knokels op tafel. Verkleumde handelsreizigers beproefden urenlang hun geluk aan de gokautomaten. Buiten was het altijd goor en kaal en kil. Je zat daar maar te zitten.

Soms keek zo'n café uit op de schutting van een bedrijf van een vriend van mij. Ik genoot bijzonder van zo'n uitzicht. Ik ging er speciaal heen om er van te genieten. Een vlieg zoemde achter de glasgordijnen. Het genot dat ik smaakte, ging dat van een verre reis te boven. Het had iets van een ruimtevaart. Je hing tussen twee werelden.

Ik was niet bang mijn vriend tegen te komen. Hij verplaatste zich per auto. Hij keek niet naar buiten. Hij zag

[pagina 16]
[p. 16]

deze wijken niet. En stel dat hij mij zag! Hij zou zijn ogen eenvoudig niet geloven. Denk maar niet dat je in die wijken van onze stad, in die witte plekken, in dat terra incognita van onze stad ooit éen van je vriendinnen tegen het lieve, geparfumeerde lijf zou lopen. Die draaiden in hun eigen kringetje rond tot ze dat merkwaardige, kokhalzende kukeleku-geluid, dat van elke betekenis ontbloot was, gingen uitstoten.

 

Tijdens zo'n uithuizige bui in een koffiehuis aan de zelfkant van de stad, waar de vrachtauto's op het kolengruis dubbel geparkeerd stonden voor de ramen, had ik Roel opgeduikeld. Binnen zaten de chauffeurs aan de koffie en gunden hun ogen eindelijk rust. Roel had meer dan genoeg van de autobanen, de eenzame bermen, de grensposten, de douanepapieren. Ik bood hem de betrekking aan. Hij bracht het grote huis, waarin ik nog steeds bivakkeerde, op verwonderlijke wijze op orde. Hij deed het spelenderwijs. Het had iets van een komedie die hij opvoerde waarvoor hij de kostuums en de kamermeisjes kieskeurig uitkoos. Mijn persoon was tot op zekere hoogte slechts het minder belangrijke voorwendsel tot de pret.

 

Ik trok Roel mee naar de overloop. Je had daar een zitje. In de diepte zag je de hal met het harnas. Ik legde hem in het kort uit wat ik van plan was. Hij had zijn roze streepjesvest aan. Hij speelde bij wijlen zijn rol zo fervent, zo ostentatief dat hij zelf zoek scheen en een soort robot werd. Sommige van mijn vriendinnen konden niet tegen deze hevigheid. Ze waren bang voor hem.

Hij knikte ernstig. Hij vertrok geen spier. Op het toneel is van alles mogelijk. Hij begreep dat ik de ex-privé-secretaresse en godin der liefde wel eens ontmoeten wilde.

‘Waarom is meneer Krag niet naar de politie gegaan?’

‘Wie zegt dat hij het niet gedaan heeft? Overigens, er zijn van die zaken waar je beter de politie niet inhaalt. Dit zou er wel eens zo een kunnen zijn. Trouwens de politie...’ Hij knikte nogmaals. Hierover waren wij het wel eens. Tot de zoete wraak, die hij genomen had op de autobanen

[pagina 17]
[p. 17]

en de logge mastodonten en de voorbij jakkerende luxewagens, die hem het leven zo lang zuur gemaakt hadden, behoorden ook mijn sportwagens. Hij zocht ze voor me uit. Maar zulke wagens zijn niet gemaakt voor laag bij de grondse verkeersregels. Als je je aan de verkeersregels houdt met dergelijke auto's, zit je voortdurend in een te hoge of een te lage versnelling. Dat kun je zo'n motor niet aandoen! Maar de politie in onze stad wilde dit niet begrijpen. Wij hadden beiden veel onbegrip bij de politie ontmoet.

‘Dat is zeker waar!’

Toen ik aankondigde dat ik hoogstwaarschijnlijk wel een paar dagen onder water zou blijven, werd zijn gezicht helemaal een mombakkes. Hij vond het prachtig het huis voor zich alleen te hebben. Hij bleef met alle plezier op zijn post. Hij bedacht de nodige excuses. Hij nam de telefoon aan. Hij nam de hele komedie voor zijn rekening. Hij was een soort tweede ik van me, waardoor ik zelf mijn gang kon gaan.

Ik keek naar het idiote harnas beneden in de hal. Lousje verscheen in de slaapkamerdeur. Ze liep de brede trap af met de loper, die het bestijgen en afdalen akelig geluidloos in zijn werk deed gaan behalve wanneer je tegen de platte, koperen roeien schopte zoals ik als kind zoveel had gedaan. Wij volgden de bewegingen van de strik waarmee zij het schortje omgebonden had of ze een bonbonnière was om uit te snoepen. Het profiel van Roel was streng, bijna zegevierend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken